Ministerie van Algemene Zaken

|Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer | |

|Postadres      |               |     |der Staten-Generaal                  |
|Postbus 20001                   |     |Plein 2                              |
|2500 EA  Den Haag               |     |2511 CR  Den Haag                    |
|Bezoekadres    |               |     |                                     |
|Binnenhof 19, Den Haag          |     |                                     |
|               |               |     |         |                           |
|                                |     |         |                           |
|               |               |     |         |                           |
|                                |     |         |                           |
|               |               |     |         |                           |
|               |               |     |         |                           |
|               |Datum          |Kenmerk        |Onderwerp                  |
|               |9 november     |04M479292      |Kamervragen lid Nawijn     |
|               |2005           |               |(Groep Nawijn)             |
|                                                                             |
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van de heer Nawijn, lid van uw Kamer (Groep Nawijn), mij toegezonden op 7 november jl.

De MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,

Mr.dr. J.P. Balkenende

Bijlage: 1

Antwoorden op de vragen van de heer Nawijn (Groep Nawijn) d.d. 7 november 2005, nr. 2050602700


1
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving in de media dat u zakelijke belangen heeft in het plaatselijke Badhotel Domburg? Zo ja, zijn deze berichten waar?

Ja, het gaat om een appartementsrecht van het Badhotel te Domburg, waaraan is verbonden een evenredig aandeel in Badhotel Exploitatie B.V. t.b.v. de gemeenschappelijke ruimtes.


2
Bent u sinds 26 oktober 1992 lid van de Vereniging van Eigenaren van het betrokken badhotel?

Ja, doch sinds mijn aantreden als minister-president heb ik het beheer middels een onherroepelijke Volmacht (d.d. 19 juli 2002) aan een derde overgedragen.
Ik heb daarmee geen invloed op beheer en exploitatie. Ik heb derhalve evenmin sindsdien vergaderingen van de Vereniging van Eigenaren bijgewoond.


3
Is het waar dat u voor een koopsom van E 85.991 sinds 1992 een aandeel heeft in het badhotel?

Ja.


4, 5, 6, 7 en 8

- Heeft u deze zakelijke belangen gemeld aan de Tweede Kamer bij het aantreden van de kabinetten Balkenende I en II? Zo neen, waarom niet?
- Waarom heeft u bij uw aantreden als minister-president niet een belangenbehartiger aangesteld voor uw zakelijke belangen?
- Hoe rijmt u het niet vermelden van uw zakelijke belangen met de inhoud van uw brief d.d. 25 juli 2002 aan de voorzitter van de Tweede Kamer (Handelingen 2001-2002-28375 nr. 26)?
- Acht u uw handelwijze in overeenstemming met datgene wat u aan de Tweede Kamer heeft gemeld naar aanleiding van de nevenactiviteiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit?
- Hoe beoordeelt het kabinet uw handelswijze? Vindt u dat de Tweede Kamer relevante informatie over uw zakelijke belangen is onthouden?

Aangezien het volgens de regels in dit geval niet gaat om een belang waarbij sprake is van een risico van belangenverstrengeling, behoeft, volgens dezelfde regels, geen melding aan de Tweede Kamer te worden gemaakt. Ter toelichting het volgende.

Ten tijde van de kabinetsformatie 2002 golden voor de beoordeling van (o.a.) de financiële en zakelijke belangen van kandidaat-ministers en staatssecretarissen de brieven aan de Tweede Kamer van 13 oktober 1978 en van 30 maart 1983.

In de loop der jaren heeft bij iedere formatie de praktijk zich verder ontwikkeld. Op 20 december 2002 is aan de Tweede Kamer een brief gezonden waarin de regels hernieuwd zijn vastgelegd, op basis van voornoemde brieven en aangevuld met de aandachtspunten die de president van de Algemene Rekenkamer aan de formateur heeft meegegeven naar aanleiding van het onderzoek naar de Algemene Rekenkamer inzake de belangen van minister Jorritsma van Economische Zaken (TK 2001-20022, 28 469 nr. 1). Ten tijde van de kabinetsformatie 2003 gold deze brief van 20 december 2002 (TK 28 754,
nr. 1), zoals deze sindsdien is blijven gelden.

Deze regels geven aan wanneer er geen sprake is van een risico van (schijnbare ) belangenverstrengeling (a), wanneer deze er wel is (b) en wat geaccepteerde oplossingsrichtingen zijn (c). De bijlage van de brief van 20 december 2002 geeft een helder overzicht van deze categorieën.

Indien er geen sprake is van een risico van (schijnbare) belangenverstrengeling (a), behoeft na een kabinetsformatie geen melding aan de Tweede Kamer plaats te vinden. Indien er wel sprake is van een risico (b) dan wel dat er een oplossing voor is gekozen (c), wordt dit wel gemeld

Volgens de brief van 20 december 2002 is er geen sprake van een risico van (schijnbare) belangenverstrengeling in (o.a.) de volgende situatie: "roerende en onroerende goederen die commercieel worden geëxploiteerd zonder dat betrokkene invloed heeft op beheer en exploitatie".

Deze casus valt in categorie A van de brief 2002: geen sprake van een risico van (schijnbare) belangenverstrengeling, en is om die reden niet gemeld.


-----------------------
De Tweede Kamer is na de kabinetsformatie 2002 bij brief van 25 juli 2002 en na de kabinetsformatie 2003 bij brief van 30 juni 2003 geïnformeerd over de regelingen die bewindspersonen hebben getroffen ten aanzien van onverenigbare financiële en zakelijke belangen (en ten aanzien van nevenfuncties, d.w.z. deze categorieën b en c.)