Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
17 november 2005 W&B/B&K/05/94811
Uw kenmerk: 2050603240
Onderwerp Datum
Vragen van het lid Noorman-Den Uyl 6 december 2005
./. Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Financiën, de antwoorden op de vragen van het lid
Noorman-Den Uyl (PvdA) over de toename van huishoudens die rood staan.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
2050603240 Kamervragen Noorman Den Uyl en antwoorden.
Vraag 1
Kent u de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat huishoudens in
september 2005 voor 7,3 miljard rood stonden en dat dit 6% meer is dan in september
2004?
Antwoord.
Ja.
Vraag 2
Was de minister van Financiën op de hoogte van deze cijfers toen hij de brief naar de
Kamer zond met daarin maatregelen om overkreditering te beperken? Zo niet, denkt u dat
2
deze voorgenomen maatregelen voldoende zijn om de hiervoor genoemde stijging van de
roodstand van huishoudens te laten afnemen?
Antwoord.
De minister van Financiën is op de hoogte van de groei van roodstand in de afgelopen jaren.
Roodstand is een sterk groeiende vorm van krediet. Afgelopen jaar stonden Nederlanders voor
6,9 miljard euro in het rood ten opzichte van 5,5 miljard euro in 2000. Deze trend zet zich dit jaar
voort.
De bij brief aan u aangekondigde maatregelen ter verdere voorkoming van overkreditering
(Kamerstukken TK, 2005-06, 29507, nr. 31) zijn gericht op het voorkomen van problematische
schulden ontstaan door overkreditering in het algemeen. De voorgenomen extra maatregelen
dienen als aanvulling op de Wet financiële dienstverlening (Wfd) die naar verwachting vanaf 1
januari 2006 in werking zal treden. In de Wfd zijn regels opgenomen ten aanzien van
informatieverplichtingen, waaronder de aanscherping van de reclameregels voor krediet, en de
kredietwaardigheidtoets.
De extra maatregelen hebben tot doel het acceptatiebeleid van kredietaanbieders aan te scherpen,
zodat de mate van kredietverstrekking, nog beter dan nu het geval is, wordt afgestemd op de
financiële draagkracht van de consument. Aan kwetsbare consumenten zal door de maatregelen
minder makkelijk krediet kunnen worden verstrekt. De verwachting is dat dit er mede toe zal
leiden dat zij minder snel in een situatie van problematische schulden terecht komen.
Kredieten met een looptijd van minder dan drie maanden vallen buiten het toezicht van de Wfd.
Hieronder valt ook roodstand waarbij een consument gehouden is iedere drie maanden het
uitstaand saldo aan te zuiveren. In dat geval zijn de voorgenomen extra maatregelen niet van
toepassing. Overigens heeft de Minister van Financiën tijdens het Algemeen Overleg met de vaste
commissie voor Financiën over het ontwerp-Besluit financiële dienstverlening op 10 november jl.,
aangekondigd met de sector in overleg te zullen treden om na te gaan of roodstand kan worden
betrokken in de BKR-registratie.
Vraag 3
Bent u verontrust over deze toename? Bent u bereid u in te zetten om het aantal
huishoudens met problematische schulden terug te dringen?
Antwoord.
Juist uit bezorgdheid over problematische schulden heb ik aanvullende maatregelen aangekondigd
om problematische schulden ontstaan door overkreditering te voorkomen. Ik heb deze
maatregelen uiteengezet in mijn bovengenoemde brief aan u van 7 november jl. De verwachting is
dat deze maatregelen er mede toe zullen leiden dat consumenten minder snel in een situatie van
problematische schulden terecht komen.
De maatregelen ter voorkoming van problematische schulden ontstaan door overkreditering maken
onderdeel uit van een breed pakket aan maatregelen ter beperking van de schuldenproblematiek
van de bij deze problematiek betrokken ministeries, namelijk de ministeries van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, Justitie, Economische Zaken en Financiën. In de onlangs aan u toegezonden
nota «Het Rijk rond schulden» wordt de samenwerking en samenhang met betrekking tot de
schuldenproblematiek omschreven van deze vier ministeries.
3
Vraag 4
Ziet u het verband tussen de stijging van de hoogte van de roodstand bij huishoudens en de
toegenomen vraag naar gemeentelijke schuldhulpverlening? Zo neen, kunt u dit toelichten?
Antwoord.
Een van de mogelijke oorzaken voor het ontstaan van problematische schulden is overkreditering.
Bij overkreditering kan ook roodstand een rol spelen. Bij het ontstaan van problematische
schulden is echter meestal sprake van meerdere onderling met elkaar
samenhangende oorzaken. Gezien de complexiteit van de problematiek kan de hoogte van de
roodstand bij huishoudens niet als dé oorzaak voor de toegenomen vraag naar gemeentelijke
schuldhulpverlening worden aangemerkt.
Vraag 5
Vindt u dat gemeenten over voldoende budget beschikken om de toename van de vraag om
schuldhulpverlening te ondervangen? Zo ja, waar moet dat vandaan komen na de forse
bezuiniging op het budget bijzondere bijstand, de beperking van het gemeentelijke
belastinggebied en het deels handmatig afromen van het budget van de Wet werk en
bijstand?
Antwoord.
Gemeenten kunnen de schuldhulpverlening financieren uit verschillende middelen. Hiervoor kunnen
bijvoorbeeld eigen middelen ingezet worden. Daarnaast kunnen de middelen uit het
Gemeentefonds aangewend worden. Gemeenten kunnen zelf bepalen hoe ze de middelen van het
Gemeentefonds aanwenden. Het is dus toegestaan dat gemeenten naast de inzet van middelen uit
het fictief budget bijzondere bijstand ook andere middelen inzetten voor schuldhulpverlening.
Overigens zij opgemerkt dat de uitname van 220 miljoen uit het Gemeentefonds in 2004 te
maken had met de afschaffing van de categoriale bijzondere bijstand en de invoering van de
langdurigheidstoeslag.
Ten derde kan ook het overschot op het inkomensdeel van het WWB budget worden gebruikt. In
2004 hielden gemeenten gezamenlijk meer dan 300 miljoen euro over op hun budgetten. Ook voor
2005 verwacht het kabinet (op basis van de meest recente CBS-cijfers die op 25 november 2005
zijn gepubliceerd) dat gemeenten zullen overhouden. Een overschot is voor gemeenten vrij
besteedbaar.
Tot slot is financiering van schuldhulpverlening uit het werkdeel WWB ook mogelijk, voorzover
schuldhulpverlening wordt ingezet als voorziening i.h.k.v. arbeidsinschakeling.
De beperking van het gemeentelijk belastinggebied betreft de afschaffing van het gebruikersdeel
van de OZB. Gemeenten worden hiervoor gecompenseerd via het gemeentefonds, zodanig dat
geen enkele gemeente er reëel op achteruit gaat.
Gezien dit alles is de regering van oordeel dat gemeenten voldoende middelen ter beschikking
hebben om de schuldhulpverlening uit te voeren. Gemeenten zullen bij hun beleidsplannen wel
keuzes moeten maken.
Vraag 6.
4
Heeft het stopzetten van de ESF-subsidies consequenties voor gemeentelijke uitbreidingen
voor schuldhulpverlening die nu geen doorgang kunnen hebben?
Antwoord.
Activiteiten gericht op schuldhulpverlening zijn subsidiabel onder de ESF3- regeling sinds juli 2004.
Sinds 28 oktober 9:00 uur jl. is het ESF volledig benut. Aanvragen die voor die datum zijn
ontvangen, worden in behandeling genomen. Nieuwe aanvragen voor ESF-subsidie kunnen echter
niet meer worden ingediend. In hoeverre gemeenten projecten gericht op schuldhulpverlening in
voorbereiding hadden is mij niet bekend.
Vraag 7
Wanneer kan de Kamer de nota naar aanleiding van het verslag over wetsvoorstel Wijziging
van de Faillissementswet in verband met de saneringsregeling natuurlijke personen (29 942)
tegemoet zien?
Antwoord
Na overleg met mijn collega van Justitie kan ik u berichten dat het streven is om begin volgend jaar
de nota naar aanleiding van het verslag over het wetsvoorstel Wijziging van de Faillissementswet
naar de Tweede Kamer te verzenden.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid