IP/05/1393
Brussel, 9 november 2005
Staatssteun: Commissie onderzoekt voorgenomen subsidie aan Ford Genk in
België
De Europese Commissie heeft een grondig onderzoek ingesteld naar het
voornemen van de Vlaamse regering om 12,28 miljoen euro
opleidingssteun te verlenen aan Ford-Werke GmbH in Genk ("Ford Genk")
en wil daarbij nagaan of deze subsidie verenigbaar is met de
staatssteunregels van het EG-Verdrag. De Commissie vreest dat de
subsidie zou kunnen leiden tot een verstoring van de concurrentie
tussen de lidstaten die strijdig is met het gemeenschappelijk belang,
ook al kan opleiding van strategische betekenis zijn voor de industrie
in de regio. Doordat de formele onderzoeksprocedure wordt ingeleid
kunnen belanghebbenden opmerkingen over de steunregeling formuleren.
Met de beslissing een grondig onderzoek in te stellen, loopt de
Commissie niet vooruit op haar eindbeschikking.
Neelie Kroes, Commissielid belast met concurrentie, verklaarde
hierover: "De Commissie is een uitgesproken voorstandster van
opleidingsactiviteiten in het kader van de Lissabon-strategie ter
ondersteuning van groei en werkgelegenheid, maar het gevaar bestaat
dat deze steun gewoon dient om exploitatiekosten van de fabriek in
Genk te dekken. Daarom verneem ik graag nadere bijzonderheden over de
voorgenomen maatregelen, zodat kan worden bekeken of de steun
werkelijk aan de opgegeven doelstellingen voldoet".
België stelde de Commissie in kennis van het voornemen van de Vlaamse
regering om 12,28 miljoen euro subsidie voor een opleidingsprogramma
van 33,84 miljoen euro te verlenen aan Ford Genk, een Belgische
dochteronderneming van de Ford Motor Company.
De autofabriek te Genk werd in 1964 in bedrijf gesteld en heeft
sindsdien ruim 12 miljoen voertuigen geproduceerd. Eind 2003 vond - in
het kader van een algemene herstructurering van Ford Europa - een
belangrijke afvloeiing plaats waarbij 3 000 van de 9 000 werknemers
het bedrijf hebben verlaten. Terzelfder tijd kondigde het bedrijf een
investeringsprogramma van ongeveer 700 miljoen euro aan, dat vooral
gericht is op een nieuw flexibel productiesysteem. De fabriek telt
momenteel 4 946 werknemers. Vorig jaar werden er 207 163 voertuigen
geproduceerd.
Bij haar voorlopige beoordeling had de Commissie twijfels omtrent de
verenigbaarheid van de maatregel met de (in februari 2004 herziene)
EU-regels betreffende opleidingssteun. Ten eerste lijken sommige
voorgenomen uitgaven niet te voldoen aan de criteria om voor
opleidingssteun in aanmerking te komen. Het gaat hier met name om de
categorieën betreffende zowel de terugbetaling van
infrastructuurkosten als activiteiten die deel uitmaken van de
"corebusiness" van het bedrijf (waarvoor de Commissie de noodzaak van
steun betwijfelt). Ten tweede heeft de Commissie bezwaar tegen de
indeling van de kosten van het programma bij "specifieke" en
"algemene" opleiding. Specifieke opleiding wordt gedefinieerd als
verband houdend met de positie van de werknemer in het bedrijf,
terwijl algemene opleiding kwalificaties oplevert die overdraagbaar
zijn naar andere bedrijven of werkterreinen en daarom leiden tot een
veel grotere inzetbaarheid van de werknemer. Volgens de EU-regels ligt
het steunniveau voor de eerste soort opleiding lager dan voor de
tweede.
European Union