INLIA
Bijdrage INLIA aan Hoorzitting Noodopvang 07/12/2005
Vandaag vond in de Tweede Kamer een openbare hoorzitting over
noodopvang plaats, georganiseerd door de Vaste Kamercommissie voor
Justitie. Namens INLIA sprak directeur John van Tilborg. Hieronder
vindt u de schriftelijke inbreng die hij aan de Kamerleden heeft
overlegd (NB deze tekst komt niet letterlijk overeen met zijn
uitgesproken bijdrage).
Visie INLIA ten behoeve van de Hoorzitting inzake Noodopvang van de
Vaste Kamercommissie voor Justitie
Den Haag, 7 december 2005
In de visie van de Stichting INLIA dient de rijksoverheid primair
verantwoordelijk te zijn en te blijven voor toelating en vertrek van
vreemdelingen die om toelating hebben verzocht.
Het laatste decennium heeft zichtbaar gemaakt dat de rijksoverheid
zich aan deze verantwoordelijkheid steeds vaker heeft onttrokken. De
eigen verantwoordelijkheid werd voor wat die waard is - tot norm
verheven.
De uitstroom
Het huidige kabinet heeft aangekondigd de verwijderingen weer ter hand
te nemen. De cijfers van de Algemene Rekenkamer en van Justitie geven
aan dat de verhoudingen op dit moment (39% verwijderingen tegen 61% op
straatzettingen) gelijk zijn aan die van de jaren 90 (40% uitzettingen
tegen 60% op straat). De meerderheid van de mensen belandt dus nog
steeds op straat, en niemand begrijpt wat dat zou moeten oplossen.
Daarnaast geldt voor 90% van de mensen die naar het Vertrekcentrum
(VC) hadden gekund dat ze er niet terecht zijn gekomen. De VCs staan
in de praktijk meer leeg dan vol.
Ook blijkt uit de feiten dat de wettelijk gestelde 28 dagentermijn (na
definitieve afwijzing) om het land te verlaten op basis van de
eerdergenoemde eigen verantwoordelijkheid een farce is. In heel veel
gevallen is het niet mogelijk voor mensen om binnen 28 dagen het
vertrek te regelen, daar veel ambassades langere termijnen hanteren
(soms met de handen gebonden door eigen ministeries) voor het afgeven
van reisdocumenten.
Rechtmatig in Nederland, maar toch op straat
Naast de inmiddels 61% van de afgewezen asielzoekers die op straat
belandt zijn er ook nog categorieën vreemdelingen die niet
uitgeprocedeerd zijn, maar ook op straat belanden. Het gaat hier dus
om mensen die rechtmatig in afwachting zijn van een beslissing van de
IND of een uitspraak van de Rechtbank. Dit betreft veelal ook de meest
schrijnende situaties. Zo wordt 51% van de noodopvang van de LOGO
gemeenten door mensen bevolkt die in afwachting zijn van de uitkomst
van een medische procedure. Het kan dan gaan om nier-, hart-, long-,
en vele andere patiënten, die desondanks volgens het geldende beleid
van de Rijksoverheid op straat zouden moeten verblijven.
De gemeenschap
Kerken, vluchtelingenorganisaties en andere maatschappelijke
organisaties worden met een immens humanitair probleem geconfronteerd.
Naast de humanitaire overwegingen spelen vragen van openbare orde en
volksgezondheid een belangrijke rol. Opvallend is de grote
betrokkenheid die burgers tonen, ook burgers die voorheen geen
betrokkenheid hadden tot het asielvraagstuk. Ook zij zien dat de
straat niets oplost, en worden getroffen door de bizarre
omstandigheden van mensen op straat. Ze voelen aan wat later treffend
verwoord werd door de Commissaris van de Koningin in de Provincie
Groningen, Hans Alders: de straat is geen deel van de oplossing, maar
van het probleem.
Noodopvang
Burgers, maatschappelijke organisaties, kerken en gemeentebesturen
proberen binnen de kaders van de wettelijke mogelijkheden de
problematiek het hoofd te bieden door noodopvangvoorzieningen te
realiseren voor bepaalde categorieën dakloze vreemdelingen. Dit
gebeurt onder protest. Alle betrokken instanties benadrukken daarbij
steeds dat het gaat om een verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid,
en dat zij niets liever zouden willen dan dat de Rijksoverheid die
verantwoordelijkheid weer op zich zou nemen, en de noodopvang
voorzieningen overbodig zouden worden.
INLIA werkt samen met zon 67 gemeenten om noodopvang op een
zorgvuldige wijze vorm te geven. INLIA hanteert daarbij een aantal
opvangcriteria die met deze gemeenten zijn vastgesteld. Alleen al bij
INLIA wordt jaarlijks voor bijna 3000 mensen aangeklopt voor
noodopvang. Vele anderen vragen elders om ondersteuning. Honderden
mensen stromen jaarlijks door de noodopvangvoorzieningen waarbij INLIA
betrokken is, waaronder vele kinderen. In het piekjaar 2003 waren er
1113 kinderen onder hen die werden aangemeld. We konden de meeste van
hen helaas niets bieden behalve een maaltijd in de wachtkamer als ze
hongerig waren, en dat was vaak het geval.
De gemeenten waarmee INLIA samenwerkt in het kader van de Noodopvang
participeren in het LOGO, het Landelijk Overleg van Gemeentebesturen
inzake Opvang (en terugkeerbeleid). Het LOGO is bedoeld om tot
beleidsafstemming te komen, en om mogelijkheden te bieden om
afstemming te kunnen doen plaatsvinden op relevante ontwikkelingen in
het opvang- en terugkeerbeleid. In dit overleg wordt met regelmaat
vastgesteld dat de met de rijksoverheid gemaakte afspraken, of
toezeggingen van die zijde, niet worden nagekomen.
Conclusie
Zowel uit humanitaire, alsook vanuit openbare orde overwegingen kan en
mag de straat niet het einde van het verhaal zijn. Geen enkele partij
is hiermee gediend; de asielzoeker niet en de samenleving net zo min.
Het is de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid er zorg voor te
dragen dat:
- opvang wordt verleend dan wel de terugkeer
gerealiseerd wordt in plaats van de doodlopende weg van de straat te
verkiezen;
- al een begin wordt gemaakt door onmiddellijk
opvang te verlenen aan een ieder die rechtmatig dus legaal met
toestemming van de overheid in Nederland verblijft en hen dus niet
afhankelijk te maken van wat de straat oplevert, hetgeen meestal niet
veel goeds is;
- de terugkeertermijn, thans 28 dagen, wordt
aangepast aan de daadwerkelijke termijn die de ambassades nodig hebben
om vervangende documenten te kunnen verzorgen, teneinde te voorkomen
dat mensen onbereikbaar worden omdat men door de opstraatzetting MOB
is en juist daardoor de terugkeer vrijwel onmogelijk wordt;
- zij het vertrouwen weet te herwinnen van de
lokale bestuurders, kerken en maatschappelijke organisaties door
gedane toezeggingen en gemaakte afspraken na te komen.
Het huidige beleid past niet bij de waarden en normen zoals je die
verwacht in een beschaafde samenleving.
INLIA
John W.R. van Tilborg