Algemene Rekenkamer

Algemene Rekenkamer

- 8 december 2005 -

Regels wereldwijd verschillend benaderd en toegepast

Eindverantwoordelijkheid voor voedselveiligheid onduidelijk

De veiligheid van het voedsel is behoorlijk goed gewaarborgd in Nederland. Wel ligt de verantwoordelijkheid voor de voedselveiligheid bij twee ministers, waardoor soms onduidelijk is wie er eindverantwoordelijk is. Organisaties die verantwoordelijk zijn voor de controle op voedselveiligheid zouden beter zicht moeten hebben op mogelijke risico's voor de volksgezondheid. Internationaal is er in de praktijk sprake van een verschillende toepassing van de veiligheidsnormen. Dit blijkt uit het rapport Voedselveiligheid en diervoeders, dat de Algemene Rekenkamer vandaag uitbrengt.

Het onderzoek
De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht of de overheid kan waarborgen dat het voedsel in Nederland veilig is. Het onderzoek is een vervolg op eerder onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar voedselveiligheid. Daaruit kwam naar voren dat de voedselveiligheid in de vleessector nog niet volledig gewaarborgd was. Binnen de vleessector liggen de grootste risico's voor de volksgezondheid, en incidenten zijn vaak terug te leiden tot diervoeders. Daarom is het onderzoek gericht op de vleessector en daarbinnen op diervoeders. Uit recent onderzoek van het RIVM (2004) blijkt overigens dat ons eten nog nooit zo veilig is geweest.

Verantwoordelijkheden niet duidelijk
De verantwoordelijkheid voor het voedselveiligheidsbeleid ligt bij twee ministers: de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Bij verschil van inzicht is onduidelijk wie er eindverantwoordelijk is.

De ministers van LNV en VWS geven in hun reactie op het rapport aan dat er geen onduidelijkheid bestaat over de verantwoordelijkheidsverdeling omdat deze eenduidig is vastgelegd. De minister van Justitie, die ook op het rapport heeft gereageerd, vindt dat er bij de verantwoordelijkheidsverdeling wel sprake is van een probleem. Hij vraagt zich daarbij tevens af of de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) in staat is haar positie als onafhankelijk controleur overeind te houden als de verantwoordelijkheid van de minister van LNV in het geding is. De Algemene Rekenkamer onderstreept deze waarschuwing.

Geen optimale afstemming toezicht en controle op diervoeders De taken en verantwoordelijkheden van controlerende overheidsinstanties (zoals de Voedsel- en Warenautoriteit en de Algemene Inspectiedienst) zijn nog niet goed geregeld. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk wie in crisissituaties het voortouw neemt. Ook bestaan er doublures in het controlewerk. De controlerende instanties zouden samen moeten inschatten waar zich in de voedselketen de grootste risico's voor de volksgezondheid voordoen, en waar dus ontduiking van de wet ernstige gevolgen kan hebben. Ook zouden ze meer aandacht moeten hebben voor de zogeheten 'witte vlekken' (risico's) in de handhaving, zoals niet-sluitende controle op de verwerking van rest- en afvalstromen die in het diervoer terecht kunnen komen, productiebedrijven die niet aan kwaliteitszorgsystemen meedoen, en de import van diervoeders van buiten de EU. De ministers van LNV en VWS onderschrijven deze conclusies en aanbevelingen.

Regels wereldwijd verschillend benaderd en toegepast Ongeveer 90% van de Nederlandse regelgeving op het gebied van voedselveiligheid komt 'uit Brussel'. EU-regels worden op hun beurt beïnvloed door de Codex Alimentarius, een verzameling van wereldwijde normen en richtlijnen voor de handel in voedsel. De Codex is echter soms voor meer dan één uitleg vatbaar, waardoor landen de normen en richtlijnen verschillend benaderen. Zo wenst de EU geen hormoonvlees toe te laten omdat dit mogelijk schadelijk is voor de volksgezondheid. Volgens de wereldhandelsorganisatie WTO moet een land echter wetenschappelijk aantonen dat vlees schadelijk is om het te mogen weigeren.

Ook binnen de EU is sprake van verschillen. Het gaat dan vooral om de wijze waarop de regels door de verschillende lidstaten worden toegepast. Leveranciers die bijvoorbeeld in Nederlandse havens oplopen tegen een strenge handhaving van de voedselveiligheidsnormen kunnen uitwijken naar andere havens binnen de EU, waar minder strikt wordt gecontroleerd. Vervolgens komen de producten alsnog op de Nederlandse markt. De ministers van LNV en VWS geven aan dat Nederland zich in EU-verband actief inzet voor een meer eenduidige interpretatie van normen.