Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording kamervragen betrokkenheid Ned. CG Rio de Janeiro bij strafontloping door in Brazilië veroordeelde Ned. kinderpornohandelaren

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag |
|Directie Consulaire Zaken
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |27 oktober 2005                     |Behand|DCZ/CJ               |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DCZ-131/05                          |Telefo|070-3485306          |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |                                    |Fax   |070-3484339          |
|Bijlag|                                    |                             |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Beantwoording vragen van de leden   |                             |
|t     |Karimi en Vos  over de betrokkenheid|                             |
|      |van het Nederlandse                 |                             |
|      |consulaat-generaal te Rio de Janeiro|                             |
|      |bij de strafontloping door in       |                             |
|      |Brazilië veroordeelde Nederlandse   |                             |
|      |kinderpornohandelaren               |                             |
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Justitie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Karimi en Vos over de betrokkenheid van het Nederlandse consulaat-generaal te Rio de Janeiro bij de strafontloping door in Brazilië veroordeelde Nederlandse kinderpornohandelaren en de op handen zijnde rechterlijke procedure van de betrokken slachtoffers tegen het Koninkrijk der Nederlanden. Deze vragen werden ingezonden op 23 september 2005 met kenmerk 2050600170.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Donner, minister van Justitie, op vragen van de leden Karimi en Vos (Groen Links) over de betrokkenheid van het Nederlandse consulaat-generaal te Rio de Janeiro bij de strafontloping door in Brazilië veroordeelde Nederlandse kinderpornohandelaren en de op handen zijnde rechterlijke procedure van de betrokken slachtoffers tegen het Koninkrijk der Nederlanden.

Vraag 1
Herinnert u zich uw beantwoording van eerder gestelde schriftelijke vragen terzake de betrokkenheid van het Nederlandse consulaat-generaal te Rio de Janeiro bij strafontloping door in Brazilië veroordeelde Nederlandse kinderpornohandelaren?

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Is het waar dat de betrokken slachtoffers van deze kinderpornohandelaren een rechterlijke procedure starten tegen het Koninkrijk der Nederlanden?

Antwoord
Tot op heden hebben noch het Ministerie van Buitenlandse Zaken, noch de Ambassade in Brasilia, noch de Consulaten-Generaal in Rio de Janeiro en Sao Paulo stukken bereikt waaruit blijkt dat de Staat door de slachtoffers in rechte is betrokken. Het is mij bekend dat de Braziliaanse mensenrechtenorganisatie Projeto Legal enige tijd geleden een voornemen had tot het aanhangig maken van een civiele procedure tegen de Nederlandse Staat, doch daarvan is tot op heden niets vernomen.

Vraag 3
Deelt u de mening dat de Nederlandse regering als medeverantwoordelijke voor het feit dat de daders op vrije voeten lopen, haar verantwoordelijkheid dient te nemen en haar medewerking dient te verlenen om te voorkomen dat de slachtoffers een gerechtelijke procedure moeten afwachten? Zo ja, bent u bereid om in overleg met de betrokken slachtoffers en/of hun belangenbehartigers te komen tot een minnelijke schikking?

Antwoord
Nee, die mening deel ik niet. Weliswaar hebben beide in eerste aanleg veroordeelde Nederlanders het land kunnen verlaten met reisdocumenten die door de Nederlandse vertegenwoordiging in Rio de Janeiro waren afgegeven, doch dit kan naar mijn opvatting niet in verband worden gebracht met de daarvóór reeds door deze Nederlanders - en niet door de Nederlandse Staat - aangerichte schade aan de slachtoffers. Er is geen rechtstreeks verband tussen de betreffende slachtoffers en de Nederlandse Staat. Het ligt derhalve naar mijn oordeel niet in de rede om in overleg met de betrokken slachtoffers en/of hun belangenbehartigers te komen tot een minnelijke schikking. De slachtoffers zouden kunnen overwegen een civiele claim aanhangig te maken tegen de twee genoemde Nederlanders.

Vraag 4
Wat is de uitkomst van uw onderhoud met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om te onderzoeken of het aanbeveling verdient de wettelijke basis voor de thans bestaande instructie aan de posten op het punt van de uitgifte van (nood)reisdocumenten te expliciteren?

Antwoord
Het onderhoud heeft nog niet plaatsgevonden, maar zal binnenkort worden gestart. Daar het hier wetgeving betreft, zal het mogelijk enige tijd duren voordat over de uitkomst van het onderhoud voldoende duidelijkheid bestaat.


---- --