Gemeente Breda

brief aan Kabinet inzake terugkeer en opvang asielzoekers

Bijgaand treft u een brief aan, ondertekend door meer dan 70 gemeenten en de VNG, aan het Kabinet en de Tweede Kamer. Hierin verzoeken de gemeenten om het terugkeer- en opvangbeleid van (afgewezen) aan te passen en in overeenstemming te brengen met gemaakt afspraken en gedane toezeggingen.
Breda is mede-ondertekenaar van deze brief.

Geachte leden van de ministerraad,

Gemeentebesturen zijn de afgelopen jaren voortdurend geconfronteerd met de (negatieve) effecten van het opvang- en terugkeerbeleid ten aanzien van (afgewezen) asielzoekers.

Sinds een aantal jaren komen verschillende categorieën vreemdelingen niet (meer) in aanmerking voor opvang van de Rijksoverheid. Hiertussen bevinden zich zowel rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen als niet (langer) rechtmatig verblijvende vreemdelingen. Zij worden op straat gezet en aan hun lot overgelaten, en komen in onze gemeenten terecht. Uit humanitaire overwegingen, maar ook uit overwegingen van openbare orde is dit niet aanvaardbaar. Ook kan deze gang van zaken leiden tot risico's op het terrein van de volksgezondheid. Hierdoor drukt er een onaanvaardbaar zware last op de lokale gemeenschap.

Het gaat om veel asielzoekers die al jarenlang in de lokale gemeenschap wonen, en daardoor ook sterk geworteld zijn geraakt in de samenleving, maar toch nog terug zouden moeten keren naar het land van herkomst. Een bijzondere toelatingsmaatregel voor de mensen die onder de oude vreemdelingenwet hun eerste asielverzoek hebben ingediend zou veel van de huidige problemen (hebben) kunnen voorkomen.

De afgelopen jaren zijn deze problemen veelvuldig aan de orde gesteld. Meerdere malen is met klem verzocht om een sluitend opvang- en terugkeerbeleid. Ook zijn de ongewenste gevolgen van het vreemdelingenbeleid veelvuldig besproken met het ministerie van Justitie, met de betrokken ketenpartners binnen de vreemdelingenketen en ook met de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie zelf. Dit is gebeurd in directe contacten met de ketenpartners, maar ook door de VNG en de G4. Uiteindelijk heeft dit geleid tot concrete afspraken over een sluitend terugkeerbeleid. Daarnaast is de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie met een aantal concrete beleidsvoornemens en toezeggingen gekomen, in de terugkeernota van november 2003 en in een aantal daaropvolgende brieven. Ook uitte de minister in kamerdebatten expliciet haar intentie om de problemen van gemeenten op te lossen.

Hierdoor ontstond bij gemeenten een gerechtvaardigd vertrouwen dat de problematiek op de toegezegde wijze zou worden opgelost. Gemeenten hebben het gesprek met de landelijke overheid open en constructief gevoerd. Ook toen zij geconfronteerd bleven worden met problemen, bleef gedurende lange tijd de hoop leven dat deze problemen uiteindelijk zouden worden verholpen en het alleen maar een kwestie van tijd zou zijn om uitvoering te geven aan het voorgenomen beleid.

Wij moeten echter constateren dat het ingezette nieuwe beleid geen verbetering heeft gebracht in de problematiek van het op straat terecht komen van vreemdelingen. Daarnaast worden de toezeggingen die door de minister zijn gedaan aan de Tweede Kamer, en de afspraken die expliciet met gemeenten zijn gemaakt, niet of niet geheel nagekomen. Een aantal gemeenten heeft daaraan consequenties verbonden.

Gevolgen voor gemeenten van het beleid:

Nog steeds hebben gemeenten te kampen met de gevolgen van grote aantallen op straat gezette vreemdelingen. Ook is er geen zicht op dat in de toekomst een einde zal komen aan het op straat zetten van vreemdelingen. Inmiddels is er zelfs een nieuwe grote groep vreemdelingen toegevoegd die zonder enige voorziening de straat als oplossing aangereikt krijgt: de bijna 4.000 (ex-) AMA's. Het moge duidelijk zijn dat geen enkele gemeente hierop zit te wachten. Opmerkelijk is bovendien dat over dit besluit geen voorafgaand overleg is geweest met de gemeenten, waardoor zij zich nogal overvallen voelen.

Dit terwijl de verantwoordelijke minister op 17 september 2003 in de Tweede Kamer zei:

Gevraagd is wat je gemeenten aandoet als er mensen en gezinnen op straat worden gezet. In het huidige beleid worden mensen vanuit de opvang aan de andere kant van de slagboom uitgezet. Ik ben het met diegenen eens die zeggen dat dit niet kan. Ik kan het echter niet van de ene op de andere dag oplossen. Ik verwacht dus niet van de gemeenten dat zij ontruimen en mensen op straat zetten. Dat is dus zeker niet de bedoeling, maar dat krijgt verdere invulling in het terugkeerbeleid. (TK 19637, nr. 777, p. 21)

Gemeenten worden nog steeds, en door de ontwikkelingen rondom de ex-AMA's zelfs in toenemende mate, in een positie geplaatst waarin wij geen andere keuze hebben dan noodvoorzieningen te ondersteunen voor dakloze vreemdelingen, teneinde de problemen die de Rijksoverheid op het bord van de gemeenten heeft gelegd het hoofd te bieden. Dit is een voor ons onaanvaardbare situatie, aangezien wij nog steeds nadrukkelijk van mening zijn dat het opvangen en/of verwijderen van in Nederland verblijvende (afgewezen) asielzoekers een verantwoordelijkheid is van de Rijksoverheid en niet van gemeenten.

Om deze situatie expliciet onder uw aandacht te kunnen brengen is een uitgebreide rapportage gemaakt onder de naam De Rekening. Deze rapportage is gebaseerd op de bevindingen van de LOGO Gemeenten. Daarnaast hebben een groot aantal gemeenten de bevindingen onderschreven. De rapportage en de betrokken gemeenten treft u in een bijlage aan.

Onderstaand worden een aantal belangrijke punten uit de rapportage vermeld.


* Het Project Terugkeer dat is ontwikkeld om asielzoekers die onder de Oude Vreemdelingenwet hun eerste asielverzoek hebben gedaan, maar niet voor de beperkte pardonregeling in aanmerking kwamen te begeleiden bij hun terugkeer blijkt in de praktijk geen enkele positieve uitwerking te hebben op het aantal mensen dat daadwerkelijk terugkeert. De overgrote meerderheid van de mensen die Nederland zouden moeten verlaten keert niet terug, maar vertrekt met onbekende bestemming, vermoedelijk in de illegaliteit.

* Twijfels over de intensieve begeleiding en facilitering bij terugkeer alsook de toepassing van het toegezegde buiten-schuld criterium blijken gegrond te zijn.

* Op asielzoekers die onder de nieuwe Vreemdelingenwet hun eerste asielverzoek hebben ingediend is nog steeds de zogeheten 28-dagen termijn van toepassing, hetgeen betekent dat opvang automatisch ophoudt 28 dagen nadat de eerste asielprocedure definitief is beëindigd. Alhoewel aangetoond is dat voor veel categorieën asielzoekers vaststaat dat terugkeer niet binnen deze termijn te regelen is, wordt nog steeds aan deze termijn vastgehouden.
* Voor een aantal categorieën rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen (waaronder vreemdelingen die een aanvraag hebben lopen voor een verblijfsvergunning op medische gronden) geldt dat zij op dit moment nog steeds niet voor opvang van de Rijksoverheid in aanmerking komen.

* De expliciete (zowel schriftelijk als mondeling gedane) toezegging van de minister om geen gezinnen te scheiden wordt op een andere manier ingevuld en uitgevoerd dan oorspronkelijk was toegezegd, waardoor er in het kader van het terugkeerbeleid wel degelijk gezinnen worden gescheiden.

* Er komt, zoals al eerder genoemd, op korte termijn een nieuwe grote groep zeer kwetsbare asielzoekers op straat terecht, te weten de (ex-)AMA's. Vanwege de kwetsbaarheid van de groep en de relatief jonge leeftijd zijn er grote risico's dat velen van hen in de prostitutie of criminaliteit terecht komen.

Op grond van de inventarisatie van de praktijk van het opvang- en terugkeerbeleid moeten wij concluderen dat de wijze waarop het beleid nu wordt uitgevoerd niet in overeenstemming is met de afspraken die met de minister zijn gemaakt. Het is zaak voor de Rijksoverheid snel waar te maken wat is toegezegd en daarmee vertrouwen te herwinnen.

Immers juist gemeenten die bereid waren om asielzoekers op te vangen toen dat nodig was, worden nu geconfronteerd met de gevolgen van een niet sluitend terugkeerbeleid.

Middels dit schrijven verzoeken wij u dan ook met klem om het beleid ten spoedigste zodanig aan te passen dat het wel in overeenstemming is met de gemaakte afspraken en de gedane toezeggingen en daarmee de verantwoordelijkheid voor het sluitstuk van het vreemdelingenbeleid neer te leggen waar het hoort, namelijk bij de rijksoverheid.

Voor een nadere toelichting op de geschetste problematiek, verwijzen wij naar de bijgevoegde rapportage De rekening, praktijk van het opvang- en terugkeerbeleid.

Een gelijkluidend schrijven is tevens verzonden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

In afwachting van een spoedige reactie uwerzijds.

Hoogachtend,

Drs W.J. Deetman

voorzitter VNG