Gemeente Utrecht


2005 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
122 Vragen van de heer drs. R. Vriezen
(ingekomen 13 november 2005)


Enerzijds krijgen de twee delen van de Haarrijnse Plas al min of meer definitieve vormen. Anderzijds komen er in het gebied ten westen van het Amsterdam-Rijnkanaal steeds meer mensen te wonen in Leidsche Rijn, Vleuterweide en Terwijde.

B en G vindt het tijd worden dat er gestart wordt met het voor gebruik gereedmaken van de Haarrijnse Plas voor al deze bewoners. Voorkomen moet worden dat ook bij de Haarrijnse Plas dezelfde situatie ontstaat als bij het Leidsche Rijn Park. Zowel de aanleg van de Haarrijnse Plas als van het Leidsche Rijn Park zijn duidelijke keuzes geweest bij het bepalen van de bebouwingsdichtheid (het gemiddeld aantal woningen per hectare) in deze Vinexlocatie. De kopers en huurders van de woningen op de hiervoor genoemde locaties betalen c.q. betaalden in de koopsom c.q. de huursom hier al voor of zullen dat gaan betalen.

B en G wenst dat op korte termijn gestart wordt met het voor gebruik gereedmaken van in ieder geval het oostelijke deel van de Haarijnse Plas. Het terrein dient al wat betreft de grondwerken ingericht te worden, zodat de aanplant en de aanleg van de infrastructuur kan starten. Hierop gericht doet B en G de volgende suggesties:
1. Een deel van de apart opgeslagen bovengrond te gebruiken voor de aanleg van een natuurachtig gevormde wal tussen de hele plas en de A2 mede ter voorkoming van verkeerslawaai van de A2.
2. Een ander deel te gebruiken voor het aanleggen van een geaccidenteerd terrein aan de noordzijde van de plas.
3. De recreatiewaarde van een plas te verhogen door de aanleg van voorzieningen, zoals duikfaciliteiten, een strand, kanoverhuur etc. Met de aanleg van het strand dient versneld begonnen te worden.
4. Een recreatiecentrum te realiseren bij voorkeur met inzet van private partijen. Dit centrum dient liefst het hele jaar door open te zijn.

Op grond van het bovenstaande komt B en G tot de volgende vragen. Is het college bereid om:
1. De bovengronden in te zetten voor de aanleg van een natuurachtig gestructureerde wal tussen de A2 en de Haarrijnse Plas?
2. De rest van de bovengronden aan te wenden voor het op een natuurlijke wijze accidenteren van het noordelijk deel langs de Haarrijnse Plas?
3. Op korte termijn te starten met de aanleg van het strand en een aantal voorzieningen die een meerwaarde voor het bezoek aan de plas hebben?
4. Te onderzoeken of het recreatiecentrum zodanig ingericht kan worden dat het centrum het hele jaar door te gebruiken is?

Antwoord van Burgemeester en Wethouders
(Verzonden 6 december 2005)


1. Voor deelgebied Haarrijn liggen er twee programmaonderdelen; een bedrijventerrein en een recreatiezone in het zuidelijk deel langs het bedrijventerrein. Daarnaast heeft Projectbureau Leidsche Rijn een onderzoek uitgevoerd naar mogelijkheden voor gedeeltelijke woningbouw op Haarrijn. Het College van B&W heeft ingestemd met dit onderzoek en besloten dat Projectbureau Leidsche Rijn nadere voorstellen voor gedeeltelijke woningbouw op Haarrijn kan uitwerken. Voor het bedrijventerrein geldt dat er geen geluidwerende voorziening nodig is. Het alsnog aanleggen van een wal als geluidwerende voorziening betekent dat er uitgeefbaar bedrijventerrein, en daarmee grondopbrengst, verloren gaat. Het college is geen voorstander om een wal als geluidwerende voorziening aan te leggen in dit deel. Indien er woningbouw gerealiseerd wordt zal onderzocht worden of geluidwerende voorzieningen vorm kan krijgen door woningen zelf. Dit wordt in het Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE) voor Haarrijn, dat vanaf begin 2006 wordt opgesteld, meegenomen.
2. Het al dan niet accidenteren van het noordelijk deel langs de Haarrijnse plas is een ontwerp- opgave. De ontwerpopgave wordt opgepakt in het SPvE voor Haarrijn. Het college wil nu geen toezegging geven om dit deel van Haarrijn geaccidenteerd aan te leggen, aangezien er geen inzicht bestaat in kosten en consequenties ervan. Daarnaast geldt dat voor een klein deel van de bovengrond een afname contract is gesloten waarmee financiële inkomsten voor de gemeente worden gegenereerd. Door deze grond te benutten voor een geaccidenteerde aanleg (of een natuurachtig gevormde wal) betekent dat deze inkomsten komen te vervallen. Voor de overige gronden hebben we nog bestemmingen in het vooruitzicht.
3. Om te weten of bepaalde voorzieningen meerwaarde hebben voor de Haarrijnse plas, en dus voor de inwoners van Leidsche Rijn, zal inzicht verkregen moeten worden in vraag en aanbod. Een aantal, die u noemt, zoals duikfaciliteiten, hebben vaak een regionaal bereik. Projectbureau Leidsche Rijn voert momenteel een onderzoek uit naar mogelijkheden, vraag en aanbod, van potentiële recreatieve voorzieningen bij de Haarrijnse plas. De regionale context wordt hierin meegenomen. De uitkomsten van dit onderzoek worden verwerkt in het SPvE. Het college lijkt het niet zinvol om op korte termijn voorzieningen in te passen zonder dat inzicht is in vraag en aanbod van deze voorzieningen.
4. Het college onderschrijft het streven om recreatievoorzieningen in te passen die het hele jaar door gebruikt kunnen worden. Zoals u zelf aangeeft is het realiseren van recreatievoorzieningen door marktpartijen een mogelijke optie. Het is echter afhankelijk van het te realiseren programma (zie vraag 3) en van mogelijke potentiële ondernemers of deze voorzieningen het hele jaar door te gebruiken zijn.


---- --