Het jubileum van de Chrysler Letter Series
(10/28/2005)
Precies 50 jaar geleden introduceerde Chrysler de C-300. Dat bleek de
aanzet te zijn tot een traditie waarbij elk jaar een nieuw model
verscheen, telkens met de aanduiding 300, maar elk jaar met een andere
letter als toevoeging.
Tot en met 1965 verschenen op deze manier niet minder dan elf van deze
âbeautiful brutesâ.
De Chrysler C-300, die in 1955 op de markt kwam was in meer opzichten
een bijzondere auto. Zo was hij voorzien van de eerste Chrysler-motor
met de toen in zwang rakende kopkleppen. Maar wat deze FirePower V8
genaamde motor pas echt bijzonder maakte, waren zijn halfbolvormige
(Hemisferische) verbrandingskamers met centraal geplaatste bougies. De
standaardversie van die motor was al goed voor een vermogen van 180
pk, maar door diverse opvoerwerkzaamheden bedroeg het vermogen van de
versie voor de C-300 maar liefst 304 pk. Daarmee had het relatief
kleine Chrysler ineens de snelste productieauto van het moment â een
top van 200 km/h was in die tijd hoogst uitzonderlijk. Overigens liet
de C-300 ook zien dat hij de krachtigste was. De basis van zijn
uiterlijk was weliswaar de Windsor, maar dan met allerlei âracyâ
elementen zoals een speciale grille en gekruiste wedstrijdvlaggetjes
bij het 300-logo. Maar de sportiviteit zat ook van binnen: gezeten in
de met leer beklede stoelen, wisselden kenners blikken van
verstandhouding na het zien van de 150 mp/h-aanduiding (240 km/h) op
de teller.
Van een auto als deze, verwachtte Amerika nog maar één ding:
deelname in races. Daar ontpopte de C-300 zich als de automobiele
reïncarnatie van Julius Ceasar: hij kwam, zag en won bijna elke race
waaraan hij deelnam.
De PK-race
Met de C-300 had Chrysler de toon was gezet. In zekere zin was de
C-300 zelfs de aanstichter van de automobiele evenknie van de
wapenwedloop: de PK-race. Uiteraard deed Chrysler daar zelf ook aan
mee. En daarom had de 300 B, die de C-300 in 1956 opvolgde al een tot
6,4-liter vergrote V8 met een vermogen van 350 pk. Maar ook op andere
fronten ging deze auto met zijn tijd mee. Zo kreeg hij staartvinnen en
hij was van minder chroom voorzien dan zijn voorganger. Dat zorgde
voor basic en racy uitstraling. Die kon de 300-B overigens prima
hebben, want ook dit model was weer een succesnummer op de circuits.
Einde racecarrière
Toch kwam het einde van de racecarrière van de 300-modellen in zicht.
De 300 C van 1957 had weliswaar een motor met 375 pk (top: 230 km/h)
en er was zelfs een race-uitvoering met 390 pk (top: 240), maar ook in
die tijd was âlifestyleâ aan verandering onderhevig. Dat betekende
onder meer de komst van cabrioletmodellen in de 300-serie, maar het
karakter van de krachtige modellen ging ook steeds meer ârichting
comfortâ. Ook al omdat de autofabrikanten van hogerhand werden
opgeroepen om minder nadrukkelijk met de racerij bezig te zijn.
Glamour
En dus ontwikkelde de 300-serie zich steeds meer tot een
âprestige-carâ. De 300 D uit 1958 had traditiegetrouw weer meer
vermogen dan zijn voorganger (380 pk),
maar de focus kwam ook uiterlijk op andere zaken te liggen. Zo deed de
panoramische voorruit zijn intrede. Die werd in die tijd als uitermate
âglamourousâ beschouwd. Ook op technisch gebied maakte Chrysler grote
stappen: de 300 D was de eerste auto van het merk met een variabele
stuurbekrachtiging. Overigens was de 300 D het laatste model dat met
de HEMI V8 werd geleverd: de grenzen van de ontwikkeling waren
bereikt.
Tussenmodel
De opvolger van de HEMI V8 was de Golden Lion V8. Deze gigant had een
inhoud van maar liefst 6.769 cm3 en een vermogen van 380 pk. Toch
hadden de klanten moeite met deze motor omdat hij veel conventioneler
van opzet was dan de HEMI. Gek genoeg maakten een betere
betrouwbaarheid en dito prestatiecijfers in eerste instantie maar
weinig indruk. En dus bleef de 300 E uit 1959 waarin deze motor
debuteerde een uitermate zeldzame verschijning. Daardoor kregen
vooruitstrevende nieuwe vindingen als ademende leren bekleding,
draaibare voorstoelen (om de instap te vergemakkelijken) en
automatische koplampdimmers (om tegenliggers niet te verblinden) ook
niet de aandacht die ze verdienden.
Nieuwe stijl en het verdwijnen van de vinnen
In 1960 kwam de Chrysler 300 F. Zijn uiterlijk week sterk af van dat
van de voorgangers. Vooral zijn staartvinnen waren op zijn minst
indrukwekkend. Toch was de vinnenmode over zijn hoogtepunt heen. De
300 G uit 1961 had ze nog, maar daarna was het gedaan met dit
opmerkelijke stijlkenmerk dat naar verluidt zijn oorsprong vond in de
race om de ruimte, die Amerika en de toenmalige Sovjet Unie net hadden
ingezet.
Inmiddels had de Golden Lion motor de grens van 400 pk bereikt en via
inschrijvingen van privé-teams maakten diverse 300-modellen hun
rentree op de circuits. Op de fameuze Daytona speedway reed een 300 F
alle snelheidsrecords aan diggelen.
U vraagt, wij draaien
De Letter Series-Chryslers waren tekenend voor hun tijd: de
Amerikaanse consument wilde in die periode gewoon ieder jaar wat
nieuws. En omdat de consument vroeg, draaide Chrysler. Het succes
maakte echter ook wat overmoedig. Chrysler âplakteâ het 300-label ook
op een middenklasse model en dat bleek een gevoelige fout: de Letter
Series-uitvoeringen stonden immers voor het beste, het grootste en het
mooiste dat Chrysler te bieden had. De 300 H uit 1962 (zonder vinnen)
was weliswaar een waardig Letter Series-representant, maar hij moest
het wegdek inmiddels delen met identiek ogende modellen met een
vermogen van âslechtsâ 300 pk.
Automobiele inflatie
Deze vorm van automobiele inflatie zette door bij de volgende
modellen. Omdat er ook geld verdiend moest worden, kwam er steeds meer
nadruk te liggen op de letterloze 300-modellen. De Letter
Series-varianten werden steeds meer âslechtsâde topmodellen van de
reeks. Doordat ze hun bijzondere status kwijt waren, slonken de
verkopen. Ondanks het feit dat de 300 J uit â63 door de pers nog werd
omschreven als âthe best all-round road performance Chrysler ever
built,â werden er maar 400 van gemaakt
Credits en badge-engineering
Toch beleefden de Letter Series in 1964 een opmerkelijke opleving:
dankzij een forse prijsverlaging (inclusief versoberde uitrusting) en
een plotselinge belangstelling voor âmusclecarsâ, liep Amerika in 1964
warm voor de 300 K. Chrysler werd door het publiek gezien als dé
pionier op het gebied van de musclecars en kreeg in de vorm van hoge
verkoopaantallen daarvoor ook de âcreditsâ. Desondanks zette de
inflatie door: de 300 K was nu ook leverbaar met de slechts 300 pk
leverende V8 â badge-engineering dus.
De 300 L uit 1965 was de laatste uit een illustere reeks van Letter
Series Chryslers. Hij had een motor met âslechtsâ 360 pk en daardoor
prestaties die niet in overeenstemming waren met zijn imago. Bovendien
kon een ânormaleâ 300 inmiddels ook opgebouwd worden als een âLâ
waardoor de noodzaak om die versie als zodanig te bestellen verviel.
In die tijd begon de ratio ook de overhand begon te krijgen als het om
autoproductie ging. In dat opzicht had de Letter Series goede zaken
gedaan voor Chrysler: dankzij deze âimagoautoâsâ verkochten ook andere
Chrysler modellen steeds beter.
Modern Times
Nu, ruim vijftig jaar na de eerste Letter Series-Chrysler, is de
legendarische aanduiding 300 C terug. Het is niet toevallig dat die
aanduiding juist op deze Chrysler terecht is gekomen. De 300 C anno
2005 is net als zijn illustere voorgangers groot en zijn prestaties
zijn indrukwekkend dankzij een bijzondere reeks motoren (waaronder
nieuwe HEMI-V8 modellen). Tegenwoordig hoeft âde consumentâ niet meer
elk jaar een nieuw model, maar hij/zij stelt wel prijs op optimaal
comfort, een stijlvol uiterlijk en goede prestaties. Daarbij zijn
economische motieven ook steeds
belangrijker geworden en daarom is de 300 C nu ook leverbaar met
(noblesse oblige) een zeer geavanceerde V6 dieselmotor. De 300 C van
2005 beschikt weliswaar over nieuwe en eigentijdse âingrediëntenâ,
zoals de Touring-carrosserie, maar Chrysler heeft ze net als toen wel
verwerkt tot een Beautiful Brute die in alle opzichten een
onweerstaanbare aantrekkingskracht heeft. Dit maal niet alleen in
Amerika, maar wereldwijd.
AutoRai