College van Beroep voor het bedrijfsleven


Is er een zelfstandig recht op pensioen voor de vrouw op grond van Verdrag

Betrokkene heeft tot 2000 in Marokko gewoond. Haar echtgenoot heeft in Nederland gewerkt en is tot aan zijn overlijden in 1985 verzekerd geweest voor de AOW. Betrokkene heeft een ouderdomspensioen toegekend gekregen, waarop een korting is toegepast. Hierover oordeelt de Raad als volgt. Het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (NVM) bevatte voor 1 november 2004 geen bepalingen die ertoe leiden dat de gehuwde vrouw, van wie de man verzekerd is voor de AOW, uit dien hoofde eveneens is verzekerd voor de AOW. Bij de berekening van het gehuwdenpensioen van de man, waarin de AOW voor 1 april 1985 voorzag, werden wel tijdvakken van het huwelijk waarin de man verzekerd was geweest, voor de vrouw als verzekerde tijdvakken in aanmerking genomen. Er bestaat derhalve geen zelfstandig recht op pensioen van de vrouw op grond van het NVM, noch op grond van het huwelijk, noch na een eventuele beëindiging daarvan. Na de wijziging van de AOW per 1 april 1985, die het zelfstandig recht op ouderdomspensioen voor de gehuwde vrouw introduceerde, is de SVB het NVM beleidsmatig gaan toepassen op een wijze die de verdragsvoordelen onder de oude AOW zo dicht mogelijk benaderde. Als gevolg hiervan werden de huwelijkse tijdvakken gehonoreerd in de toeslag van de man zolang de vrouw de 65-jarige leeftijd nog niet had bereikt, en in het ouderdomspensioen van de man zodra zij deze leeftijd had bereikt. Deze voordelen werden echter slechts toegekend zolang het huwelijk van de vrouw met de man voortduurde. De Raad heeft reeds vele malen overwogen dat deze beleidsmatige toepassing van artikel 21 NVM de rechterlijke toetsing kan doorstaan. De wijziging van artikel 21 NVM is pas op 1 november 2004 in werking getreden, zodat betrokkene daarop geen beroep kan doen. De grief dat de besluitvorming van de SVB in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden slaagt ook niet. Een voorwaardelijke aanspraak die is vervallen omdat niet aan de voorwaarden is voldaan, is geen possession als bedoeld in dat artikel.

LJ Nummer

AU5798

Bron: Centrale Raad van Beroep Datum actualiteit: 8 december 2005 Naar boven