Contactpersoon
-
Datum
31 oktober 2005
Ons kenmerk
DGTL/05.008719
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
05/43/VW
Onderwerp
Vragen over (on-)veiligheid als gevolg van de scheepvaart op de
Westerschelde
Geachte voorzitter,
Hierbij geef ik u, mede namens mijn collega van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties (BZK), de antwoorden op de vragen van de Vaste
Commissies voor Verkeer en Waterstaat en Binnenlandse Zaken.
Waarom is de reeds in mei 2005 gereedgekomen Eindrapportage
Rampenbestrijding Westerschelderegio nog altijd niet aan u aangeboden?
De aanbiedingsbrief van de eindrapportage is aan mijn collega van BZK en
aan mij gericht. Ik heb het daarom nodig gevonden om, alvorens een afspraak
te maken, onderling te overleggen wat de voorstellen die in de rapportage
gedaan worden, voor beide ministeries zouden betekenen. De afspraak is
inmiddels gemaakt.
Hoe urgent acht u de problematiek rond de veiligheid op de Westerschelde?
Bent u van oordeel dat de situatie rond de (on)veiligheid in de
Westerschelderegio om direct ingrijpen vraagt?
2. en 3.
Hierbij maak ik een onderscheid in preventie (van onveiligheid) en
preparatie (op bestrijding van rampen). Als zich onveilige situaties
voordoen, die met preventieve acties verbeterd kunnen worden, dan is
direct ingrijpen het beste. Zo zijn naar aanleiding van de ongevallen in
het Nauw van Bath extra baggerwerkzaamheden uitgevoerd en zijn
verscherpte instructies gegeven voor verkeersleiders en loodsen.
De huidige veiligheid van het scheepvaartverkeer is op een verantwoord
niveau. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de externe veiligheid aan
de normen voldoet. Ik zet mij in voor permanente verdere verbetering van
de veiligheid. Dit is een continue proces.
De betreffende rapportage gaat over de preparatie op rampenbestrijding.
Conclusie uit dit rapport is dat de gemeenten momenteel onvoldoende zijn
toegesneden om de verantwoordelijkheid voor de hulpverlening op de
Westerschelde te kunnen waarmaken. Het rapport beveelt aan dat BZK en de
CdK initiatieven ontplooien om samen met VenW te komen tot betere
samenwerkingsafspraken. Het gaat hier om onderlinge samenwerking van
gemeenten in regionaal verband en samenwerking met de nautische
organisaties, werkzaam op en rondom de Westerschelde. Mocht zich een
calamiteit voordoen, dan ben ik overtuigd dat met de bestaande procedures
die samenwerking op operationeel niveau tot stand zal komen. Het is dus
niet zo dat de gezamenlijke overheid met lege handen staat. Daarom acht
ik het wel urgent om de samenwerkingsafspraken te verbeteren, maar niet
zo urgent dat we nu overhaast besluiten nemen die beter doordacht zouden
kunnen worden.
Op welke termijn denkt u een reactie te kunnen geven op de eindrapportage,
die inmiddels "op straat ligt"?
Nadat het rapport aangeboden is en besproken met de CdK in Zeeland en de
Voorzitter van de Zeeuwse veiligheidsregio kan ik of mijn collega van BZK
een eerste reactie geven. Ik ga er van uit dat dat binnen twee maanden kan.
Daarop vooruitlopend kan ik nu al melden dat BZK initiatieven zal nemen en
er naar streeft eind volgend jaar met concrete voorstellen te komen voor
duurzame verbeteringen.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
Ministerie van Verkeer en Waterstaat