Toespraak van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, Melanie Schultz
van Haegen, bij de opening van het symposium Ogen op milieu en klimaat van
het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikk
(alleen uitgesproken tekst geldt)
Dames en heren,
Het symposium `ogen op milieu en klimaat' is een schot in de roos nu
alle ogen gericht zijn op luchtkwaliteit. De kranten stonden het
afgelopen jaar bol van de artikelen met koppen als "Fijn stof dringt
politiek binnen", "Vergeet het voormalige Oostblok, de vieze man van
Europa is Nederland" en "De duistere kanten van diesel". Kortom, er
was meer dan genoeg stof om over na te denken.
Dat hebben we gedaan als kabinet en meteen ook de stap gezet van
denken naar doen. Met de hete adem van de Europese Commissie in onze
nek zijn we de strijd aangegaan met fijn stof, NOx en andere
schadelijke stoffen. Onze wapens zijn een breed scala aan maatregelen,
zoals subsidies voor roetfilters, 80 kilometerzones op snelwegen in de
Randstad en een stimuleringsregeling voor schonere vrachtauto's.
We doen dus flink ons best om de lucht in Nederland te klaren en zien
dan ook graag resultaat van ons werk. Dat is met
luchtkwaliteitsmaatregelen alleen toch wat lastiger dan bij een brug
bouwen of een snelweg aanleggen. Want een daling van het NOx gehalte
in de lucht is met het blote oog een beetje lastig te zien.
De vlieger `eerst zien dan geloven' gaat dus niet op. Gelukkig kunnen
we wel met de succesformule `meten is weten' uit de voeten. Dat kan
sinds jaar en dag met het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit van het
RIVM, dat op 48 plekken in Nederland de lucht onder de loep neemt en
checkt op een hele waslijst aan stoffen, van ammoniak tot
zwaveldioxide. Een prachtige methode dus, maar niet eentje die in elk
hoekje en gaatje van Nederland komt.
Gelukkig is dit Meetsysteem niet langer een lonely stranger in de
wereld van luchtkwaliteit. Satellietinstrumenten met prachtige namen
als GOME, SCIAMACHY en OMI zien welke stofjes er waar zweven en zijn
daarmee onze ogen in de lucht. Zij cirkelen als engelenbewaarders om
ons heen en voeren een gevecht met licht en schaduw. Niet voor niets
betekent SCIAMACHY schijngevecht in het Grieks. Maar dat hoef ik u
eigenlijk niet vertellen, want u kunt de wereld achter deze mooie
acroniemen vast dromen. Ik ga ze daarom ook niet letter voor letter
met u doornemen. Datzelfde geldt voor de technische
karaktereigenschappen. De ins and outs daarvan kunt u beter van een
professional horen, als u er zelf al geen bent.
Ik ben veel meer geïnteresseerd in waarvoor we deze hoogvliegende
vrienden kunnen gebruiken. Dankzij OMI - de jongste telg uit het
rijtje - kunnen we sinds kort behalve het weer ook de luchtkwaliteit
checken op www.knmi.nl. OMI geeft informatie in pixels van 20 bij 20
kilometer over het schadelijke stikstofdioxide en ozon. De
meetresultaten zijn elke dag up to date in de vorm van kleurige
kaartjes te zien. Vanochtend heb ik voor ik deze kant op kwam nog even
een snelle blik geworpen op de OMI-kaart. En helaas, lag Nederland er
felrood gekleurd - en dus niet zo schoon -bij. Alle reden dus om te
blijven inzetten op een schonere lucht.
OMI is dus ontzettend informatief en hetzelfde geldt ook voor z'n twee
grote broers. Maar wat ik als bestuurder natuurlijk het liefst in één
oogopslag zou weten is hoe effectief de maatregelen zijn die we nemen
om de lucht te zuiveren. Die vraag kan OMI helaas niet in alle
gevallen beantwoorden. Wel als het gaat om flinke verbeteringen in
heel Nederland, maar niet als het gaat om hele lokale en kleine
veranderingen. Een 80 kilometerzone op een stukje snelweg verschijnt
niet als een blauw gekleurd - en dus schoon - stipje in de grote rode
vlek op de Nederlandse kaart. Voor dat soort veranderingen moeten we
echt aankloppen bij het RIVM.
Gelukkig ontwikkelt de satelliettechnologie zich in een razend tempo.
Het zou mij dan ook niets verbazen als de opvolger van OMI in de
nabije toekomst op pixels van 5 bij 5 kilometer de minste of geringste
verbetering van de luchtkwaliteit opmerkt.
Dames en heren,
De wereld van satellietmetingen bevat veel meer dan luchtkwaliteit.
Waterbeheer en veiligheid zijn twee andere terreinen waarop we wel een
satelliet kunnen gebruiken. Denk aan het opsporen van olievlekken op
de Noordzee. Rijkswaterstaat roept daarvoor al regelmatig hulp in
vanuit de ruimte. En omdat het steeds drukker wordt op de Noordzee
neemt het belang van goede informatie alleen maar toe. Dat geldt ook
voor het waterbeheer. Klimaatveranderingen confronteren ons met een
stijgende zeespiegel en hogere rivierstanden. Om daar goed op in te
kunnen spelen hebben we betrouwbare en actuele informatie nodig. En
van wie kunnen we die beter krijgen dan van een satelliet, die heeft
immers oog voor het totale plaatje.
Het mooie van die satellietinstrumenten is ook de rol van Nederland.
Zo is OMI voor een groot deel een Nederlands product. En een kind van
intensieve samenwerking tussen een hele verzameling publieke en
private partijen. Zo heb ik samen met collega bewindslieden van
Economische Zaken en Onderwijs de portemonnee getrokken om het
allemaal mogelijk te maken en de uitvoering zoals het hoort aan de
professionals over gelaten. Het KNMI trekt de wetenschappelijke kar en
verwerkt de satellietgegevens tot overzichtelijke kaartjes. Daarin
worden ze bijgestaan door NASA en Finse collega-meteorologen. Een
ander belangrijke uitvoerende club is onze gastheer van vandaag, het
NIVR. En last but not least het instrument zelf - een technologische
topprestatie - zag het levenslicht onder de bezielende leiding van
TNO, Dutch Space, TPD en een hele hoop kleine bedrijven.
Dit is niet de eerste keer dat Nederland zich als koploper heeft laten
zien op ruimtevaartgebied. GOME en SCHIAMCHY zijn ook geboren in een
TNO laboratorium. Daarnaast kunnen we wetenschappelijk gezien niet
meer om Nederland heen. In het GOME-project hadden we een
wetenschappelijk bijrol, in SCIAMACHY waren mede-hoofdonderzoeker en
in OMI zijn we Principal Investigator. Kortom: we zijn klein in
ruimte, maar groot in de ruimte.
Dat brengt een hoop economische voordelen met zich. Denk aan
werkgelegenheid, de verkoop van toepassingen en de aantrekkingskracht
die ons ruimtevaartcluster uitoefent op allerlei buitenlandse
bedrijven.
Alle reden om te blijven investeren in de satelliettechnologie en een
nieuwe generatie GOME's, SCIAMACHY's en OMI's in het leven te roepen.
Daar zijn natuurlijk wel hoge kosten aan verbonden, die een klein land
als Nederland niet alleen kan dragen. Ik roep daarom ook op, om
internationaal de handen ineen te slaan. Binnen Europa in de ESA en
ook tussen Europa en de VS. Want de satelliettechnologie verdient
vooruitgang en aandacht. En daar heb ik goed nieuws over:
aardobservatie is één van de speerpunten van de ministersconferentie
van de ESA in december. Hopelijk mondt deze conferentie uit in een
hoop concrete afspraken.
Kortom, laten we onze ogen focussen op een mooie toekomst voor de
satellietindustrie en daarmee voor de lucht, het milieu en het
klimaat. Ik wens u nog een hele interessante dag toe!
Dank u wel.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat