Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Ministerie van
Buitenlandse Zaken Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Postbus 20061 Postbus 90801
2500 EB 's-Gravenhage 2509 LV 's-Gravenhage
Telefoon 070-3486486 Telefoon 070-3334444

Aan:
de Voorzitter van de
Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Plein 2
's-Gravenhage

Uw Brief Uw Kenmerk Ons nummer Datum
DAO-716/05 27 oktober 2005 2005

Hierbij bieden wij u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Bommel (SP) over de situatie in Birma/Myanmar naar aanleiding van het besluit van Global Fund van de VN. Deze vragen zijn ingezonden op 7 september 2005 met kenmerk 2040520930.

Tevens bieden wij u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Douma, Koenders en Samsom (allen PVDA) over de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) aan. Deze vragen zijn ingezonden op 14 september 2005 met kenmerk 2040521160.

De Minister van Buitenlandse Zaken,Dr. B.R. Bot
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne van der Hoeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de heer De Geus, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en mede namens mevrouw Van Gennip, staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van het lid Van Bommel (SP) over de situatie in Myanmar / Birma naar aanleiding van het besluit van het Global Fund van de VN.

Vraag 1
Is het besluit van het Global Fund van de VN, naar aanleiding van reisbeperkingen van medewerkers, om haar werkzaamheden bij de bestrijding van HIV/AIDS, tbc en malaria in Birma stop te zetten definitief? Zo ja, deelt u de mening dat het regime in Birma zich in toenemende mate isoleert van internationale organisaties? Deelt u de mening dat dit de noodzaak tot sancties tegen het regime vergroot? Indien neen, waarom niet? 1)

Antwoord
Als gevolg van beperking door het Birmese regime van de bewegingsruimte voor de medewerkers van het Global Fund, heeft deze organisatie zich genoodzaakt gezien om het lopende programma in Birma te beëindigen. Door deze beperking kon het Global Fund niet meer voldoen aan de strikte voorwaarden die het Global Fund aan zijn programma's stelt.

Het Birmese regime heeft in de afgelopen tijd een aantal maatregelen genomen die het werken voor internationale organisaties en NGO's moeilijker maakt. Vooralsnog blijft het mogelijk humanitaire hulp te bieden.

Het EU-beleid ten aanzien van Birma, zoals verwoord in het Gemeenschappelijk Standpunt, kent een combinatie van maatregelen, waaronder specifieke gerichte sancties. Artikel 5 van het Gemeenschappelijk Standpunt voorziet in de mogelijkheid humanitaire hulp te blijven bieden. Aanscherping van de sancties zou het uitgebalanceerde sanctiebeleid in het EU-beleid kunnen verstoren.

De regering heeft vernomen dat een aantal VN-organisaties en bilaterale donoren voornemens is een 'technical task force' op te zetten teneinde te bezien hoe de activiteiten met betrekking tot HIV/AIDS, malaria en tbc in Birma kunnen worden voortgezet. De regering zal deze ontwikkelingen volgen.

Vraag 2
Deelt u de mening dat het gezien de politieke situatie in Birma nodig is deze situatie op de agenda van de Veiligheidsraad te krijgen en de Veiligheidsraad een prominente Birma gezant te laten benoemen?

Antwoord
De regering zou het toejuichen als de VN Veiligheidsraad de zorgwekkende politieke en mensenrechtensituatie in Birma op de agenda zette. Zoals echter reeds eerder gesignaleerd is de kans daarop klein zolang de Volksrepubliek China zich tegen agendering verzet. Nederland en de EU hebben, bij herhaling steun uitgesproken voor de Speciaal Gezant van de Secretaris-Generaal van de VN voor Birma, Tan Sri Razali Ismail, sinds diens benoeming op 1 april 2000. Nederland en de EU blijven aandringen op spoedige toelating van de heer Tan Sri Razali Ismail tot Birma. Tevens hebben Nederland en de EU steeds gepleit voor toelating tot Birma van de Speciaal Rapporteur van de Commissie voor de Rechten van de Mens.

Vraag 3
Bent u bereid met het oog op de top tussen de EU en China, begin september 2005, in deze top de Chinese rol met betrekking tot Birma aan de orde te stellen? Indien neen, waarom niet?

Vraag 4
Bent u bereid de Chinese regering te wijzen op de negatieve gevolgen van de grote hoeveelheden illegaal gekapt Birmees hout dat naar China wordt uitgevoerd? Indien neen, waarom niet?

Antwoord
Tijdens de Top-ontmoeting met China op 5 september jl. is van de zijde van de EU de situatie in Birma aan de orde gesteld en is China gevraagd zijn politieke invloed uit te oefenen ten gunste van politieke verandering in Birma. Hoewel China van mening is dat het proces van democratisering in Birma een interne aangelegenheid is, heeft China toegezegd de Birmese autoriteiten de boodschap over te brengen van de noodzaak van democratisering en nationale verzoening. De EU en China hebben in de na de Top uitgegeven gemeenschappelijke verklaring afgesproken samen te werken om illegale houtkap in de Aziatische regio tegen te gaan.

Vraag 5
Bent u op de hoogte van de voortdurende berichten over dwangarbeid en andere mensenrechtenschendingen in het gebied van de Yadana-gaspijpleiding, waarin de Franse oliemaatschappij Total deelneemt in een consortium met onder andere het Birmese staatsbedrijf Myanmar Oil and Gas Enterprise (MOGE), in Zuid-Birma? 2) Bent u bekend met de berichten dat Total geïnteresseerd is in nieuwe gaswinningsprojecten in Birma? 3)

Vraag 6
Is het u bekend dat diverse mensenrechten- en milieuorganisaties beschuldigingen hebben geuit ten aanzien van de medeverantwoordelijkheid van Total bij mensenrechtenschendingen en milieuschade die direct en indirect het gevolg zijn van de aanleg, het onderhoud en de beveiliging van de Yadana-pijpleiding in Birma?

Antwoord
Ja.

Vraag 7
Bent u bekend met de kritiek van Birmese oppositionele groeperingen en mensenrechtenorganisaties dat Total, vanwege haar investeringen in Birma, grote invloed heeft op het Birma-beleid van de Franse regering? Deelt u de mening dat hierdoor de gehele Birma-politiek van de EU al jarenlang wordt verzwakt? Indien neen, waarom niet? 3)

Antwoord
De onderhandelingen binnen de EU over handhaving en aanscherping van economische maatregelen jegens Birma, een jaar geleden, zijn moeizaam verlopen. De regering is er voorstander van dat ook in de olie- en gassector door die maatregelen druk wordt uitgeoefend, maar de mogelijkheden daartoe lijken niet groot, gezien het beginsel van unanimiteit bij de besluitvorming.

Vraag 8
Bent u bereid om, gelet op de gevolgen voor mens en milieu, alsmede de grote inkomsten van de Birmese militaire dictators uit het Yadana-gaswinningsproject, de onwenselijkheid van eventuele nieuwe investeringen door Total in Birma aan te kaarten bij het bedrijf en/of de Franse regering? Zo ja, op welke wijze? Indien neen, waarom niet? Bent u bereid om de zorg over de voortdurende mensenrechtenschendingen en milieuschade in het Yadana-pijpleidinggebied over te brengen aan Total, bijvoorbeeld via de Franse regering? Indien neen, waarom niet?

Antwoord
Zoals bekend geven de ministeries van Economische Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Buitenlandse Zaken uitvoering aan het Nederlandse ontmoedigingsbeleid inzake Birma. De Nederlandse regering ontmoedigt Nederlandse economische activiteiten in dit land. Nederlandse bedrijven kunnen door de regering worden aangesproken op hun gedrag in Birma. Dit is meerdere keren gebeurd in het verleden, bijvoorbeeld in januari 2004 toen de Staatssecretaris van Economische Zaken Nederlandse reisorganisaties wees op het overheidsstandpunt inzake economische activiteit in Birma. Daarnaast is het kabinetsbeleid om maatschappelijk verantwoord ondernemen actief te promoten onder het bedrijfsleven. Bij internationaal ondernemen vormen de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen de leidraad.
De regering acht het niet haar taak om Franse bedrijven aan te spreken op hun gedrag in Birma op basis van ons ontmoedigingsbeleid. Wel vragen wij in EU-, IAO- en in OESO-verband keer op keer aandacht voor de situatie in Birma.

Vraag 9
Bent u bereid om u binnen de EU in te zetten om de beperkte economische sancties die de EU in oktober 2004 tegen Birma heeft ingesteld uit te breiden naar voor het Birmese regime van levensbelang zijnde sectoren, in het bijzonder sancties gericht tegen de door de junta geëxploiteerde export van grondstoffen als aardgas, hout en edelstenen (inclusief een verbod op samenwerking tussen Europese bedrijven met het Birmese staatsbedrijf MOGE en een importverbod van met name hout in de EU)? Indien neen, waarom niet?

Antwoord
Aanscherping van economische sancties tegen Birma zonder een daaraan ten grondslag liggende resolutie van de VN Veiligheidsraad zou de Europese Unie mogelijk in conflict brengen met de WTO. Ten aanzien van hout en edelstenen bestaat het probleem dat de origine van deze producten moeilijk kan worden vastgesteld. Mede gezien de gebrekkige grenscontroles in bepaalde delen van Birma en de aanwezigheid van identieke producten in Birma's buurlanden, zou de effectiviteit van een uitbreiding van sancties gericht op de export van hout en edelstenen minimaal zijn.

Een verbod op samenwerking van bedrijven uit de lidstaten van de Europese Unie met de Myanmar Oil and Gas Enterprise (MOGE) vergt een unaniem besluit. De haalbaarheid daarvan, die op voorhand niet hoog mag worden ingeschat, is de regering bereid te onderzoeken.

1) "Aids organisation to leave Burma", 19 August 2005, zie http://news.bbc.co.uk/2/hi/asia-pacific/4166418.stm en "Burma urges UN aid fund to stay" 23 augustus 2005; zie http://news.bbc.co.uk/2/hi/asia-pacific/4175760.stm.
2) Zie bv. Kaowao News Group, 4 juni 2005 en Earth Rights International in een brief aan ChevronTexaco d.d. 25 april 2005
3) Zie bv. Total Denial Continues (Earth Rights International, 2000), Totalitarian Oil: Fuelling the Oppression in Burma (Burma Campaign UK, 2005) en Total Totalitair (Burma Centrum Nederland, 2005)

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, de heer De Geus, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en mede namens mevrouw Van Gennip, staatssecretaris van Economische Zaken op vragen van de leden Douma, Koenders en Samsom over de IAO.

Vraag 1
Bent u op de hoogte van de in het verslag van de 93e conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) opgenomen conclusies van de 'Governing Body' over de ontwikkelingen inzake gedwongen arbeid in Birma/Myanmar?

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Kunt u, naar aanleiding van de behaalde oproep van de IAO aan de lidstaten van de IAO hun economische betrekkingen met Birma/Myanmar te heroverwegen, aangeven welke Nederlandse ondernemingen thans nog actief zijn in Birma/Myanmar en wat de aard is van de activiteiten die door die ondernemingen in dit land worden verricht?

Antwoord
Nee. De regering registreert niet zelf welke ondernemingen actief zijn in Birma.

Vraag 3
Is de Nederlandse regering van plan gehoor te geven aan de oproep van de IAO om opnieuw te bezien op welke wijze de economische betrekkingen met Birma/Myanmar moeten worden overwogen?

Antwoord
Om gehoor te geven aan de oproep van de IAO organiseert het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Buitenlandse Zaken op 3 november a.s. een Birma-expertbijeenkomst voor vertegenwoordigers van belangstellende bedrijven. Het doel van de bijeenkomst is te komen tot een brede informatie-uitwisseling tussen overheid, bedrijfsleven, NGO's en sociale partners. Het streven daarbij is de huidige stand van zaken met betrekking tot de Nederlandse relaties met Birma en in het bijzonder de Nederlandse handel met en investeringen in Birma van zoveel mogelijk kanten te belichten en het Nederlandse ontmoedigingsbeleid verder toe te lichten en kracht bij te zetten. De resultaten van de bijeenkomst zullen deel uitmaken van de rapportage aan de Raad van Beheer van de IAO in november van dit jaar.

Vraag 4
Beschikt u, naar aanleiding van de constatering van de IAO dat verschillende landen bij de uitvoering van de eerdere oproep uit 2000 een afwachtende houding hebben aangenomen, over informatie dat andere EU-lidstaten hun economische betrekkingen met Birma/Myanmar sinds 2000 ongewijzigd hebben voortgezet en dat verschillende in de EU gevestigde multinationale ondernemingen, naast Total, nog steeds in Birma/Myanmar actief zijn? Zo ja, welke actie bent u bereid binnen de EU hiertegen te ondernemen?

Antwoord
De regeringen van elk van de lidstaten van de EU valt het toe uitvoeringte geven aan het Gemeenschappelijk Standpunt, ook in de contacten met het bedrijfsleven. De Nederlandse regering doet zulks consequent. Zo bepleit Nederland binnen de IAO volledige naleving van de 8 fundamentele arbeidsnormen evenals van de Verklaring inzake Fundamentele Principes en Rechten op het Werk en haar follow-up mechanisme. Hieronder valt met nadruk ook het afschaffen van alle vormen van dwangarbeid. Tevens wordt binnen de IAO veel waarde gehecht aan corporate social responsability (CSR), ofwel maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), getuige de tripartiete beginselverklaring betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid. De Nederlandse regering heeft zowel binnen EU-, IAO-, als OESO- verband het belang van CSR onderstreept. De promotie van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen is een belangrijk onderdeel van het Nederlands MVO-beleid. Indien nodig zal de overheid Nederlandse bedrijven aanspreken op hun gedrag. Zowel in de Derde Commissie als in de Commissie voor de Rechten van de Mens dient de EU telkens een resolutie in over de situatie met betrekking tot de mensenrechten in Birma/Myanmar teneinde het blijvende karakter van de Europese opstelling te onderstrepen. Daarmee wordt de internationale druk op Birma/Myanmar gehandhaafd.