Ministerie van Defensie

Brieven aan de Kamer

Nieuw evenwicht op koers

28-10-2005 13:57:00

Op 16 september 2003 is met de operatie 'nieuw evenwicht' een van de grootste reorganisaties uit de geschiedenis van Defensie begonnen. Grootscheepse aanpassingen moeten een hernieuwd evenwicht tot stand brengen tussen de omvang, de samenstelling en de uitrusting van de krijgsmacht enerzijds en de beschikbare financiële middelen anderzijds.


* Nieuw evenwicht op koers


Ministerie van Defensie 2
Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
de Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 22
2513 AA Den Haag
Datum 28 oktober 2005
Ons kenmerk D2005004081
Onderwerp Nieuw evenwicht op koers
1. Inleiding
Op 16 september 2003 is met de operatie `nieuw evenwicht'1 een van de grootste reorganisaties uit de geschiedenis van Defensie begonnen. Grootscheepse aanpassingen moeten een hernieuwd evenwicht tot stand brengen tussen de omvang, de samenstelling en de uitrusting van de krijgsmacht enerzijds en de beschikbare financiële middelen anderzijds. Het nieuwe evenwicht moet ervoor zorgen dat de krijgsmacht betaalbaar blijft en dat er voldoende ruimte is voor de benodigde investeringen. Het krijgsmachtbrede investeringspercentage zal de komende jaren worden verhoogd tot minimaal twintig. 'Nieuw evenwicht' behelst een groot aantal maatregelen om de doelmatigheid te vergroten en de exploitatielasten terug te dringen. Het was onvermijdelijk ook operationele capaciteiten te verminderen en infrastructuur af te stoten. De omvangrijke bezuinigingen hebben echter tevens de ruimte geschapen voor de uitbreiding van waardevolle capaciteiten. Overeenkomstig de wens van de Navo wordt hierbij voorrang verleend aan kwaliteit boven kwantiteit: ten koste van de omvang van de krijgsmacht en van het aantal hoofdwapensystemen worden de inzetbaarheid van militairen en de effectiviteit van wapensystemen vergroot.

1 Kamerstuk 29 200 X nr. 4 d.d. 16 september 2003 Pagina 1/15

Ministerie van Defensie

Halverwege de regeerperiode van dit kabinet is het zinvol een tussenbalans op te maken en te bezien hoe ver de operatie 'nieuw evenwicht' is gevorderd. Deze brief begint met een schets van voltooide en nog uit te voeren maatregelen die de inzetbaarheid en het expeditionaire vermogen van de krijgsmacht vergroten. Dan volgt een overzicht van de maatregelen die zijn getroffen om de exploitatiekosten te verminderen, de doelmatigheid te vergroten en de krijgsmacht evenwichtig en betaalbaar te houden. Vervolgens gaat deze brief in op de veranderende samenstelling van het personeelsbestand en op de personele bezetting van de defensieorganisatie. Ten slotte wordt aandacht geschonken aan de bestuurlijke vernieuwingen bij Defensie.
Deze tussenbalans zou onvolledig zijn als wordt voorbijgegaan aan de omgeving van Defensie. Sinds het begin van de operatie 'nieuw evenwicht' heeft de wereld niet stilgestaan en ook tijdens de grootscheepse reorganisatie is de krijgsmacht actief betrokken bij omvangrijke crisisbeheersingsoperaties. Het proces om alle beoogde organisatorische veranderingen te realiseren in combinatie met de bijbehorende onzekerheden en de onafgebroken operationele activiteiten vergt op dit moment het uiterste van de flexibiliteit en het incasseringsvermogen van onze medewerkers. Eens te meer blijkt dat Defensie kan steunen op zeer gemotiveerd personeel dat ook onder veeleisende omstandigheden een voorbeeldige inzet aan de dag legt. Door de inspanningen van heel veel mensen op uiteenlopende plaatsen in de organisatie, zowel in Nederland als in de missiegebieden elders in de wereld, kan de krijgsmacht haar belangrijke werk ook tijdens de verbouwing van de organisatie onverminderd voortzetten. Tijdens de crisisbeheersingsoperaties in Irak en Afghanistan zijn materiële en personele tekorten aan het licht gekomen die tot ongewenste beperkingen in het expeditionaire optreden leiden. Voorbeelden hiervan zijn de groeiende behoefte aan luchttransport- capaciteit, zowel vliegtuigen als helikopters, en specialisten voor de wederopbouw van bestuurlijke instellingen in conflictgebieden. Deze en andere tekorten vergen tussentijdse beleidsintensiveringen. Het gaat hierbij om ruim tweehonderd vte'n. Ook in het kader van de nationale veiligheid wordt steeds vaker een beroep gedaan op schaarse defensiemiddelen.
Pagina 2/15

Ministerie van Defensie

Om aan de toenemende vraag te voldoen, zijn ook hier aanvullende maatregelen nodig. Deze brief zet uiteen op welke specifieke gebieden de komende tijd intensiveringen en aanvullende maatregelen nodig zijn.
2. Een inzetbare en expeditionaire krijgsmacht
Sinds het begin van de operatie `nieuw evenwicht' heeft Defensie tal van maatregelen genomen die de kwaliteit van de krijgsmacht verbeteren en die de inzetbaarheid bij crisisbeheersingsoperaties, ook ver van Nederland, vergroten. Hieronder volgt een overzicht van de stand van zaken.
Een belangrijk onderdeel van de expeditionaire capaciteiten van de krijgsmacht is luchttransport. De ervaringen in nieuwe inzetgebieden wijzen uit dat er zowel behoefte is aan strategisch luchttransport (voor de lange afstand) als aan tactisch luchttransport (in en nabij missiegebieden). Voor strategisch transport is onder meer eind 2004 een derde DC-10 transportvliegtuig aangeschaft. Dit vliegtuig zal waarschijnlijk begin 2007 operationeel inzetbaar zijn. De behoefte aan tactisch transport heeft geleid tot de aankondiging op 19 september 2005 van de verwerving van een derde en vierde Hercules C-130 transportvliegtuig. Deze toestellen kunnen wellicht eind 2006 in gebruik worden genomen. Ten slotte is onlangs de aankoop aangekondigd van vijf Chinook transporthelikopters2, waarvan één ter vervanging dient van een toestel dat eerder is verongelukt.
De effectiviteit en de bescherming van de individuele gevechtssoldaat onder operationele omstandigheden moeten verder worden verbeterd. De afgelopen twee jaar is aanzienlijke vooruitgang geboekt met de voorbereidingen van de introductie van het `Soldier Modernisation Programme' (SMP). Vanaf begin 2006 kan worden begonnen met de invoering van deelsystemen uit dit programma. Om militairen op compounds, in konvooien en tijdens patrouilles te beschermen zijn maatregelen genomen, dan wel in voorbereiding, tegen aanslagen met mortieren en met explosieven die op afstand worden bediend.

2 Kamerstuk 30 300 X nr. 5 d.d. 28 september 2005 Pagina 3/15

Ministerie van Defensie

Voorts zijn in 2005 de eerste lichte bewakings- en verkenningsvoertuigen van het type Fennek geleverd. De laatste volgen in 2008. In 2004 zijn enige basismodules Titaan aangeschaft waarmee een IT-netwerk voor een hoofdkwartier kan worden opgezet dat aan andere netwerken kan worden gekoppeld. De Titaan-modules zijn reeds gebruikt tijdens de operatie in Afghanistan. In het kader van het project 'fysieke distributie' is inmiddels een begin gemaakt met de defensiebrede invoering van de wissellaadsystemen en, daarmee, met de 'containisering' van de logistiek. Het tweede amfibische transportschip Hr.Ms. Johan de Witt zal in 2006 met proefvaarten beginnen en in 2007 volledig operationeel inzetbaar zijn. De Tweede Kamer is onlangs ingelicht over 'de marinestudie 2005'3, die een pakket aan maatregelen behelst om de samenstelling van de Koninklijke marine nog beter af te stemmen op de ontwikkelingen in de internationale veiligheidssituatie. De aanschaf van vier patrouillevaartuigen en de uitrusting van twee LC-fregatten met langeafstandsprecisiewapens van het type Tomahawk zijn hiervan sprekende voorbeelden. De vervanging van het tanker- en bevoorradingsschip Hr. Ms. Zuiderkruis door een defensiebreed ondersteuningsschip dat tevens geschikt is als uitvalsbasis voor Chinookhelikopters vanuit kustwateren betekent een aanzienlijke versterking van het expeditionaire vermogen van de gehele krijgsmacht. Ook in de resterende twee jaar van deze kabinetsperiode zullen aanvullende investeringen worden gedaan in de vergroting van het expeditionaire vermogen van de krijgsmacht. Veel maatregelen vloeien voort uit studies die Defensie vorig jaar heeft verricht en die in het bezit zijn van de Tweede Kamer. Het gaat in het bijzonder om de studies naar een integrale helikoptercapaciteit en naar verdere samenwerkingsmogelijkheden van operationele eenheden.4 In de studie `integrale militaire helikoptercapaciteit' is onderzoek verricht naar de omvang en samenstelling van de helikoptervloot, de aansturing en de vliegveldbelegging. Op grond van deze studie is besloten tot de oprichting van een Defensie Helikoptercommando.

3 Kamerstuk 30300 X nr. 9 d.d. 14 oktober 2005
4 Kamerstuk 29 800 X nr.3 d.d. 20 september 2004 Pagina 4/15

Ministerie van Defensie

Voorts heeft de studie geresulteerd in een uitbreiding van de transporthelikoptervloot, de concentratie van het hoger onderhoud op één locatie en de aanpassing van de behoefte aan NH90-helikopters.
In een defensiebrede studie werden verder de mogelijkheden onderzocht voor samenwerking tussen de Luchtmobiele brigade, het Korps mariniers en het Korps commandotroepen. Deze studie, die integraal met de Kamer is besproken, resulteerde in een aantal maatregelen om de samenwerking tussen deze eenheden te versterken. De aanbevelingen worden in de komende periode onverkort uitgevoerd. 3. Een betaalbare en evenwichtige krijgsmacht
De operatie `nieuw evenwicht' draait niet alleen om reducties, maar ook om kwaliteitsverbetering. In dit kader zijn tal van maatregelen genomen die enerzijds zijn gericht op de herschikking van operationele capaciteiten en anderzijds op vergroting van de doelmatigheid. De uitvoering van deze maatregelen ligt op schema. De verkoop van overtollig defensiematerieel verloopt over het algemeen naar wens. Twee luchtverdedigingsfregatten, twee multipurpose fregatten, vijf mijnenbestrijdingsvaartuigen, dertien maritieme patrouillevliegtuigen en de HAWK PIP III geleidewapensystemen zijn inmiddels verkocht. Grote landwapensystemen, zoals 60 Pantservoertuigen (PRTL- Cheetah), zestig Leopard II gevechtstanks en achttien pantserhouwitsers, staan nog in de verkoop. Met verschillende landen wordt onderhandeld over de verkoop van het `Multiple Launch Rocket System (MLRS), vijf Apache gevechtshelikopters en 29 F16- gevechtsvliegtuigen. Ook de opheffing van defensielocaties in Seedorf, Twenthe, Soesterberg, Ede, Valkenburg, Rhenen en Dongen ligt op schema. Het tijdstip van sluiting van deze locaties hangt vooral samen met de verhuizing van operationele eenheden naar andere, bestaande defensielocaties. Daarvoor worden in Oirschot, Ermelo, 't Harde, Stroe, Garderen, Gilze-Rijen, Volkel, Woensdrecht en de Peel infrastructurele werken uitgevoerd.
Pagina 5/15

Ministerie van Defensie

Er wordt ook een grote inspanning geleverd om de gewenste samenstelling van het personeelsbestand met de bijbehorende kwaliteiten te verkrijgen. Met een migratieplan zal de migratie naar de evenwichtssituatie O = P = F per 1 januari 2007 worden bereikt.5 Met ingang van 1 januari 2007 moeten de defensieonderdelen volledig op de uitvoering van hun taak zijn georganiseerd (O) en volledig zijn gevuld met het daarvoor gekwalificeerde personeel (P) en dit binnen de financiële kaders van de begroting (F). Dan zijn de voornemens uit het regeerakkoord volledig gerealiseerd. Inmiddels zijn dit jaar twee kwartaalrapportages naar de Tweede Kamer gezonden en begin november volgt de derde.6 De migratie ligt op schema: de werkelijk ontwikkeling van de totale formatie verschilt slechts marginaal van de vooraf geplande ontwikkeling. De financiële situatie
De operatie `nieuw evenwicht' werd mede ingegeven door de ongunstige financiële situatie waarin Defensie twee jaar geleden verkeerde. In het licht van het streven naar een betaalbare krijgsmacht is het van belang vast te stellen dat de financiële situatie bij Defensie in de afgelopen twee jaar is verbeterd. Dit geldt zowel voor de realisatie van de financiële taakstelling en de verhoging van het investeringspercentage als voor de verlaging van de exploitatiekosten.
De bezuinigingstaakstelling beloopt in totaal ongeveer 380 miljoen structureel, als onderdeel van een totale ombuiging op de defensiebegroting van 715 miljoen. Deze bezuinigingstaakstelling is vanaf de begroting 2004 over verschillende jaren in het budget verwerkt. Naast de financiële taakstelling zijn tevens de beoogde intensiveringen in het reguliere begrotingsproces verwerkt. Deze maken integraal deel uit van de maatregelen die in het kader van de operatie `nieuw evenwicht' in gang zijn gezet. Het gaat hierbij om terrorismebestrijding, het Europees veiligheids- en defensiebeleid en de verbetering van de inzetbaarheid van de krijgsmacht voor crisisbeheersingsoperaties.

5 Kamerstuk 29 800 X nr. 62 d.d. 11 februari 2005 6 Kamerstukken 29 800 X nr. 62 d.d. 3 mei 2005 en 29 800 X nr. 124 d.d. 13 september 2005 Pagina 6/15

Ministerie van Defensie

Een belangrijke doelstelling van de operatie `nieuw evenwicht' was de komende jaren het defensiebrede investeringspercentage te verhogen tot minimaal twintig. Ter vergelijking: het investeringspercentage in 2003 was 16,1. In het proces dat leidt tot het nieuwe evenwicht is één kalenderjaar, te weten 2004, voorbij. Op basis van de Prinsjesdagbrief 2003 was voor 2004 een investeringspercentage van 18,5 voorzien. Door budgettaire verschuivingen tussen de exploitatie, intensiveringsgelden en verkoopopbrengsten is uiteindelijk in 2004 een investeringspercentage van 19,1 gerealiseerd. De komende jaren zal het investeringspercentage tot boven de 20 stijgen. Hiermee wordt aan de doelstelling van de operatie nieuw evenwicht voldaan.
De taakstellingen en herschikkingen bij Defensie worden zoveel mogelijk verwezenlijkt door de exploitatiekosten structureel te verminderen. Wat de materieelexploitatie betreft zijn de ontwikkelingen positief; in 2004 is deze binnen het budget gebleven en in 2005 zal dat waarschijnlijk ook zo zijn. Wel spelen daarbij factoren een rol waarop Defensie geen invloed kan uitoefenen, zoals de dollarkoers, brandstofprijzen en arbo- en milieuwetgeving. De komende twee jaar zullen de ontwikkelingen op deze terreinen nauwlettend worden gevolgd en zullen zo nodig maatregelen worden getroffen om binnen de budgettaire kaders te blijven. De personeelsexploitatie heeft evenmin knelpunten te zien gegeven. De afgelopen twee jaar hebben generieke personeelsmaatregelen veel effect gehad. Zoals bekend ging het hierbij om uitstroombevorderende en instroombeperkende maatregelen. Vanaf 1 januari 2005 worden uitsluitend nog specifieke, structurele maatregelen getroffen voor de herinrichting van de defensieorganisatie. Dat betekent onder meer dat personele reducties voortaan het directe gevolg van de reorganisaties zullen zijn.
Resumerend kan worden gesteld dat in 2004 en 2005 de financiële kaders voor de materieel- en personeelsexploitatie realistisch zijn geraamd. Defensie kan echter niet op haar lauweren rusten. Het bewaren van het evenwicht tussen de materiële en personele exploitatie en de investeringen zal de komende jaren veel aandacht vergen. Pagina 7/15

Ministerie van Defensie

4. Een gevulde en verjongde krijgsmacht
De personeelsbrief 'verantwoord verkleinen, voortvarend vernieuwen'7 ging nader in op de personele gevolgen van de maatregelen uit `nieuw evenwicht'. Zoals uit de titel blijkt, werden in deze brief twee sporen gevolgd: het verkleinen van het personeelsbestand door middel van de aangekondigde maatregelen en het ­ voor een deel gelijktijdig - vullen van de krijgsmacht met nieuw, jong personeel. Hieronder wordt de stand van zaken geschetst. Over de ontwikkeling van het personeelsbestand in de verschillende categorieën wordt de Kamer ieder kwartaal geïnformeerd. Op dit moment kan, terugkijkend, worden geconstateerd dat de personele reductie voortvarend is uitgevoerd. Reorganisaties vereisen zorgvuldigheid en kosten dus tijd. De financiële situatie in 2003 vereiste echter directe opbrengsten. Daarom is ervoor gekozen om in 2003 en 2004 de instroom te beperken en de uitstroom te bevorderen. Zo kon, vooruitlopend op feitelijke reorganisaties, het personeelsbestand grotendeels op vrijwillige basis worden verkleind. Hierbij is slechts een klein aantal gedwongen ontslagen gevallen. De komende jaren staan in het teken van de verdere verkleining van het personeelsbestand. Om organisatie en personeel weer in evenwicht te brengen - de gewenste volledige vulling van de krijgsmacht, in het bijzonder de operationele eenheden - is het van belang dat in 2005 en 2006 voldoende militairen met een aanstelling voor bepaalde tijd worden geworven. Eind augustus waren 6150 militairen geworven, ofwel 88 procent van de doelstelling voor het volledige jaar 2005. Dit is een bevredigend tussentijds resultaat dat tevens goede vooruitzichten biedt voor de instroom gedurende rest van het jaar en in 2006.
Ten opzichte van de startsituatie 2003 is de totale omvang van het personeelsbestand als gevolg van de reducties én het gelijktijdig op sterkte brengen van het BBT-bestand op 1 september 2005 per saldo afgenomen met circa 8.500.

7 Kamerstuk 29 200 X nr. 5 d.d. 16 september 2003 Pagina 8/15

Ministerie van Defensie

Voordat de instroom van nieuw personeel werkelijk resulteert in de vulling van functies, moet een opleidingstraject worden afgelegd. De ervaring leert dat niet iedere aspirant- militair het einde van de opleiding haalt. Zo nodig zullen de wervingsinspanningen dan ook worden geïntensiveerd om met ingang van 2007 een volledig gevulde organisatie te garanderen.
Er zijn voorts categorieën personeel die op de gehele arbeidsmarkt schaars zijn. Defensie ondervindt daarvan als grote werkgever ook de gevolgen. Naar aanleiding van vragen daarover is de Tweede Kamer nader geïnformeerd over deze specifieke knelpunten.8 Om de tekorten in specifieke categorieën, zoals technisch en vliegend personeel, doelgericht op te heffen, wordt thans onderzocht of het mogelijk is personeel tijdelijk aan te stellen en
- bij krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt - de werving hiervoor te verbreden naar ingezetenen van andere landen in de EU en de Navo. Ook worden de mogelijkheden onderzocht om meer met de markt samen te werken. Concreet gaat het hierbij om competitieve dienstverlening (CDV), publiek-private samenwerking (PPS), uitbesteding en inhuur. Dergelijke samenwerkingsvormen bieden Defensie meer mogelijkheden om schaars personeel in te zetten waar dat het meest gewenst is. Er worden gesprekken gevoerd met marktpartijen over de mogelijkheden van samenwerking en de uitbesteding van ondersteunende diensten van Defensie, zoals de Mechanische Centrale Werkplaats (MCW) en het motorenonderhoud van de F-16 bij het Logistiek Centrum Klu (LCKlu). De Kamer zal over de uitkomsten hiervan in afzonderlijke brieven worden geïnformeerd.
De komende jaren zal het accent liggen op de feitelijk uitvoering van de reorganisaties en, daarmee, het op orde brengen van de formatie. Het zal nog moeten blijken of met het huidige personeelsbestand alle functies in de nieuwe organisatie kunnen worden vervuld. Kortom, niet alleen de omvang, maar ook de samenstelling en de kwaliteit van het personeelsbestand zullen worden aangepast aan de eisen die de nieuwe organisatie stelt.

8 Kamerstuk 30300 X nr. 10 d.d. 14 oktober 2005
Pagina 9/15

Ministerie van Defensie

5. Een vernieuwd bestuur
De bestuurlijke vernieuwing die in 2003 in gang is gezet, is onlosmakelijk verbonden met het streven van Defensie naar een nieuw evenwicht. In overeenstemming met een nieuw besturingsmodel9 bestaat Defensie inmiddels uit zeven nieuwe defensieonderdelen die volgens een nieuwe werkwijze functioneren. De afgelopen twee jaar zijn belangrijke mijlpalen bereikt in het proces van bestuursvernieuwing. Per 1 januari 2005 zijn de bestuursstaf, het Commando Dienstencentra (CDC) en de Defensie Materieel Organisatie (DMO) formeel opgericht. De bestuursstaf komt voort uit het voormalige kerndepartement. In de bestuursstaf zijn naast de reorganisatie van de Defensiestaf en het Directoraat Generaal Economie & Financiën hoofddirecties opgericht voor algemene beleidszaken en voor personeel. Het CDC is begin 2005 ontstaan uit het Defensie Interservice Commando (Dico) en nieuwe dienstencentra, waaronder het Centraal Betaalkantoor Defensie (CBD) en de baten-lastendienst Paresto (de Defensie Catering Organisatie). Ook dienstencentra die de komende jaren nog worden opgericht, zoals het Dienstencentrum Personeel, zullen worden ondergebracht bij het CDC. De DMO is ontstaan door de samenvoeging van de (centrale) hoofddirectie Materieel met de directies Materieel en de bedrijven van de drie krijgsmachtdelen. Zowel de vorming van het dienstencentrum Personeel als de aanpassingen in de DMO gaan gepaard met een groot aantal onderling samenhangende reorganisaties. Het gaat bovendien om de vernieuwing van structuren en werkwijzen en, tegelijkertijd, de vermindering van personeel en tijdens de 'verbouwing' moet de dienstverlening ook nog ongestoord doorgang vinden. Bij dergelijke complexe, defensiebrede projecten bestaat dan ook onherroepelijk het risico van vertragingen. Ook het overleg tussen diensthoofden en medezeggenschap beïnvloedt de snelheid van de reorganisaties en ook hierbij is zorgvuldigheid van groot belang. Bij deelreorganisaties is inmiddels vertraging opgetreden en daar wordt dan ook extra aandacht aan gegeven.

9 Kamerstuk 29 200 X nr. 44 d.d. 17 oktober 2003
Pagina 10/15

Ministerie van Defensie

Per 5 september 2005 zijn het Commando Zeestrijdkrachten, het Commando Landstrijdkrachten en het Commando Luchtstrijdkrachten opgericht. Gelijktijdig met de oprichting van de Operationele Commando's hebben de bevelhebbers hun functie neergelegd. De taken en verantwoordelijkheden van de bevelhebbers en hun staven zijn herbelegd bij de bestuursstaf, het CDC, de DMO en de Operationele Commando's. Na het vervallen van de functie van bevelhebber zijn de drie operationele commandanten hiërarchisch ondergeschikt gemaakt aan de CDS. De versterkte positie van de CDS is ook tot uitdrukking gebracht in de wijziging van de naam van de functie van chef Defensiestaf in Commandant der Strijdkrachten. De opheffing van de krijgsmachtdeelstaven levert een bijdrage aan de doelstelling om in de periode tot 2006 het aantal beleids-, staf- en ondersteunende functies met eenderde te verminderen. De hoofdkwartieren van de drie Operationele Commando's worden buiten de Haagse regio gehuisvest. Het Commando Zeestrijdkrachten wordt gehuisvest in Den Helder, het Commando Luchtstrijdkrachten in Breda, en het Commando Landstrijdkrachten in Utrecht.10
De scheiding tussen beleid, uitvoering, ondersteuning, control en toezicht is de afgelopen twee jaar verder vormgegeven. In overeenstemming hiermee vervult de bestuursstaf de rol van beleidsstaf, terwijl de Operationele Commando's de uitvoeringsorganisaties zijn en het CDC en de DMO ondersteuningsorganisaties. Bij de inrichting van de nieuwe defensieonderdelen is nadrukkelijk rekening gehouden met inrichtingsprincipes zoals 'ontstaffing', ontbureaucratisering, prestatiegerichte sturing en complementariteit. Deze principes worden in de organisatie ingevoerd door middel van andere werkwijzen en klant- leverancierrelaties.

10 Kamerstuk 29 800 X nr. 31 d.d. 17 november 2004 Kamerstuk 29 800 X nr. 61 d.d. 4 februari 2005 Kamerstuk 29 800 X nr. 72 d.d. 31 maart 2005
Kamerstuk 30 300 X nr. 3 d.d. 26 september 2005 Pagina 11/15

Ministerie van Defensie

De komende jaren zal de reorganisatie van Defensie als geheel en per organisatiedeel worden geëvalueerd. Op basis van de resultaten van deze evaluatie kunnen nog veranderingen in de organisatie en de werkwijze worden aangebracht. 6. Actuele ontwikkelingen
Tegelijk met de uitvoering van de operatie `nieuw evenwicht' heeft de krijgsmacht de afgelopen twee jaar deelgenomen aan verschillende crisisbeheersingsoperaties in onder meer Bosnië, Irak en Afghanistan. Op grond van deze ervaringen zijn tekorten geconstateerd in de beschikbare operationele capaciteiten. Hieronder worden op een aantal terreinen enige aanvullende behoeftes geschetst die nog niet in de begroting 2006 en het daaraan gekoppelde migratieplan zijn verwerkt. Intensivering en strategisch en tactisch luchttransport De afgelopen jaren is de vraag naar transporthelikopters en transportvliegtuigen tijdens crisisbeheersingsoperaties onafgebroken hoog geweest. Voor het vliegend personeel heeft dit een hoge uitzendbelasting tot gevolg. Voorts is geconstateerd dat zowel op de Nederlandse vliegbases als in de operatiegebieden onvoldoende capaciteit beschikbaar is om de operaties te ondersteunen. Deze tekorten in personele capaciteit leiden tot ongewenste beperkingen in het expeditionaire optreden. Daarom wordt het aantal bemanningen voor de Chinookhelikopters en de C-130 en DC-10 toestellen verhoogd en wordt het bestand aan technisch en ondersteunend personeel uitgebreid. Hiermee kunnen de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de transporthelikopters en de transportvliegtuigen worden vergroot. In totaal behelzen deze intensiveringen een uitbreiding van 212 vte'n. De personeelsexploitatie zal hierdoor met 11 miljoen stijgen en de materieelexploitatie met 10 miljoen. De dekking hiervoor zal nog dit jaar worden gevonden.
Pagina 12/15

Ministerie van Defensie

Security Sector Reform Pool
In het kader van het geïntegreerde buitenlandse veiligheidsbeleid zal Defensie de omvattende benadering van veiligheid en ontwikkeling verder gaan versterken. In dit kader wordt verwezen naar de nota `Wederopbouw na gewapend conflict'. Voor Defensie zijn specifieke taken weggelegd op het terrein van ontwapenings- en demobilisatieprogramma's, de (weder)opbouw van een veiligheidsapparaat en de hervorming van de veiligheidssector. Nog dit jaar wordt hiervoor een pool van deskundigen op het gebied van Security Sector Reform (SSR) opgericht. Overeenkomstig de toezegging aan de Tweede Kamer beschikt Defensie vanaf 1 januari 2006 over een pool van zestig militaire deskundigen om SSR-projecten in het buitenland te kunnen uitvoeren. Van deze pool kunnen maximaal 30 militairen gelijktijdig worden uitgezonden, met een waarschuwingstijd van dertig dagen. Voor het beheer van deze pool zijn vijf vte'n nodig. De dekking hiervoor zal nog dit jaar worden gevonden. Defensie en Nationale Veiligheid
Defensie speelt een steeds grotere rol op het gebied van nationale veiligheid. De samenleving verwacht dat de krijgsmacht er ook in Nederland staat wanneer dat nodig is. Bij een aanslag, incident of ramp moeten civiele en militaire autoriteiten elkaar blindelings kunnen vinden en moeten zij weten wat zij aan elkaar hebben. Dit vereist duidelijke afspraken over beschikbaar te stellen capaciteiten, een goede aansluiting tussen de te hanteren procedures, gezamenlijke draaiboeken en oefeningen, alsmede goed overleg over de harmonisatie en de standaardisatie van in te zetten materieel. Het vergt ook doelgerichte intensiveringen. Zo wordt ter versterking van de snelle inzetcapaciteit van de Bijzonder Bijstandseenheden (BBE) het Korps mariniers uitgebreid met 25 vte'n. Door deze uitbreiding kunnen meer mariniers onafgebroken en met een zeer korte reactietijd beschikbaar zijn voor BBE-taken. De financiële dekking van deze uitbreiding is onderdeel van de al eerder genoemde `marinestudie 2005´.
Pagina 13/15

Ministerie van Defensie

Defensie is haar traditionele rol als vangnet voor civiele autoriteiten ontgroeid en ontwikkelt zich tot een volwaardige nationale veiligheidsorganisatie die onder het gezag van de civiele autoriteiten wordt ingezet. In een brief aan de Kamer11 zijn de maatregelen beschreven om de vele vormen van militaire bijstand en steunverlening door de krijgsmacht te intensiveren. In maart 2005 hebben de ministers van Defensie, Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een convenant over de Civiel Militaire Bestuursafspraken (CMBA) ondertekend. In dit convenant garandeert Defensie de beschikbaarheid van 3.000 militairen voor de ondersteuning van civiele autoriteiten bij rampen en incidenten, binnen vooraf overeengekomen reactietijden. Naast deze CMBA's over de algemene personele ondersteuning door Defensie wordt nu ook onderzocht of de krijgsmacht steun kan bieden met specialistische, hoogwaardige capaciteiten ten behoeve van, bijvoorbeeld, terrorismebestrijding, de bescherming van het luchtruim en de beveiliging van havens en aanvoerroutes. In de toekomst zal steeds vaker, zowel bij internationale als nationale inzet, een beroep worden gedaan op deze schaarse, specialistische defensiecapaciteit. De defensieorganisatie is op dit moment nog onvoldoende ingericht om aan deze toenemende maatschappelijke vraag te kunnen voldoen. De beschikbare specialistische capaciteit is in structurele zin te krap bemeten en zal in de tweede helft van de kabinetsperiode moeten worden verruimd. 7. Conclusies
Uit de tussenbalans die in deze brief is gepresenteerd kan worden opgemaakt dat de uitvoering van de Prinsjesdagmaatregelen in grote lijnen op schema ligt. De verkoop van overtollig defensiematerieel en de sluiting van defensielocaties verlopen volgens plan. In de afgelopen twee jaren zijn tal van maatregelen genomen en studies verricht om de operationele inzetbaarheid te vergroten. Veel van deze intensiveringen krijgen in het tweede deel van de kabinetsperiode hun beslag.

11 Kamerstuk 29 800 X nr. 84 d.d. 22 april 2005
Pagina 14/15

Ministerie van Defensie

Op grond van de tot dusver geboekte resultaten zal de reductietaakstelling in deze kabinetsperiode worden gehaald. De centrale doelstelling van de operatie 'nieuw evenwicht' om het investeringspercentage op tenminste 20 te brengen zal eveneens tijdens deze kabinetsperiode worden gehaald. De materieel- en personeelsexploitatie is de afgelopen twee jaar binnen de gestelde financiële kaders gebleven. Voor de komende twee jaar blijft waakzaamheid geboden en zal het verloop van de exploitatie nauwlettend worden gevolgd. Hetzelfde geldt voor de vulling van de organisatie, zowel kwalitatief als kwantitatief. Zo nodig zullen aanvullende maatregelen worden genomen. Op grond van ervaringen die de afgelopen jaren tijdens crisisbeheersingsoperaties zijn opgedaan, wordt de personele capaciteit ten behoeve van luchttransport en de SSR-pool uitgebreid. Aangezien het streven naar een nieuw evenwicht tussen taken en middelen steeds minder ruimte biedt voor tussentijdse beleidsintensiveringen, worden de mogelijkheden voor interne compensatie steeds beperkter. De tweede helft van deze kabinetsperiode worden de mogelijkheden voor financiering van de benodigde additionele defensiecapaciteit in kaart gebracht.
DE MINISTER VAN DEFENSIE, DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE, H.G.J. Kamp C. van der Knaap Pagina 15/15