ChristenUnie
Bijdrage debat Begroting voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor
2006 woensdag 7 december 2005 - 21:03
Alleen de uitgesproken tekst geldt.
Tineke Huizinga-Heringa: Voorzitter, het kabinet ligt redelijk op
koers bij het afwerken van de indrukwekkende hervormingsagenda.
Daarbij is de polarisatie in de polder op dit moment minder dan een
jaar geleden, toen de verhoudingen tussen kabinet en sociale partners
op een dieptepunt waren. Velen in de samenleving zien nieuwe
verantwoordelijkheden op zich afkomen. Als het aan het kabinet ligt
vindt een verschuiving plaats van nazorg naar voorzorg (p. 20
toelichting begroting). Mijn fractie kan daarin een heel eind mee
gaan. Dat hebben we herhaaldelijk gezegd. Maar in zijn ijver de
voorzorg goed te regelen, lijkt het kabinet te vergeten dat de
overheid wel degelijk ook belangrijke verantwoordelijkheden heeft in
de sfeer van de nazorg.
Het kabinet investeert veel in de voorzorg door stevig in te zetten op
werkgelegenheid. De activerende werking staat centraal in veel
wetgeving van deze bewindspersonen. Toch blijven er punten van zorg,
zoals de achterblijvende arbeidsparticipatie van ouderen, allochtonen
en ook jongeren. Voor wat betreft de aanpak van de jeugdwerkeloosheid
is de hoop gevestigd op de Task Force Jeugdwerkloosheid. We hebben
inmiddels al verschillende ideeën zien langskomen die ons zeer
aanspreken, zoals de leerwerkbanen en startbaanovereenkomsten.
Misschien herinnert de minister zich dat mijn fractie in september
voorstellen van precies dezelfde strekking heeft gedaan in onze
tegenbegroting. Door de gehandicaptenorganisaties (Federatie van
Ouderverenigingen, brief 1 december) is gevraagd speciaal de positie
van jonggehandicapten met een verstandelijke handicap onder de
aandacht van de Task Force te brengen. Ik neem aan dat de minister dat
wel wil doen.
Over de arbeidsmarktkansen van oudere werknemers zijn wij niet erg
optimistisch. Ons bereiken nog regelmatig signalen van
leeftijdsdiscriminatie. Er zijn nog teveel bedrijven die zonder
schroom leeftijden in hun vacatures vermelden, ook als die totaal niet
relevant zijn. Veel ouderen met een sollicitatieplicht maken ons
deelgenoot van hun talloze vergeefse pogingen om aan het werk te
komen; soms zijn ze daarbij erg cynisch en dat vind ik begrijpelijk.
Mijn fractie heeft ook in de tegenbegroting opnieuw het instrument van
speciale afdrachtkorting voor ouderen, de SPOK, opgevoerd. Ik denk dat
dat meer zoden aan de dijk zet dan een papieren verbod op
leeftijdsdiscriminatie.
De kansen van allochtone werknemers blijven nog altijd ongunstig. Wij
juichen het toe dat de mogelijkheden om vanuit de WW een eigen bedrijf
te starten ruimer worden. Dat biedt ook allochtonen, die vaak de
ambitie hebben voor zichzelf te beginnen, serieuze kansen. Wij zijn
geen voorstander van paardenmiddelen als verplichte quotering. Toch
zouden wij graag zien dat de overheid meer werk maakt van haar
voorbeeldfunctie en heldere doelstellingen formuleert voor
arbeidsparticipatie van allochtonen. Datzelfde geldt trouwens ook voor
gehandicapten.
(Als we het hebben over het creëren van banen, wil ik de positie van
het MKB graag apart onder de aandacht van het kabinet brengen. We
moeten het MKB, als grote banenmachine, zo weinig mogelijk dwars
zitten met belemmerende regelgeving. Bovendien zijn er goede redenen,
gelet op de financiële mogelijkheden kleine bedrijven, om bepaalde
instrumenten voor het MKB in stand te houden, zoals SPAK en subsidies
voor reïntegratie bij de huidige werkgever. Helaas is dat in de achter
ons liggende jaren niet altijd gebeurd.)
Voorzitter, ik kom bij het reïntegratiebeleid. Door aanscherpingen in
de WW en de WAO wordt van grote groepen werknemers verwacht dat zij
een positie op de arbeidsmarkt zullen veroveren. Vooral voor de
arbeidsgehandicapten die in de herbeoordelingsoperatie geheel of
gedeeltelijk zijn goedgekeurd is het moeilijk passend werk te vinden.
Zeker als we kijken naar het percentage duurzame plaatsingen een half
jaar of meer - worden wij niet vrolijk. Van degenen die onder het oude
Schattingsbesluit zijn gekeurd krijgt slechts één op de vijf een
dienstverband van meer dan 12 maanden (zie antw. 96). De vakcentrales
wijzen er in hun brief van 5 december op dat tot nu toe door de
herbeoordelingsoperatie 31.000 mensen geconfronteerd zijn met een
verlaging van hun uitkering. De inkomenszekerheid voor degenen die een
baan hebben is redelijk geregeld. Voor deze groep zijn denk ik door de
Stichting van de Arbeid ook goede afspraken gemaakt. Dat geldt dus
niet voor de arbeidsgehandicapten zonder baan. Daarvan moeten er nog
23.000 gereïntegreerd worden. De vakcentrales pleiten ervoor hun
uitkeringen niet te verlagen gedurende het reïntegratietraject. Wij
vinden dat een sympathieke gedachte. Als we het op deze manier zouden
vormgeven, zou dat niet alleen het ultieme bewijs zijn voor ons
vertrouwen in het reïntegratiebeleid, maar ook en dat is voor de
betrokkenen minstens zo belangrijk -, de aangescherpte
herbeoordelingscriteria zouden minder negatieve gevolgen met zich
meebrengen. Wil de minister reageren op het voorstel een soort
reïntegratie-uitkering in het leven te roepen? Welke bezwaren brengt
dat met zich mee, los van het budgettaire verhaal?
Voorzitter, ik sluit niet uit dat de minister dit idee niet zal
omarmen. Daarom vraag ik zijn aandacht voor nog een ander voorstel.
Uit de Najaarsnota valt af te leiden dat er dit jaar aanzienlijk
minder wordt uitgegeven aan WAO en WW dan geraamd (ruim 300 mln). Dit
komt ook vooral door het aangescherpte Schattingsbesluit. Mijn fractie
vindt dat er veel voor is te zeggen een belangrijk deel van deze
meevaller in te zetten ten behoeve van de arbeidsgehandicapten die in
de herbeoordelingsoperatie zijn goedgekeurd. Dat is trouwens lastig te
regelen in een amendement. Alom wordt erkend dat werkgevers niet
zitten te wachten op werknemers die arbeidsongeschikt zijn geweest. Er
is een cultuuromslag nodig, maar dat zal nog wel even duren. Daarom
stel ik voor om voor een pilot te starten voor 6000 personen, die
aanspraak kunnen maken op een loonsuppletie van 5.000 euro, uitgaande
van een full time baan. Deze suppletie geldt wat mij betreft voor het
eerste jaar van de dienstbetrekking en is een aanvulling op de
bestaande suppletie in de WGA. Alleen is deze aanvulling niet
afhankelijk van het laatstgenoten inkomen. De werkgever kan door de
suppletie het eerste jaar volstaan met een lagere beloning dan
normaal, maar moet op zijn beurt bereid zijn de betreffende werknemer
minimaal twee jaar in dienst te nemen. Daarmee bereiken we dat wordt
gewerkt aan duurzame plaatsingen. Ik heb een amendement van die
strekking ingediend en ik ben benieuwd naar de reactie van de minister
daarop.
Borea stelt dat velen een omslag in hun denken moeten maken, nadat ze
zijn goedgekeurd. Bij het opstarten van een reïntegratietraject moet
daarmee rekening worden gehouden. Gebeurt dat in voldoende mate?
Speciale aandacht verdient ook hier de groep Wajong-gerechtigden.
Wajongers die werken met loondispensatie en jobcoaching kunnen worden
goedgekeurd, terwijl hun productiviteit bij lange na niet voldoende is
om zelfstandig het minimumloon te verdienen. De Federatie van
Ouderverenigingen laat dat aan de hand van enkele casussen zien. Toch
verliezen de betrokken werknemers na goedkeuring het recht op
loondispensatie. Het gevolg is vaak dat ze hun baan verliezen. Dat kan
toch niet de bedoeling zijn. Wil de minister eens laten uitzoeken in
hoeverre dit probleem speelt?
Ik heb nog een vraag over het instrument individuele
reïntegratieovereenkomst (IRO). Het UWV past dit inmiddels redelijk
vaak toe, maar op lokaal niveau komt het nog nauwelijks van de grond.
Ziet de staatssecretaris er kans toe te bevorderen dat gemeenten ook
in de WWB vaker met de IRO gaan werken?
Ik heb nog een vraag over de pensioenopbouw van WAO-gerechtigden. Mijn
fractie heeft daarover zes jaar geleden al eens kamervragen gesteld en
uit de antwoorden bleek toen dat dat in bijna 98% van de gevallen goed
was geregeld. Wat is de huidige stand van zaken? Ons bereiken
berichten dat verzekeraars soms geen pensioenopbouw rekenen als niet
is doorgegeven dat de werknemer arbeidsongeschikt is geworden. Wil de
minister in kaart brengen hoe omvangrijk dit probleem is en welke rol
het rijk kan spelen in het oplossen ervan?
Voorzitter, ik kom bij de armoedebestrijding. Ik kan me voorstellen
dat de minister er vreselijk mee in zijn maag zit dat Trouw precies
een week geleden kopte: Kabinet heeft nauwelijks oog voor armoede.
Toch is er reden tot zorg, óók voor wat betreft de inspanningen van
het kabinet. Het aantal huisuitzettingen door huurachterstanden neemt
toe (5000 in 2001, 6000 in 2003! En we weten niet eens hoeveel
gezinnen met kinderen het betreft! Zie antw. 25), er zijn nog nooit
zoveel verzoeken gedaan om schuldhulpverlening (waarvan 2/3 niet eens
wordt gehonoreerd!), diaconieën krijgen steeds meer verzoeken om
ondersteuning, de voedselbanken schieten als paddestoelen uit de
grond, de grote steden verarmen, omdat de rijke mensen vertrekken, het
aandeel van allochtonen én van kinderen die opgroeien in armoede is
schrikbarend hoog en de koopkracht van alleenstaande sociale minima
blijft ver achter bij mensen die veel verdienen. Dat zijn toch geen
incidenten! Ik vind de reactie van het kabinet op de Armoedemonitor
niet heel overtuigend. Het is niet verstandig het probleem weg te
relativeren. Ik zou het toejuichen als de minister het ook als zíjn
probleem ziet. Dat doet hij naar mijn mening te weinig. Eerlijk gezegd
heb ik me nogal gestoord aan de stelling in de schriftelijke
beantwoording dat de verantwoordelijkheid voor de vermindering van
sociaal isolement bij de gemeenten ligt (antw. 61). Dat is natuurlijk
ook een zaak van het rijk. Mijn fractie vindt het zorgwekkend dat er
in deze kabinetsperiode niet alleen is bezuinigd op de bijzondere
bijstand, maar dat er ook nog eens een onderuitputting is op het
zogenaamde fictieve budget voor de bijzondere bijstand. Gemeenten
hebben het geld kennelijk hard voor andere zaken nodig. Zou de
onderuitputting ook niet komen omdat gemeenten geen categoriale
bijzondere bijstand meer mogen verlenen, enkele uitzonderingen
daargelaten? Hoe denkt de minister te bewerkstelligen dat het geld
voor de armoedebestrijding terechtkomt bij de groepen die het het
hardst nodig hebben? En hoe lang wil hij minister van sociale zaken
zijn in een land met tientallen voedselbanken? Wij hebben sympathie
voor het voorstel van collega Van Gent betreffende de
langdurigheidstoeslag; de ChristenUnie heeft altijd gepleit voor een
toeslag na drie jaar in plaats van pas na vijf jaar. Apart
aandachtspunt is het niet gebruik van inkomensafhankelijke regelingen.
In 2006 wordt dit onderzocht. Moet het rijk hierin niet meer de regie
nemen?
Voorzitter, uit de Armoedemonitor blijkt ook dat gezinnen op
minimumniveau fors achterblijven in koopkracht. Het kabinet
constateert zelf dat dit logisch is, omdat de kinderbijslag en
kinderkortingen niet toereikend zijn voor alle kosten voor kinderen.
Maar wat wordt daar dan vervolgens mee gedaan? Helemaal niets? Wij
maken ons zorgen over het toenemend aantal kinderen dat opgroeit in
armoede. In Elsevier stond vorige week dat Nederland extreem
gezinsonvriendelijk is. Zoiets laat de minister zich toch niet
aanleunen?
Voorzitter, de problemen rond de vaststelling en de inning van
alimentatie, voor zowel partner als kind, zijn ook nog steeds niet
afdoende opgelost. Maarliefst 70 % van de alimentatieplichtigen komt
de verplichtingen niet na. Het betreffende wetsvoorstel dat in
behandeling is zal ook zeker niet de oplossing bieden. Mijn fractie
heeft er de laatste jaren voor gepleit alimentatie te innen via de
werkgever van de alimentatieplichtige. Dat standpunt blijf ik
huldigen, als sprake is van onwil. Ik heb me er echter van laten
overtuigen dat het beter is de betrokken partijen eerst in de
gelegenheid te stellen zelf de zaak goed te regelen bijvoorbeeld
gedurende een half jaar-, voordat het op deze manier moet. Wat vindt
de minister van deze gedachte?
---