Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
kenmerk 205 -136 UB/K/05/87171

Onderwerp verzoek tijdens regeling van werkzaamheden d.d. 26 oktober jl.

Datum 28 oktober 2005

Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van uw Kamer op woensdag 26 oktober jl. is mij gevraagd om uiterlijk vrijdag 28 oktober aan de Tweede Kamer een brief te doen toekomen naar aanleiding van het vorige week uitgelekte interne UWV-rapport "rapportage van de raadpleging door Bureau SMZ met de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen".

Mij is gevraagd om het betreffende rapport openbaar te maken, een reactie te geven op het betreffende rapport en een oordeel te geven over de wijze van uitvoering van de herbeoordelingen door UWV. Voorts is mij gevraagd te reageren op het verschenen onderzoek van het blad IntermediairPW over de werkhervatting van ex-WAO'ers en de Kamer te informeren over mijn reactie op het onderzoek "CBBS een black box". Met deze brief ga ik op de genoemde punten in.

Alvorens in te gaan op de concrete punten hecht ik eraan op te merken dat ik het van groot belang vind dat UWV de herbeoordelingen zorgvuldig, toegewijd en capabel uitvoert. Het is mijn verantwoordelijkheid om UWV daarin te faciliteren. Het is de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van UWV om binnen de eigen organisatie evenwicht te vinden tussen de uitvoering van de wettelijke taken enerzijds en de professionele verantwoordelijkheid van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen anderzijds.

Intern UWV-rapport over raadpleging van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen

Bijgaand treft u het betreffende rapport aan. Het betreft een rapport dat is opgesteld in opdracht van de Raad van Bestuur van UWV. Voor het rapport zijn circa 60 verzekeringsartsen en 60 arbeidsdeskundigen geraadpleegd op 900 verzekeringsartsen en 1200 arbeidsdeskundigen die bij UWV werkzaam zijn.

De bevindingen en aanbevelingen uit het rapport zijn in drie categorieën te onderscheiden:


---


- gespannen verhoudingen tussen de beroepsgroepen van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen en het lijnmanagement
Dit komt onverbloemd naar voren uit het rapport. Deze spanning heeft bij UWV een extra dimensie door het transformatieproces waarin UWV verkeert en de taken waarvoor UWV zich gesteld ziet. Deze spanning is niet nieuw. De spanning die beschreven wordt, is de spanning die ook in andere organisaties zichtbaar is tussen de lijnverantwoordelijkheid van het management en de professionals.
Ik vind het positief dat UWV opdracht heeft gegeven voor de uitgevoerde raadpleging en ik onderstreep het belang dat over de uitkomsten open wordt gediscussieerd binnen UWV. Ik verwacht overigens niet dat daarmee deze spanning volledig weggenomen kan worden; er zal immers altijd sprake zijn van enige spanning tussen de lijnverantwoordelijkheid van het management en de professionele verantwoordelijkheid van de beroepsgroepen. Zoals eerder aangegeven is het de verantwoordelijkheid van UWV om hierin een evenwicht te vinden. Het is daarbij van belang dat de onderlinge dialoog gestimuleerd wordt en er respect is voor elkaars positie. Uit zowel de reactie van UWV op het rapport als de reactie van de beroepsgroep voor verzekeringsartsen (NVVG en UWVA) maak ik op dat dit het geval is.


- twist over de status van de beroepsgroepen en een sterke wens tot versterking van de wetenschappelijke onderbouwing van de professie
In mijn ogen houden deze conclusies sterk verband met elkaar. Daar waar de arbeidsdeskundigen en verzekeringsartsen twisten over de status van de beroepsgroepen is het vooral aan de beroepsgroepen zelf om actie te ondernemen. Met betrekking tot de wetenschappelijke onderbouwing van de professie lopen momenteel verschillende initiatieven. Zonder uitputtend te zijn wil ik de Tweede Kamer wijzen op de activiteiten die UWV is gestart via een samenwerkingsverband met de Amsterdamse universiteiten in vervolg op een advies van de Raad voor Geneeskundig Onderzoek (RGO) over de wetenschappelijke onderbouwing van de verzekeringsgeneeskunde. Daarnaast is door UWV eind 2004 het Bureau Sociaal Medische Zaken ingericht. Dit bureau is belast met de inhoudelijke aansturing van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen.


- `oud zeer' bij de verzekeringsartsen over taken en positie
Verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen spreken over een gemarginaliseerde positie binnen UWV en uiten hun onvrede over de overgang van taken met betrekking tot arbodienstverlening en reïntegratie van het publieke naar het private domein.

Uitvoering herbeoordelingen door UWV

In relatie tot het rapport is mij gevraagd om een oordeel te geven over de wijze van uitvoering van de herbeoordelingsoperatie door UWV en de daaraan te verbinden conclusies. Tevens is mij gevraagd in te gaan op de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de herbeoordelingen.

De uitvoering van de herbeoordelingsoperatie is een zware taak voor UWV. Deze taak moet zorgvuldig uitgevoerd worden omdat de uitkomsten van de herbeoordeling verstrekkende gevolgen


---

kunnen hebben voor de cliënten. Voor de bewaking en bevordering van de kwaliteit hanteert UWV een aantal instrumenten binnen de eigen organisatie. Op basis van steekproeven worden op systematische wijze dossiers beoordeeld. Daarnaast is sprake van verplichte onderlinge toetsing door collega's en is bij- en nascholing verplicht. Ook worden in toenemende mate door stafverzekeringsartsen en stafarbeidsdeskundigen spreekuren bijgewoond van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Een systeem van benchmarking op het niveau van regio, kantoor en individuele verzekeringsarts en arbeidsdeskundige bewaakt dat de uitgevoerde beoordelingen binnen een bepaalde bandbreedte op uniforme wijze worden uitgevoerd. Dit systeem is adequaat van opzet. Ik ga er vanuit dat binnen dit kader UWV ook adequaat kan en zal reageren op de signalen uit het rapport.

Vanuit de interne kwaliteitsborging door UWV komen eerste signalen over de kwaliteit en zorgvuldigheid van de uitvoering van de herbeoordelingen door UWV.
UWV heeft onder circa 500 cliënten (zowel cliënten waarbij de uitkering is verlaagd/beëindigd als cliënten waarbij de uitkering gelijk bleef of is verhoogd) een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd. Daarbij is gekeken naar aspecten als de oproep voor de herbeoordeling, de beoordeling door de verzekeringsarts, de beoordeling door de arbeidsdeskundige en de uitkomst van de herbeoordeling. Uitkeringsgerechtigden zijn gemiddeld tevreden over de herbeoordelingsoperatie en waarderen de werkwijze van het UWV met een 6,5. Aandachtspunten uit het klanttevredenheidsonderzoek zijn aan de orde in bestuurlijk overleg. Daarnaast voert UWV onderzoek uit onder verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen naar de ervaringen met het aangepaste Schattingsbesluit en de herbeoordelingsoperatie. UWV heeft in dat kader ca. 300 verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen bevraagd. De eerste voorlopige resultaten geven aan dat een duidelijke meerderheid van de arbeidsdeskundigen en verzekeringsartsen (in de orde van grootte van 80% - 90%) de herbeoordelingen met het aangepast Schattingsbesluit goed uitvoerbaar vinden. Dit beeld wordt bevestigd door de beroepsverenigingen (NVVG en UWVA) van verzekeringsartsen.
Gegeven het grote belang van een zorgvuldige uitvoering van de herbeoordelingen, heb ik IWI gevraagd om de herbeoordelingen te onderzoeken. Naar verwachting zal IWI hierover eind november rapporteren. Ik zal dit rapport voorzien van mijn oordeel aan de Tweede Kamer zenden.
Gezien het bovenstaande zie ik geen aanleiding om UWV om nadere maatregelen te vragen met betrekking tot de uitvoering van de herbeoordelingen.

Ik verwerp de stelling dat bij de herbeoordelingen kwantiteit gaat boven kwaliteit. In dit verband heb ik op verzoek van UWV besloten om, vanwege een zorgvuldige uitvoering, meer tijd uit te trekken per herbeoordeling dan oorspronkelijk geraamd. Met UWV is in het verlengde daarvan overeengekomen de einddatum van de herbeoordelingen te verschuiven naar 1 juli 2007. Hiervoor heb ik het UWV volgend jaar 87 miljoen euro extra beschikbaar gesteld. Van het bedrag is 66 miljoen euro bestemd voor extra capaciteit aan verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De overige 21 miljoen euro wordt ingezet in verband met ICT-ondersteuning van de arbeidsdeskundigen. Deze maatregelen stellen UWV in staat om zorgvuldig en met oog voor de menselijke maat de herbeoordelingen uit te voeren.

Onderzoek van IntermediairPW over werkhervatting van ex-WAO'ers


---

Het onderzoek van IntermediairPW laat zien dat de beeldvorming van werkgevers over gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers niet positief is. Het verbeteren van de beeldvorming van gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers blijft daarom een voorname prioriteit. Daarbij is het goed te bedenken dat beeldvorming niet van de één op de andere dag te wijzigen is. Dit vergt een cultuuromslag en dat is een proces van een lange adem. Het onderzoek van IntermediairPW biedt ook een aanknopingspunt voor het maken van deze cultuuromslag. Werkgevers die de stap gezet hebben om WAO'ers in dienst te nemen zijn bijna allemaal positief. Positief is bijvoorbeeld dat niet minder dan 85% van de ondervraagde werkgevers die daadwerkelijk ervaring hebben, zegt dat WAO'ers maar ook oudere WW'ers evengoed of beter presteren de gemiddelde werknemer. Dat biedt kansen voor de toekomst.
In mijn opdracht doet TNO diepgaand onderzoek naar de praktische ervaringen van werkgevers die de stap gezet hebben om gedeeltelijk arbeidsgeschikten te reïntegreren. Dit onderzoek wordt in november gepubliceerd. Ik zal dit aan de Tweede Kamer doen toekomen.

Sociale partners hebben afspraken gemaakt over de mogelijkheden voor reeds werkende herbeoordeelden om te streven naar werkuitbreiding. Op 5 november 2004 is tussen de in de Stichting van de Arbeid vertegenwoordigde centrale organisaties van werkgevers en van werknemers een afspraak gemaakt met betrekking tot mensen die door de
herbeoordelingsoperatie meer arbeidsgeschikt zijn verklaard; namelijk dat voor deze groep geldt dat indien zij een formele arbeidsrelatie hebben met een werkgever, zij in beginsel bij die werkgever zullen worden geïntegreerd.
Het is goed dat sociale partners op dit punt zelf hun verantwoordelijkheid hebben genomen. In het Najaarsoverleg van 14 oktober 2005 is afgesproken dat er een `werktop' plaatsvindt. De arbeidsmarktpositie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten zal daarbij een belangrijk onderwerp van gesprek zijn.

Informatie over rapport "CBBS een black box"

Tijdens de Regeling van Werkzaamheden is gevraagd of ik u kan informeren over het onderzoek naar het claimbeoordelingssysteem van UWV. Ik heb u deze informatie heden separaat toegezonden.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)