Speech van minister Dekker op de Zuidvleugelconferentie op 7 december
2005 in Den Haag.
Dames en heren,
Het is me een genoegen om tot u, bestuurders van de Zuidvleugel het
woord te richten. Uit het feit dat u hier met zovelen bent concludeer
ik dat deze jaarlijkse conferentie in een duidelijke behoefte
voorziet. Een conferentie in december is ook een goed moment om de
balans op te maken.
Om te beginnen wil ik met u kort terugblikken op het achter ons
liggende jaar. 2005 is een jaar geweest waarin Zuidvleugel en rijk een
aantal zaken op de rails hebben gezet. Den Haag heeft als
internationale stad van recht en bestuur een plaats in het programma
gekregen. De heer Deetman, die na mij het woord zal voeren, zal daar
ongetwijfeld nader op ingaan. De Zuidplaspolder is een duidelijke stap
verder gekomen in de planvorming en voorbereiding. Ook het project
Stedenbaan is een slag verder gekomen. Er is reëel zicht op een nieuwe
dienstregeling 2007 die kansen biedt voor het verder benutten van
verstedelijking rondom bestaande en nieuwe knooppunten.
* Het accoord over de spoortunnel Delft is getekend.
* Randstadrail is in uitvoering.
* In de Noordrand is het project Schieveen, de gecombineerde
ontwikkeling van bedrijventerrein en natuurgebied, klaar voor de
start.
* Er zijn door u economische speerpunten benoemd voor de
Zuidvleugel.
* Maar ook op andere fronten heeft u niet stilgezeten. Ik denk dan
aan het vastleggen van geld voor groen in de Zuidvleugel en de
voortvarende manier waarop door u de luchtkwaliteitsproblematiek
wordt aangepakt. Op dit laatste onderwerp kom ik zo meteen nog
terug.
Kijkend naar uw Zuidvleugelprogramma en dat van het rijk kom ik tot de
conclusie, dat de activiteiten van regio en rijk op hoofdlijnen goed
op elkaar zijn afgestemd. Op hoofdlijnen hebben we elkaar gevonden en
die lijnen hebben we concreet gestalte gegeven in het Projectenboek
voor de Zuidvleugel, dat u op deze conferentie krijgt uitgereikt.
Daarnaast heeft u uw eigen Zuidvleugelplannen voor de langere termijn
gestalte gegeven in uw agenda "Perspectief en Prioriteiten 2020".
Dames en heren, dat is een mooi resultaat. Maar als we in 2006 ècht
zaken met elkaar willen doen is het benoemen van projecten niet
voldoende. De slag die nu moet worden gemaakt, is dat binnen de
voorliggende projecten van het Zuidvleugelprogramma nòg scherpere
keuzes worden gemaakt. Dat geldt niet alleen voor de timing - wat doen
we eerst - maar ook voor de inhoud. Wanneer we het programma
Zuidvleugel naast dat van de andere programmagebieden leggen,
waaronder Noordvleugel en Groene Hart, dan ziet u dat de Zuidvleugel
verreweg de meeste projecten omvat. Niet alles kan tegelijk. Alles
tegelijk uitvoeren wat nu in uw programma is opgenomen zou zelfs tot
gevolg kunnen hebben dat we zaken te zwaar gaan aanzetten. Dat gevaar
dreigt met name wanneer de ontwikkeling van woningbouwlocaties mede is
gebaseerd op de opbrengsten van commercieel vastgoed. Projecten moeten
elkaar aanvullen, niet beconcurreren. U kent daar zelf ongetwijfeld
wel de voorbeelden van. Een intelligente fasering van projecten op
Zuidvleugelniveau via een gedegen netwerkplanning is in dit opzicht
van cruciaal belang.
Als we van de Zuidvleugel een echte netwerkstad willen maken, dan is
daarvoor meer richting nodig. Daarbij spelen verschillende elementen
een rol. Ik noem een paar voorbeelden. Welke ontwikkeling gaat het
gebied tussen Den Haag en Rotterdam doormaken? Welke relaties zijn er
tussen het binnenstedelijk bouwen in de grote steden en nieuwe
uitleglocaties als de Zuidplaspolder? Welke consequenties heeft dat
voor de voorgenomen woningbouw? Het is van groot belang dat u het
daarover onderling eens wordt. Wáár wilt u toplocaties realiseren op
het gebied van wonen? Welke knooppunten worden er in het kader van
Stedenbaan ontwikkeld? Is er voor die knooppunten al een reële
interesse van de markt? Welke keuzes gaat u maken bij de aanpak van de
zwakke schakels in de kustverdediging en wanneer kunnen we dat met
elkaar afstemmen? Bij dit laatste is haast geboden omdat de veiligheid
van het kustgebied in het geding is. Dat betekent op tijd knopen
doorhakken en het aanpakken van de kustveiligheid niet vermengen met
de discussie over een eventuele kustuitbreiding, want dat laatste is
een lange termijn kwestie.
Dames en heren, deze en andere vragen over de diverse projecten zullen
in samenhang moeten worden bezien. Dàt en niets anders is de essentie
van programmatisch werken. Zoals gezegd veronderstelt dat wel een
gedragen ontwikkelingsrichting van de Zuidvleugel. De bouwstenen voor
die richting zijn er. Het gaat er nu om in 2006 zaken uit te werken en
operationeel te maken. Alleen dan kan 2006 een jaar worden waarin er
knopen worden doorgehakt. Ook mij kunt u daarop aanspreken. Zo is kort
na de zomer van 2006 de Netwerkanalyse verkeer en vervoer beschikbaar.
Die gezamenlijke analyse van regio en rijk is van groot belang om een
optimale samenhang te kunnen bereiken in de relatie tussen
infrastructuur en verstedelijking. Voor het operationaal maken van de
projecten in het programma vormt het een belangrijk hulpmiddel. Ook
wil ik u attenderen op de zogenaamde Zuidvleugelatlas van mijn
ministerie, waarin deze en andere programmatische relaties in beeld
zijn gebracht. Deze atlas kan u helpen met het maken van keuzes. Het
is een symbool van de rol die ik als coördinerend minister van het
Zuidvleugelprogramma wil spelen. U krijgt de atlas daarom allemaal
straks uitgereikt.
Het rijk wil in de ontwikkeling van dit nationaal belangrijke gebied
echter ook nadrukkelijk een eigen rol spelen. Zo versterk ik met de
oprichting van het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) de
rijksbetrokkenheid en -coördinatie in gebieden waar het rijk gronden
in bezit heeft. Denkt u bijvoorbeeld aan het terrein van het
voormalige marinevliegkamp Valkenburg. En als het gaat om het
instrumentarium wijs ik graag op de nieuwe Wet op de Ruimtelijke
Ordening en de Grondexploitatiewet. Naar het zich laat aanzien zullen
beide wetten in 2007 operationeel zijn. Wat nu ook snel dichterbij
komt is de Omgevingsvergunning, die onder meer gericht is op de
stroomlijning van ruimtelijke procedures en milieuvergunningen. Aan de
zogenaamde 'toolkit' , het instrumentenkoffertje voor het concreet
uitvoeren van projecten wordt dus hard gewerkt. En dat is van belang,
omdat daardoor het operationaliseren van het Zuidvleugelprogramma hand
in hand kan gaan met een gebiedsgerichte aanpak, waarbij verevening op
een grotere schaal dan het individuele bestemmingsplan tot de
mogelijkheden behoort. Wat betreft de financiële kant wil ik u nog
eens in herinnering brengen, dat bij de verdeling van de 900 mln euro
aan FES-gelden voor uitvoering van de Nota Ruimte projecten van
nationaal belang voorrang krijgen.
Dan de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit is één van de thema's die
vandaag in de parallelsessies aan de orde zullen komen. Uw streven om
de inspanningen op dit terrein af te stemmen en vast te leggen in een
intentieverklaring kan ik volledig onderschrijven. De inspanningen van
mijn kant zijn er op gericht om enerzijds de luchtkwaliteit te
verbeteren met het oog op de volksgezondheid en anderzijds op het
wegnemen van belemmeringen voor ruimtelijke projecten. Met het oog op
beide doelstellingen is op rijksniveau een substantieel bedrag van 900
mln euro (niet te verwarren met de 900 mln waar ik net over sprak)
beschikbaar gekomen voor maatregelen Daarvan is zo'n 100 mln euro
bestemd voor lokale maatregelen. Een nader te bepalen deel daarvan zal
zeker ten goede komen aan de programma's van lokale maatregelen in de
Zuidvleugel. Het wegnemen van belemmeringen voor ruimtelijke projecten
verloopt wat mij betreft via twee sporen. In de eerste plaats wil ik
de ruimte die het huidige besluit luchtkwaliteit biedt maximaal
benutten voor projecten die nog onder dit besluit tot ontwikkeling
kunnen worden gebracht. In de pilotprojecten, waarvan er een aantal in
de Zuidvleugel zijn gelegen (zoals Ypenburg, de Tweede Maasvlakte en
Nesselande Rotterdam) worden hier samen met de andere overheden
ervaringen mee opgedaan. In de tweede plaats wordt er inmiddels
gewerkt aan een nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit voor
de projecten die niet onder het besluit luchtkwaliteit tot
ontwikkeling kunnen worden gebracht. Mijn streven is er overigens op
gericht dit programma te beperken tot de projecten waarvoor een
MER-plicht geldt. De haalbaarheid daarvan wordt thans onderzocht.
Programma's zoals nu worden ontwikkeld door de Zuidvleugel zullen een
belangrijke bouwsteen zijn voor het samenwerkingsprogramma. De
voortvarende manier waarop daaraan wordt gewerkt in de Zuidvleugel
geeft mij vertrouwen in een goed resultaat. De Zuidvleugel gaat niet
op slot!
Dames en heren, ik kom tot een afronding. Ik constateer dat er in het
afgelopen jaar een flinke vooruitgang is geboekt in diverse projecten
in de Zuidvleugel. Maar ik constateer ook dat we in 2006 alles op
alles moeten zetten om al het voorwerk dat is gedaan om te zetten in
concrete resultaten. Dat betekent knopen tellen en knopen doorhakken.
Barrières beslechten en kansen grijpen. Dat is de opgave voor iedere
bestuurder. Met het elan en enthousiasme van vanmiddag gaat ons dat
zeker lukken. Ik wens ons allen van harte succes daarbij!
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer