Ingezonden persbericht
SEMINAR
"Lobbyen in 'DC' en Den Haag:
een wereld van verschil of overeenkomsten?"
Woensdag 9 november 2005
Perscentrum Nieuwspoort, Den Haag
Het feit dat we hun Cola drinken, hun hamburgers
eten en hun sit-com's kijken, betekent niet dat we
in Nederland ook lobbyen zoals Amerikanen. Of toch
wel? Op 9 november organiseert adviesbureau Public
Matters haar jaarlijkse lobby-seminar; dit keer
over de verschillen en overeenkomsten tussen
lobbyen in de Verenigde Staten en Europa.
Deskundigen uit én over Washington DC geven hun
visie op dit thema. Naast verschillen en
overeenkomsten in het lobby-vak wordt tevens
gesproken over de ontwikkelingen en trends van het
lobby-vak in de Verenigde Staten: kunnen wij daar
in Nederland iets van leren of nemen de
verschillen in lobby-strategie, instrumenten en
cultuur de komende jaren alleen maar toe?
Eén van de sprekers is Michael K. Deaver. Deaver
wordt beschouwd als "Beltway spin-in-het-web" en
is één van de beste en meest gewaardeerde
pa/pr-adviseurs van de Verenigde Staten. Hij
werkte onder andere als adviseur van Ronald Reagan
in het Witte Huis en was verantwoordelijk voor de
communicatiestrategie van twee succesvolle
presidentiële campagnes. Na zijn periode in het
Witte Huis werd Deaver consultant bij een
internationaal adviesbureau Edelman waar hij als
vice-chairman international werkt in het kantoor
in Washington DC. Tijdens een paneldiscussie geven
Willem Post (Amerika-deskundige), Raymond H. van
der Meer (National Aerospace Laboratory) en Henk
Jan Ormel (Tweede-Kamerlid voor het CDA) hun visie
op het thema. Discussieleider is David Lowery
(hoogleraar Bestuurskunde, Universiteit Leiden).
Henry Meijdam (Espeq) verzorgt een
"Buitenhof-beschouwing".
Zoals bekend verwijst de oorspronkelijke betekenis
van 'lobby' - volgens de overlevering - naar de
wandelgangen van het Britse Lagerhuis waar
parlementariërs werden opgewacht en ondervraagd
door journalisten. Het hedendaagse lobbyen waaide
vanuit het Verenigd Koninkrijk over naar
Washington waar het inmiddels een lange traditie kent.
Begin 1800 waren in Amerika zogenaamde
'lobby-agents' actief die al snel 'lobbyists'
genoemd werden: een politieke 'club' die zonder
formeel lid te zijn, invloed op besluiten van het
Congress trachtte uit te oefenen door Members of
Congress onder druk te zetten. Voorbeelden uit die
begintijd van lobbyen zijn onder andere de goed
georganiseerde belangen van banken,
stoombootbedrijven en spoorwegen. Zo huurde de
Pennsylvania Railroad in 1908 Ivy Lee in voor
belangenbehartiging werkzaamheden. Ook Samuel Colt
was een berucht lobbyist die niet alleen producent
was van mooie revolvers, maar ook bekend stond om
zijn financiële bijdragen aan politici. Daarnaast
oefenden zelfstandige politieke 'consultants' druk
uit met argumenten én geld zonder dat iemand zich
in die tijd bekommerde om de ethische aspecten van
het lobby (en politieke) vak.
De Verenigde Staten hebben ook grondwettelijk het
lobbyen als eerste geïnstitutionaliseerd, in
zekere zin geïnspireerd door Machiavelli.
Machiavelli erkende het bestaan van het
maatschappelijke deelbelang al in Il Principe toen
hij schreef dat since every city is divided into
guilds or family groups, he ('Il Principe') should
pay attention to these, meet them from time to
time, and give example of courtesy and
munificence. In 1787 waren het de grondleggers van
de Amerikaanse grondwet die het grondwettelijke
belang onderkenden van het bestaan en belang van
belangengroepen bij de concentratie en verdeling
van macht. In diverse Federalist Papers beschreven
de Founding Fathers de aanwezigheid van
georganiseerde groepen in een samenleving. De
groepen werden factions genoemd: a number of
citizens ... who are united and actuated by some
common impulse of compassion, or of interest,
adverse to the rights of citizens, or to the
permanent and aggregate interests of the
community. Deze belangengroepen moesten enerzijds
mogelijkheden en rechten krijgen actief te
participeren in het politieke proces, maar mochten
anderzijds het individu niet beperken in zijn
politieke vrijheid. Met een evenwichtig systeem
van interactie tussen de wetgevende, rechterlijke
en uitvoerende macht ("Checks and Balances")
wilden de Founding Fathers de macht van enkelen òf
velen inperken. Het recht tot participatie, en
daarmee de grondslag voor lobbyen in Amerika, werd
vastgelegd in het Eerste Amendement van de
Grondwet: "... or the right of the people to
assemble, and to petition the Government for a
redress of grievances".
Door de eeuwen heen hebben een aantal
ontwikkelingen geleid tot een soms ambivalent
imago: lobbying has both an honorable and
dishonorable part. Its honorable roots can be
traced to the First Amendment... The less
honorable view associates lobbying ... with the
Lockheed $2 million bailout... (Greenwald, 1977).
Tegelijkertijd heeft het vak zich verder
geprofessionaliseerd en kent Washington D.C. meer
dan 100.000 lobbyisten.
Ook in de Europese Unie heeft het vak zich
ontwikkeld. De professionalisering wordt daarbij
al jaren beïnvloed door ontwikkelingen in Amerika
waarbij soms sprake is van het overnemen van
strategie, aanpak en instrumenten. Maar soms zijn
er ook grote verschillen waarneembaar. Deze zijn
mede te herleiden tot het verschil in
staatsrechtelijke inrichting, maar uiteraard ook
door diverse historische en culturele factoren, zoals:
* De direct gekozen parlementariërs in de
Verenigde Staten hebben - omdat ze direct gekozen
zijn - een veel sterkere band met hun lokale en
regionale achterban ('constituencies'). Aangezien
alles gericht is op een succesvolle campagne die
leidt tot herverkiezing is steun vanuit de
constituencies van essentieel belang om herkozen
te worden. Met uitzondering van een aantal
Kamerleden is deze band afwezig in Nederland -
kieslijsten worden landelijk samengesteld.
* Amerika kent in principe twee politieke
partijen, de Democratische en Republikeinse. Het
is minder gemakkelijk hun achterban te definiëren
dan in Nederland, waar het spectrum van partijen
veel breder is. De Amerikaanse politiek wordt -
grofweg gesteld - meer bepaald door issues dan
ideologie. Door een toenemende verschuiving naar
het politieke midden om de gunst van de kiezer te
winnen, zal dit wellicht ook in Nederland toenemen.
* De invloed van de minister in Nederland is
groter (met uitzondering van een aantal
kernministers van de VS). Hij heeft een directere
link met de partij door wie hij gekozen is, en
heeft een hoger profiel in de media.
* Washington kent geen volgtijdelijke
behandeling van wetgeving.
* Zelfs de rechtelijke macht is in Amerika
doelwit van lobbyisten. Het Hooggerechtshof wordt
gebruikt om wetgeving te toetsen, wat vaak wordt
geïnitieerd door de lobbyisten. Veel lobbyisten in
Washington werken bij law firms.
* Geld speelt een buitengewoon belangrijke
rol bij het draaiende houden van de Amerikaanse
politieke machine. Een kandidaat maakt geen enkele
kans gekozen te worden wanneer hij niet beschikt
over een goed gevulde campagne-kas. Op een enkele
kandidaat na die principieel een campagne uit
eigen zak betaalt, komt dit geld van lobbyisten,
of zogenaamde PAC's (political action committees),
bedrijven, vrienden, bekenden enz. Er bestaan
scherpe regels die misbruik moeten voorkomen.
Nederland heeft geen wetgeving of regels die
lobbyisten inperkt (anders dan beperkte
zelfregulering).
* Wanneer men voldoet aan een aantal
specifieke criteria moeten lobby-kantoren en
lobbyisten in Amerika zich registreren,
cliënten/werkzaamheden openbaar maken en hun fees
twee maal per jaar bekend maken.
* Hieraan gerelateerd is de relatieve
transparantie van de Amerikaanse politiek. Mede
door een aantal politieke schandalen / incidenten
heeft de voortschrijdende technologische
ontwikkeling hier een belangrijke rol in gespeeld:
via internet kunnen bijvoorbeeld alle financiële
bijdragen aan partijen worden bekeken,
partijconferenties worden gevolgd (ook voor niet
leden) en stemgedrag van parlementariërs worden
gevolgd. Deze (technologische) transparantie is in
Nederland minder ver doorgevoerd.
* Tot slot de rol van de media. Het belang en
impact van media in Amerika is enorm. Nog meer dan
in Nederland kunnen ze de politieke kandidaat
maken of breken, waarbij de politieke kleur van
een journalist in een aantal gevallen ook een rol
speelt. Het medialandschap is in Amerika verder
uitgekristalliseerd dan in Nederland, met een
enorme keuze aan lokale, regionale en nationale
kranten, TV- en radiostations en een grote
diversiteit aan katernen, columns en programma's.
Hierdoor hebben voor- en tegenstanders een enorm
scala van mogelijkheden om hun standpunt te
ventileren. De Amerikaanse media, sowieso sterk
gedomineerd door binnenlands nieuws, draagt bij
aan een sterke verpersoonlijking van de politiek.
Amerikanen weten als geen ander hoe ze moeten
hypen, daarin enthousiast gevoed door de media: de
pers bepaalt in sterke mate de politieke agenda.
Lobbyen via de media is in Nederland minder usance
en volgens sommigen 'not done'.
Tegelijkertijd heeft het lobby-vak aan beide
zijden van de oceaan een enorme ontwikkeling
ondergaan. Het vak is in Amerika in hoge mate
geprofessionaliseerd, en los van de geconstateerde
verschillen kunnen we in Brussel en Den Haag nog
wat leren van lobbyisten uit Washington. Kortom,
voldoende reden om een seminar te organiseren over
het thema "Lobbyen in 'DC' en Den Haag: een wereld
van verschil of overeenkomsten?"
Tijdens dit seminar - dat op 9 november 2005
plaatsvindt - komen een aantal vragen aan de orde
waaronder: Wat zijn succesvolle lobbycases of
organisaties op dit moment in Washington DC? Wat
zijn de belangrijkste trends in het lobbyvak?
Zal/moet het vak zich in Nederland net zo
ontwikkelen als in de VS? Wat vinden de ontvangers
van de lobby hiervan? Hoe is de ontwikkeling van
lobbyen naar strategisch public affairs management
verlopen en (hoe) zal dit in Europa gebeuren? In
hoeverre kunnen Nederlanders wat leren van
grassroots lobby technieken? Wat is de laatste
stand der tools & techniek? Gebruiken lobbyisten
de media in Nederland anders dan in Amerika? Hoe
past public affairs in een overall
organisatiestrategie? Hoe is daarbij de relatie en
synergie met andere strategische- en communicatie
aspecten? Wat is de perceptie van Amerikaanse
politici ten opzichte van lobbyisten? Op welke
wijze staan Amerikaanse ambtenaren (niet) open
voor contact met lobbyisten?
---
Op 1 november 2004 organiseerde Public Matters het
seminar met als thema 'Lobbyen voor een Europees
regeerakkoord?'. Sprekers waren Carlo Trojan
(EU-ambassadeur bij de VN in Genève / voormalig
Secretaris-Generaal van de Europese Commissie),
Rinus van Schendelen (hoogleraar politicologie
Erasmus Universiteit Rotterdam), Ieke van den Burg
(PvdA-fractie Europees Parlement), Ton de Bruin
(Verbond van Verzekeraars), Jan Mulder
(VVD-fractie Europees Parlement), Hans Vijlbrief
(Directeur-Generaal Economische Politiek,
Ministerie van Economische Zaken).
Op 27 november 2003 organiseerde Public Matters
een lobby-seminar met als thema 'Lobbyen in Den
Haag: gedrag, regels en ethiek onder de
kaasstolp'. Sprekers waren Henk Kamp (minister van
Defensie), Michiel van Hulten (lid Europees
Parlement), Hans Dijkstal (onder andere voormalig
minister van Binnenlandse Zaken, vice-premier en
fractievoorzitter van de VVD), Warwick Smith
(voorzitter van de Engelse Association of
Professional Political Consultants) en Jacques
Monasch (voormalig campagneleider PvdA).
In februari 2003 organiseerde Public Matters een
lobby-seminar met als thema 'Lobbyen voor een
nieuw regeerakkoord'. Sprekers vanuit uiteenlopend
perspectief gaven toen een visie op dit onderwerp:
Ferd Crone (Kamerlid PvdA), Annemarie Jorritsma
(oud minister VVD), Martin Bontje (directeur
Zorgverzekeraars Nederland), Mark Kranenburg (NRC)
en Matt Herben (fractievoorzitter LPF)
discussieerden onder leiding van Bruno Bruins
(wethouder Den Haag).
Noot voor de redactie: