Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording Kamervragen Straub en Tjon-A-Ten over veroordeling door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4
Den Haag

Directie Juridische Zaken
Afdeling Internationaal Recht
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag

Datum28 oktober 2005BehandeldRoeland Böcker

KenmerkDJZ/IR-232/05Telefoon+31(0)70-3484898

Blad1/1Fax+31(0)70-3485128

Bijlage(n)1roeland.bocker@minbuza.nl

BetreftBeantwoording vragen van de leden Straub en Tjon-A-Ten over veroordeling door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van Nederland.

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Ministers van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en van Justitie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Straub en Tjon-A-Ten over veroordeling door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van Nederland. Deze vragen werden ingezonden op 10 oktober 2005 met kenmerk 2050601210.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Pechtold, minister van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de heer Donner, minister van Justitie op vragen van de leden Straub en Tjon-A-Ten (beiden PvdA) over veroordeling door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van Nederland.

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht 1) over de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens waarin Nederland wordt veroordeeld tot het betalen van 10.000 euro schadevergoeding aan E.M. wegens ernstige schendingen van diens mensenrechten?

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Kunt u inzicht geven in de gronden waarop deze uitspraak berust?

Vraag 3
Kunt u de Kamer inlichten over de omstandigheden waarin de gedetineerde E.M. zich bevond, welke omstandigheden de aanleiding tot de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens waren?

Antwoord
Klager werd op Aruba in 2001 vervolgd wegens mishandeling en gedetineerd in het Korrektie-Instituut Aruba (KIA). Klager heeft in het KIA de adjunct-directeur dermate ernstig mishandeld dat deze niet meer terug kon keren in zijn functie. Hierop is klager zeven maanden in afzondering geplaatst en volgens zijn zeggen zelf mishandeld. De Arubaanse autoriteiten hebben dat laatste altijd ontkend. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft klager een detentie van drieëneenhalf jaar opgelegd in plaats van de vijf jaar die het Hof normaal gesproken gerechtvaardigd achtte, omdat klager aldus het Hof onder onacceptabele omstandigheden gedetineerd was geweest en daarom recht had op compensatie.

Klager diende vervolgens in augustus 2003 een klacht in bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Hij stelde kort samengevat dat hij fysiek was mishandeld door gevangenisbewaarders van het KIA, dat hem de noodzakelijke medische behandeling tijdens detentie werd onthouden, en dat hij onder ontoelaatbare detentie-omstandigheden een groot deel van zijn straf in de isoleercel had doorgebracht.

Het Hof wijst de eerste twee klachten af; de klacht omtrent de detentie-omstandigheden wordt door het Hof echter gegrond verklaard. Het Hof constateert op dit punt een schending van artikel 3 EVRM (verbod op onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing). Het Hof verwijst in dit opzicht naar de lange periode dat klager in eenzame opsluiting heeft verbleven, het feit dat de cel geen adequate bescherming bood tegen de weersomstandigheden en het feit dat deze cel zich bevond op een locatie, vanwaar klager alleen door onnodig lichamelijk lijden de recreatie- en luchtplaats kon bereiken.

Het Hof onderkent weliswaar dat klager met name door zijn eigen gedrag het grootste deel van zijn detentie in een isoleercel zat omdat andere, voor klager meer geschikte, voorzieningen in het KIA niet voorhanden waren; ook wordt gesignaleerd dat de autoriteiten enige maatregelen hebben getroffen om zijn detentieregime te verlichten, maar het Hof acht dit, gelet op de specifieke omstandigheden van het geval, toch onvoldoende. In dat verband wijst het Hof erop dat het Statuut van het Koninkrijk de mogelijkheid biedt dat de executie van vonnissen in de drie landen van het Koninkrijk plaats kan vinden en dat, ondanks een verzoek van klager daartoe, niet is bezien of er in één van de andere landen voor hem een geschiktere detentievoorziening voorhanden was.

Vraag 4
Vond in de inrichting waarin E.M. toentertijd was ingesloten, onafhankelijk toezicht plaats? Zo ja, waaruit bestond dat toezicht? Zo neen, waarom ontbrak dit toezicht?

Antwoord
Het toezicht in het KIA was en is opgedragen aan een Commissie van Toezicht. Zoals ook het feitenoverzicht, opgenomen in de uitspraak van het Hof, moge blijken, heeft klager zich tot deze Commissie gewend en heeft de Commissie op diverse momenten maatregelen genomen.

Vraag 5
Wanneer bent u in kennis gesteld van het feit dat E.M. over zijn verblijf in de inrichting een klacht heeft ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?

Vraag 6
Is na het indienen van de klacht van E.M. onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie een onderzoek naar de omstandigheden waaronder en de behandeling tijdens de detentie van E.M. gedaan? Zo ja, wat waren de bevindingen? Zo neen, waarom heeft een dergelijk onderzoek niet plaatsgevonden?

Antwoord
De klacht werd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bij brief van 19 februari 2004 aan de Regering voorgelegd. Het Hof verzocht daarbij antwoord op de vraag of klager was blootgesteld aan foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, alsmede op de vraag of klager een effectief rechtsmiddel op nationaal niveau was onthouden. Deze vragen werden door de Nederlandse Agent bij het Hof per faxbericht van 24 februari 2004 voorgelegd aan het Ministerie van Algemene Zaken van Aruba. Na het inwinnen van informatie bij de Arubaanse autoriteiten zijn door de Agent de "Opmerkingen (observations) van de Regering" opgesteld en voorzien van vierenveertig bijlagen bij brief van 9 juni 2004 toegezonden aan het Hof. Voor wat betreft het gedeelte van de klacht dat uiteindelijk gegrond is verklaard, concludeerde de Regering primair dat klager niet langer kon claimen slachtoffer te zijn van een schending van het EVRM, omdat hij reeds op nationaal niveau voldoende was gecompenseerd (zie onder vraag 3), en subsidiair dat de behandeling waarover hij klaagde hoewel deze zwaar was niet gekwalificeerd kon worden als onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing als bedoeld in het EVRM. De van de Arubaanse regering ontvangen informatie, alsmede het feit dat inmiddels een verbouwing van het KIA in gang was gezet (zie onder vragen 8 en 10) gaven op dat moment geen aanleiding tot het instellen van nader onderzoek vanwege het Koninkrijk.

Vraag 7
Is het u bekend of E.M. de vertegenwoordiging van Nederland in Aruba, die deel uitmaakt van het Nederlandse ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, heeft benaderd met een klacht over zijn behandeling?

Antwoord
Voor zover bekend is genoemde vertegenwoordiging niet door klager benaderd.

Vraag 8
Wat is de huidige staat van de inrichting waarin E.M. toentertijd was ingesloten?

Vraag 10
Welke maatregelen zijn inmiddels genomen om herhaling van een dergelijke behandeling in de toekomst te voorkomen?

Antwoord
De afdeling waar klager gedetineerd was en waarop de kritiek van het Hof zich richt wordt thans omgebouwd voor scholing en vorming van gedetineerden. Daarnaast zijn er, deels met Nederlands geld, twee nieuwe afdelingen ingericht, respectievelijk de Extra Beveiligde Afdeling voor vluchtgevaarlijke gedetineerden en de Individuele Begeleidings Afdeling voor gedetineerden die een speciale behandeling nodig hebben. Ook zijn er veranderingen op managementniveau doorgevoerd. Nederland heeft 25 miljoen Arubaanse guldens aan dit proces bijgedragen, onder andere om te verzekeren dat het KIA aan internationale normen zal voldoen. Inmiddels zijn de mogelijkheden voor een adequate omgang met agressieve en weerspannige gedetineerden als klager aanzienlijk verbeterd. Overigens heb ik, in het kader van het toezicht door het Comité van Ministers van de Raad van Europa op de naleving van Hofuitspraken, bij brief van 5 oktober jl. de Minister-President van Aruba verzocht mij te informeren over reeds genomen en nog te nemen maatregelen ter voorkoming van vergelijkbare EVRM-schendingen in de toekomst. Voor zover daaruit nog aanvullende informatie naar voren zal komen, zal ik deze gaarne onderdeel doen uitmaken van de rapportage over Hofuitspraken, welke ik jaarlijks in januari aan de Kamer zend.

Vraag 9
Wat is uw oordeel over de langdurige eenzame opsluiting van E.M., het feit dat hij lange tijd zijn cel niet zonder te zijn geboeid, kon verlaten en dat hij naar het oordeel van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens buitensporig lang eenzame opsluiting heeft ondervonden ten gevolge van welke slechte behandeling hem geestelijk en lichamelijk schade is toegebracht en zijn menselijke waardigheid is aangetast?

Antwoord
Zoals onder vraag 6 reeds opgemerkt heeft de Regering reeds in haar "Opmerkingen" aan het Hof erkend dat klager een zware behandeling had ondergaan. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba onderkende in zijn vonnis van 14 april 2003 dat de detentiesituatie van klager "de grenzen van het toelaatbare nadert, zo deze niet reeds zijn overschreden" en legde om die reden een aanzienlijk lagere straf op dan het anderszins gerechtvaardigd achtte. Niettegenstaande deze expliciete erkenning van de situatie op nationaal niveau achtte het Europees Hof klager nog immer slachtoffer van een schending van het EVRM, omdat het Gemeenschappelijk Hof zijn erkenning onvoldoende had geplaatst in het licht van het verbod van onmenselijke en vernederende behandeling en bestraffing, als bedoeld in het EVRM. Vervolgens komt het Europees Hof tot de conclusie dat de behandeling van klager wel degelijk dat verbod heeft geschonden. Ofschoon de uitspraak nog niet onherroepelijk is, omdat in beginsel gedurende drie maanden de mogelijkheid van voorlegging aan de Grote Kamer van het Hof openstaat, ben ik van mening dat de uitspraak daartoe geen aanleiding geeft en heb ik ook de Minister-President van Aruba in die zin geadviseerd. Vanzelfsprekend legt de Regering zich bij een einduitspraak van het Hof neer.

Vraag 11
Is het u bekend of naast de klacht van E.M. nog meer klachten over de behandeling in de penitentiaire inrichting in Aruba lopen bij het Europees Hof van de Rechten van de Mens? Zo ja, hoeveel? Betreft het soortgelijke klachten als die van E.M.?

Antwoord
Volgens bij de griffie van het Europees Hof ingewonnen informatie zijn thans geen andere klachten over de behandeling in de penitentiaire inrichting in Aruba aanhangig bij het Hof.


1) ANP-bericht, 29 september jl., 'Europees mensenrechtenhof veroordeelt Nederland'