Ministerie van Buitenlandse Zaken


1. Presentatie Jaarverslag 2004 door de Europese Rekenkamer

President Weber lichtte de bevindingen van de Europese Rekenkamer (ERK) over het jaar 2004 toe. Over de uitgaven van de EU over 2004 kon wederom geen goedkeurende verklaring (DAS) worden afgegeven. De ERK stelt wel voortgang bij de toezicht- en controlesystemen van de Commissie vast, zoals bijvoorbeeld bij de landbouwuitgaven, maar dit is nog onvoldoende. Verder ging Weber in op het feit dat lidstaten, in samenwerking met de Commissie, meer moeten doen om het beheer van de betalingen van de Unie te verbeteren. De voorzitter besloot dit onderwerp door de inhoudelijke bespreking van het jaarverslag te verwijzen naar de Ecofin Raad van maart 2006 die het advies aan het Europees Parlement - de décharge autoriteit - bij deze gelegenheid zal vaststellen.


2. Ontwerpbegroting voor het begrotingsjaar 2006

De Raad stelde op 24 november zijn tweede lezing van de ontwerpbegroting 2006 uit nadat de onderhandelingen tussen Raad en het Europees Parlement niet tot overeenstemming had geleid over een globaal akkoord. Het voorzitterschap heeft vervolgens op vrijdag 25 november besloten om op korte termijn alsnog de tweede lezing van de Raad vast te stellen en onmiddellijk de onderhandelingen met het Europees Parlement te hervatten om zo spoedig mogelijk tot een akkoord te komen.

In Raadskader is op woensdag 30 november de voorliggende tweede lezing op ambtelijk niveau aangenomen en deze lezing is tijdens de eerst daarop volgende Raad vastgesteld. Hiermee kunnen de definitieve bedragen voor de verplichte uitgaven als vastgesteld worden beschouwd, aangezien de Raad hier het laatste woord heeft. De niet-verplichte uitgaven zijn ook door de Raad ingeschreven, maar hierover heeft het Europees Parlement het laatste woord. Het is de verwachting dat het Europees Parlement - in plenaire zitting - op onderdelen en binnen de overeengekomen maxima zal afwijken van de tweede lezing van de Raad voor de niet-verplichte uitgaven.

De Voorzitter van het Europees Parlement zal op 15 december tijdens de plenaire zitting de begroting voor 2006 vaststellen indien het Parlement overeenstemming heeft bereikt over de eigen tweede lezing en instemt met het globaal akkoord met de Raad.


3. Compromis met het Europees Parlement

Voor het eerst sinds november 1999 (begroting 2000 onder Fins voorzitterschap) bereikten de Raad en een vertegenwoordiging van het Europees Parlement op de dag van de conciliatie geen politiek akkoord. Belangrijkste onderhandelingspunten waren de hoogte van de betalingskredieten, de inzet van het flexibiliteitsinstrument, de middelen voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) en de ophoging van een aantal co-decisieprogramma's. Het liep uiteindelijk stuk op de hoogte van de betalingskredieten, waarbij het voorzitterschap aangaf dat een groot deel van de EP-delegatie was opgestapt van de onderhandelingstafel, waaruit hij opmaakte dat een deel van het Parlement op dat moment niet bereid was tot het sluiten van een akkoord met de Raad.

Bij de voorbereiding in Raadskader van de conciliatie met het Europees Parlement sloot Nederland zich aan bij de in Coreper met gekwalificeerde meerderheid vastgestelde inzet. Tot die tijd had Nederland zich verzet tegen het niveau van de betalingskredieten in tweede lezing (E 111,4 mld, 1,0051% EU-BNI). Nederland gaf aan dit niveau nu als inzet voor de onderhandelingen te kunnen steunen, maar dat hiermee de onderhandelingsruimte richting EP (inzet E 116,2 mld, 1,05% EU-BNI) uiterst beperkt was. Nederland voelde zich gesterkt in deze opvatting omdat volgens de nieuwste cijfers van de Commissie, zoals weergegeven in Aanvullende Begroting nr. 8/2005, over 2005 geen additionele afdrachten nodig bleken - zoals tot voor enkele weken wel werd gesuggereerd - maar dat nu al duidelijk was dat er ook in 2005 sprake is van onderuitputting. Zo stelt de Commissie voor om reeds E 650 mln die niet wordt uitgeput op het landbouwhoofdstuk (Categorie 1) te verrekenen met de lidstaten. Hierbij kan opgemerkt worden dat de begroting 2005, die tot stand kwam onder Nederlands voorzitterschap en zich op het niveau van betalingskredieten beperkte tot 1,00% van het EU-BNI, aangemerkt werd als een zeer zuinige begroting.

Omdat er geen blokkerende minderheid in de Raad leek om een grote stijging van het budget tegen te houden, heeft Nederland zich sterk ingezet de gelijkgezinden aan zijn zijde te krijgen en te houden. Duitsland gaf vanaf het begin aan geen begroting boven 1,0100% van het EU-BNI te kunnen accepteren, en kreeg daarin bijval van diverse landen, waaronder Nederland. Het voorzitterschap koos er in eerste instantie voor om zich vooral te richten op de onderhandelingen over de inzet van het flexibiliteitsinstrument, additionele middelen voor het GBVB en de ophoging van de co-decisieprogramma's. Voor Zweden en Finland bleek, net als voor Nederland, een inzet van het flexibiliteitsinstrument van meer dan E 200 mln niet acceptabel. Toen het Europees Parlement weigerde de Raad verder tegemoet te komen bij de betalingskredieten, tekende zich in de Raad een blokkerende minderheid af tegen het finale voorstel zoals door het EP op tafel gelegd. Een deel van de delegatie van het Europees Parlement had op dat moment de onderhandelingen echter al verlaten, waardoor het voorzitterschap moest constateren dat verder onderhandelen op dat moment niet meer mogelijk was.

Op woensdagavond 30 november 2005 is tijdens een speciaal daarvoor ingelaste triloog in aanwezigheid van de Commissie verder onderhandeld tussen het voorzitterschap en een kleine delegatie van het Europees Parlement. Dit heeft tot een politiek akkoord geleid over de begroting 2006. Dit akkoord zal naar verwachting in de week van 5 december formeel door de Raad worden bevestigd. Hieronder volgen de belangrijkste elementen. . Het niveau van betalingskredieten is bepaald op 1,0100% EU-BNI. Tevens werd een gezamenlijke verklaring overeengekomen dat de Commissie een voorstel voor additionele betalingskredieten in kan dienen indien de uitputting hiertoe aanleiding geeft; . De inzet van het flexibiliteitsinstrument voor E 275 mln. bij het externe beleid (Categorie 4), waarvan 40 mln voor het GBVB. Bij de verhoging van het GBVB werd een verklaring aangenomen dat de Raad het EP overeenkomstig eerder gemaakte afspraken zal informeren, maar dat de informatievoorziening voortaan plaats zal vinden op het niveau van ambassadeur (Politiek en Veiligheidscomité); . Ophoging van een zestal co-decisieprogramma's bij het interne beleid (Categorie 3) en administratieve uitgaven (Categorie 5) onder de plafonds, voor in totaal E 100 mln; . Nota van Wijziging nr. 1 op het Voorontwerp van de Begroting 2006; flankerende maatregelen voor ACS-landen als gevolg van de EU-suikerhervorming; . Nota van Wijziging nr. 2 op het Voorontwerp van de Begroting 2006 met de actuele ramingen van de landbouwuitgaven, inclusief de in deze nota vervatte middelen voor een tweetal proefprojecten. . Nota van Wijziging nr. 3 op het Voorontwerp van de Begroting 2006 waarin de Commissie het Voorontwerp van de Begroting voor wat betreft de betalingskredieten aanpast tot het door Raad en EP overeengekomen niveau van 1,0100% van het EU-BNI. . Tevens werd overeenstemming bereikt over Aanvullende Begroting nr. 8 op de begroting voor 2005. In deze aanvullende begroting wordt aan de uitgavenkant de onderuitputting bij de landbouwuitgaven van E 650 mln met de lidstaten verrekend. Voor wat betreft de eigen middelen vindt een verrekening van in totaal 3,2 mld aan extra afdrachten plaats, die vooral het gevolg zijn van een aanpassing BNI-cijfers (oa van Nederland , maar ook van Spanje en Duitsland) en teveel betaalde BTW-afdrachten.

Naar verwachting zal dit pakket door de Raad met gekwalificeerde meerderheid worden goedgekeurd. Voor Nederland is de uitkomst voor het niveau van betalingskredieten, zeker gezien de inzet van het Europees Parlement en de verhoudingen binnen de Raad, gunstig te noemen. Nederland kan zich echter, samen met Zweden en Finland, niet vinden in de overeengekomen hoogte van het flexibiliteitsinstrument, dat met E 275 mln ruim boven het altijd door de Raad voorgestane maximum van E 200 mln komt te liggen.


4. Besluitvorming Raad per begrotingscategorie (tweede lezing Raad)

De Raad heeft de tweede lezing aangenomen waarbij de Nota van Wijziging nr. 1 op het Voorontwerp van de begroting 2006 (flankerende maatregelen voor ACS-landen als gevolg van suikerhervorming) en nr. 2 (aanpassing landbouwramingen) in zijn geheel zijn verwerkt. Een overzichtstabel is bijgevoegd.

De door de Raad vastgestelde tweede lezing komt op E 120,7 mld. aan vastleggingskredieten en E 111,42 mld. aan betalingskredieten (1,0051% EU-BNI).

Het Europees Parlement zal conform de afspraken en de Nota van Wijziging nr.3/2006 de betalingskredieten bij de niet-verplichte uitgaven kunnen ophogen tot E 111,97 mld (1,0100% EU-BNI). Het EP zal de door de Raad gelaten marges in Categorie 3 en 5 (vastleggingskredieten) waarschijnlijk gebruiken om alsnog een aantal eigen wensen op te nemen.

Categorie 1: landbouwuitgaven

De wijzigingsvoorstellen van het EP zijn niet overgenomen. Wel zijn de in de Nota van Wijziging nr. 2/2006 vervatte middelen voor een proefproject voor een veiligheidsfonds voor groente en fruit meegenomen in de tweede lezing van de Raad.

De marge in Categorie 1a, na de tweede lezing, is E 1,6 mld. In categorie 1b, plattelandsontwikkeling, is het totaal aan vastleggingen en betalingen ongewijzigd gebleven ten opzichte van de eerste lezing van de Raad. De marge is als gebruikelijk hierdoor op nul gebleven.

Categorie 2: structuur- en cohesie-uitgaven

De amendementen van het EP waarbij de betalingskredieten met in totaal E 3,7 mld. waren opgehoogd, zijn niet overgenomen. Binnen het overeengekomen totaal van de betalingskredieten zal het EP een deel van de amendementen in tweede lezing mogelijk handhaven.

Het amendement dat betrekking had op een deel van de financiering van de verlenging van het PEACE II programma (ter bevordering van het vredesproces in Noord-Ierland) werd niet overgenomen. Het EP wenste het flexibiliteitsinstrument in te zetten voor E 12 mln. Raad en EP kwamen overeen dat het flexibiliteitsinstrument niet voor dit doel zal worden ingezet, hetgeen ook in lijn is met het Nederlandse standpunt.

Categorie 3: intern beleid

Resultaat van de tweede lezing van de Raad is dat bij de vastleggingskredieten er sprake is van een marge van E 201,3 mln. Bij de betalingskredieten heeft de Raad een verlaging van ruim E 300 mln ten opzichte van de eerste lezing van het EP doorgevoerd en hiermee een gedeelte van eigen de korting in eerste lezing teruggedraaid (m.n. onderzoek, E 183 mln).

In deze categorie werd een tweetal amendementen (speciale gebeurtenissen en Midden- en Kleinbedrijf) gedeeltelijk overgenomen. De in Nota van Wijziging nr.2/2006 opgenomen middelen voor een studie om bossterfte in de Unie tegen te gaan (E 0,3 mln) werd eveneens aanvaard. Dit alles leidt tot een stijging bij de vastleggingskredieten van E 8,8 mln euro ten opzichte van de eerste lezing. Voor de overige begrotingsonderdelen werd de door de Raad in eerste lezing opgestelde ontwerpbegroting gehandhaafd.

De Raad en het EP bereikten tijdens de triloog op woensdagavond 30 november ook overeenstemming over de ophoging van een zestal co-decisieprogramma's voor in totaal E 100 mln (MKB, 28 mln; Socrates 33 mln; LIFE 7 mln; Jeugd 9 mln; Onderzoek 21 mln en Cultuur 1 mln). Hoewel het EP het laatste woord heeft bij deze niet-verplichte uitgaven, is voor een verhoging van de in co-decisie afgesproken enveloppes overeenstemming met de Raad nodig. Het EP zal deze amendementen in tweede lezing meenemen. Met dit akkoord is de inzet van het flexibiliteitsinstrument bij het interne beleid voorkomen.

Verder geldt dat zowel bij de vastleggingskredieten als bij de betalingskredieten het EP tijdens de tweede lezing een aantal amendementen die door de Raad zijn afgewezen weer in de begroting op kan nemen. De grens hierbij is de nog beschikbare marge (onder het subplafond voor deze categorie van de Financiële Perspectieven) en de overkoepelende afspraak tussen Raad en EP inzake het maximum voor de betalingskredieten.

Categorie 4: extern beleid

De Raad heeft zijn Ontwerpbegroting gehandhaafd met één wijziging; de Nota van Wijziging nr. 1 voor wat betreft de flankerende maatregelen voor ACS-landen als gevolg van de suikerhervorming wordt geaccepteerd. Hiermee resteert een marge van E 1,7 mln.

Tijdens de eerder genoemde conciliatie triloog van 30 november werd met het EP overeengekomen het flexibiliteitsinstrument in te zetten en wel voor een bedrag van E 275 mln. als bijdrage in de financiering voor de Tsunami (95 mln), de gevolgen van de suikerhervorming voor ACS-landen (40 mln) en Irak (100 mln.). Ook wordt hieruit de ophoging van het GBVB-budget met E 40 mln gefinancierd. Nederland betreurt het dat de inzet van het flexibiliteitsinstrument het maximum van E 200 mln overstijgt en kan om die reden ook niet instemmen met het globaal akkoord.

Zowel bij de vastleggingskredieten als bij de betalingskredieten kan het EP tijdens de tweede lezing een aantal amendementen die door de Raad zijn afgewezen weer in de begroting opnemen. De grenzen hierbij zijn de beschikbare marge (onder het plafond voor deze categorie van de Financiële Perspectieven) plus de inzet van het flexibiliteitsinstrument voor E 275 mln. bij de vastleggingen en de overkoepelende afspraak tussen Raad en EP inzake het maximum bij het totaal aan betalingskredieten.

De Nota van Wijziging nr. 3 op het Voorontwerp van de Begroting 2006 zal waarschijnlijk het bedrag aan betalingen met E 40 mln verlagen.

Categorie 5: administratieve uitgaven

De Raad draait een deel van de korting uit eerste lezing terug op basis van Commissiecijfers over de invulling van nieuwe posten (+26, 3 mln). Verder keert de Raad terug naar zijn eerste lezing, met uitzondering van het amendement waarin het EP in eigen begroting snijdt, dat wordt overgenomen (-20 mln). De beschikbare marge komt hiermee op E 123,8 mln.

Categorie 6: reserves

Raad en EP hebben geen wijzigingen aangebracht ten opzichte van het Voorontwerp van de Begroting van de Commissie.

Categorie 7: pre-accessiesteun

De Raad houdt vast aan eerste lezing. De verhoging van betalingskredieten zoals door het EP voorgesteld wordt niet overgenomen. De Nota van Wijziging nr. 3 op het Voorontwerp van de Begroting 2006 zal waarschijnlijk het bedrag aan betalingen met E 187 mln. verlagen.

Besluit

De uitkomsten van deze begrotingsraad en de verdere onderhandelingen zijn op het punt van de betalingskredieten bevredigend te noemen. De Nederlandse inspanning heeft niet kunnen voorkomen dat de prijs die de Raad voor het compromis moet betalen een inzet van het flexibiliteitsinstrument boven het maximum van E 200 mln. is. De Nederlandse inspanningen hebben echter wel bijgedragen om de belangrijkste Nederlandse inzet - een beheerste ontwikkeling van de betalingskredieten (uitgaven) - te realiseren. Daarnaast komen er meer middelen voor het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid (GBVB) beschikbaar.


-----------------------
Tijdens het AO (10 november 2005) voor deze begrotingsraad vroeg de heer van Dijk:

"In de begroting zoals die door de Europese commissie is neergelegd, staat dat Nederland aan eigen middelen een totaal van 5,7 mld. zou gaan betalen. In de Staat van de Unie voor het jaar 2006 staat dat Nederland 6,3 mld bijdraagt. Welk cijfer klopt?" Het verschil tussen genoemde bedragen is grotendeels te verklaren door de aanpassing van de BNI-afdrachten als gevolg van een CBS-revisie. De Commissie had deze aanpassing nog niet meegenomen in het Voorontwerp van de Begroting 2006 en ook in de Ontwerpbegroting zoals in juli door de Raad vastgesteld wordt nog uitgegaan van de oude BNI-cijfers. In de Aanvullende Begroting nr. 8/2005 verwerkt de Commissie de BNI-aanpassing voor de jaren 2001-2004 in de afdrachten voor 2005. De doorwerking voor 2005 en 2006 moet echter nog verwerkt worden in de EU-begroting voor 2006 terwijl deze in de Staat van de Unie al wel meegenomen zijn. Daarnaast zijn naar aanleiding van de cMEV-raming de BTW-afdrachten en invoerrechten ook opwaarts bijgesteld. Tot slot kan worden opgemerkt dat afdrachtenramingen altijd plaatsvinden op basis van het Voorontwerp van de Begroting van de Commissie dat begin mei verschijnt. In het Voorontwerp is het niveau van betalingskredieten, waarop de afdrachten gebaseerd zijn, over het algemeen hoger dan de Ontwerpbegroting die de Raad in juli vaststelt.


---- --