Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken
Hofstadgroep
's-Gravenhage, 8 december 2005 - De rechtbank Rotterdam
(nevenvestigingsplaats 's-Gravenhage) heeft vandaag in Amsterdam
haar beslissingen op verzoeken die ter terechtzitting van 6 december
gedaan zijn door de raadslieden van de verdachten in de strafzaken
tegen de Hofstadgroep, bekend gemaakt.
De beslissingen luiden als volgt:
"In de strafzaak tegen Jason W. heeft de raadsman verzocht om het
horen van de getuige De rechtbank heeft reeds op 29 juli 2005
het verzoek tot het horen van deze getuige toegewezen. Daarbij heeft
de rechtbank opgemerkt dat het daadwerkelijk kunnen horen van genoemde
getuige zal afhangen van het achterhalen van zijn verblijfplaats en/of
de medewerking van de bevoegde buitenlandse autoriteiten. Tijdens de
terechtzitting van 6 december 2005 heeft de officier van justitie mr.
Plooy medegedeeld dat het openbaar ministerie de verblijfplaats van
deze getuige niet heeft kunnen achterhalen. Het openbaar ministerie
heeft - naar het oordeel van de rechtbank - daarbij al het mogelijke
gedaan om de getuige te traceren. De rechtbank overweegt daarbij dat
door het openbaar ministerie onlangs nog een nieuw rechtshulpverzoek
aan Syrië is gedaan. Zulks nadat een mogelijk adres waarop de
verzochte getuige gedetineerd zou zijn, bekend is geworden. Via
diplomatieke kanalen is het bericht gekomen dat ook op basis van deze
informatie de getuige niet kon worden getraceerd. De rechtbank zal het
herhaalde verzoek tot het horen van deze getuige dan ook thans
afwijzen, immers is het naar het oordeel van de rechtbank
onaannemelijk dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn ter
terechtzitting zal verschijnen of anderszins kan worden gehoord. Mocht
tijdens de behandeling van deze zaak blijken dat die mogelijkheid tot
het horen van die getuige zich alsnog voordoet, dan zal de rechtbank
daarover een nadere beslissing nemen.
De raadsman heeft voorts gepersisteerd bij zijn verzoek tot het horen
van de getuige (eventueel als beschermde getuige). Ook deze
getuige is reeds in een eerder stadium door de rechtbank toegewezen.
Ondanks afdoende inspanningen van het openbaar ministerie en de
rechter-commissaris om de identiteit van de genoemde getuige te
achterhalen en deze te (doen) horen, is hij niet traceerbaar gebleken.
Niet aannemelijk is dat de identiteit van de getuige op korte termijn
bekend zal worden. Derhalve is het naar het oordeel van de rechtbank
onaannemelijk dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn ter
terechtzitting zal verschijnen. De rechtbank zal het verzoek dan ook
afwijzen. Dit laat onverlet dat hij alsnog gehoord zal kunnen worden
als de identiteit van de getuige bekend zal worden.
De raadsman heeft daarnaast verzocht om het horen van de getuige
. Hij heeft hiertoe onder andere aangevoerd de getuige te willen
ondervragen omtrent de mogelijke levering van handgranaten door hem
aan zijn cliënt. De rechtbank onderkent het belang van de verdediging
bij het verzoek teneinde in het bijzonder opheldering te verkrijgen
ten aanzien van de mogelijke betrokkenheid van deze getuige bij de
levering van handgranaten en de achtergronden daarvan. De rechtbank
zal het verzoek tot het horen van de getuige ter terechtzitting
dan ook toewijzen. De raadsman heeft in dit verband tevens verzocht om
toevoeging van het strafdossier van aan het onderhavige
dossier. De rechtbank is van oordeel dat dit verzoek onvoldoende
gemotiveerd en onderbouwd is. Overigens ziet de rechtbank geen
aanleiding om ambtshalve te bevelen dat deze stukken aan het dossier
Arles dienen te worden toegevoegd. Het verzoek tot toevoeging van het
strafdossier wordt op grond van voorgaande afgewezen.
De raadsman heeft ter zitting verzocht om toevoeging van een rapport
van de rijksrecherche over het schietincident aan de achterzijde van
de woning aan de Antheunisstraat te Den Haag. Ten aanzien van dit
schietincident is gerelateerd in de dossierstukken aangaande het
schietincident in de Antheunisstraat (ondermeer verklaringen afgelegd
tegenover de politie door getuige , coördinator bijzondere
bijstandseenheden van de KLPD). Bovendien heeft getuige CO-1 tegenover
de rechter-commissaris uitvoerig over deze gebeurtenis verklaard. Niet
valt zonder meer uit te sluiten dat bovengenoemd rapport van de
rijksrecherche van belang zal kunnen zijn met betrekking tot enige
door de rechtbank te nemen beslissing. De rechtbank beveelt derhalve
dat dit rapport aan het strafdossier wordt toegevoegd, waarbij de
rechtbank opmerkt dat voor zover daarin personalia zijn opgenomen dat
die mogen worden geanonimiseerd.
Voorts heeft de raadsman verzocht om en tot deskundigen
te benoemen teneinde dezen een rapport te laten opstellen over de
technische aspecten van de CD-rom's met de opnamen van de
OVC-gesprekken, in het bijzonder de daarop voorkomende pieptonen. Ter
terechtzitting heeft officier van justitie mr. Plooy naar aanleiding
van dit verzoek medegedeeld dat de Dienst Specialistische Recherche
Toepassingen (DSRT) van de KLPD bijzondere expertise op dit gebied
bezit. De officier van justitie heeft toegezegd dat door deze dienst
op zeer korte termijn in een proces-verbaal zal worden gerelateerd
over de vraag hoe de op de CD-rom's hoorbare pieptonen kunnen zijn
ontstaan. In dit proces-verbaal zal mede nader worden ingegaan op de
vraag hoe het mogelijk is dat een pieptoon hoorbaar is in het midden
van een uitgesproken zin of woord. De rechtbank is van oordeel dat de
opsteller van bovengenoemd proces-verbaal ter terechtzitting dient te
worden gehoord, zulks mede aan de hand van meergenoemd proces-verbaal.
De verzoeken van de verdediging tot het benoemen als deskundigen van
en worden dan ook in het licht van het voorgaande thans
afgewezen.
Tot slot heeft de raadsman verzocht om het horen van de verbalisanten
, en . De rechtbank is van oordeel dat indien en
voor zover in het dossier door genoemde verbalisanten conclusies
worden getrokken die niet kunnen worden gedragen door feiten of
omstandigheden waarvan uit het dossier is gebleken, de verdediging
geen belang heeft bij het horen van deze getuigen. De verdediging kan
namelijk bij pleidooi aangeven om welke conclusies het zou gaan.
Voorts is het aan de rechtbank zelf om conclusies op basis van het
dossier te trekken en een beslissing hieromtrent te nemen. Het verzoek
wordt afgewezen.
In de strafzaak tegen Nouridinne El F. heeft de raadsvrouw verzocht om
het horen van een achttal getuigen: , , , ,
, , en de imam van het huis van bewaring te
Zutphen.
De rechtbank zal het verzoek tot het horen ter terechtzitting van de
getuigen , en toewijzen aangezien deze getuigen
tegenover de politie belastende verklaringen ten aanzien van het aan
de verdachte tenlastegelegde hebben afgelegd.
De rechtbank wijst af het verzoek tot het horen van de getuige ,
nu deze getuige tegenover de politie weliswaar heeft verklaard het
wapen te hebben gezien, doch dit op een moment waarvan de verdachte
zelf heeft aangegeven dat hij reeds in het bezit van het wapen was.
Voorts wijst de rechtbank het verzoek tot het horen van de getuige
af. Deze getuige heeft geen (belastende) verklaring ten aanzien
van de verdachte afgelegd. Door de verdediging is de relevantie van
een verklaring van deze getuige ter terechtzitting niet nader
gemotiveerd en onderbouwd.
De rechtbank wijst eveneens het verzoek tot het horen van de getuige
af nu het horen van deze getuige naar het oordeel van de
rechtbank niet noodzakelijk is.
Bovendien wijst de rechtbank het verzoek tot het horen van de imam van
het huis van bewaring te Zutphen ter terechtzitting af. Naar het
oordeel van de rechtbank kan worden volstaan met een door de politie
op te maken proces-verbaal waarin wordt gerelateerd omtrent de
mogelijkheid dat er in het huis van bewaring tijdens de bijeenkomsten
bij de imam een gesprek zou kunnen hebben plaatsgevonden tussen de
verdachte en medegedetineerde, tevens getuige .
Ten aanzien van de getuige overweegt de rechtbank als volgt.
Hoewel door de raadsvrouw ter terechtzitting niet nader is aangegeven
waarover de verdediging deze getuige wenst te horen, is de rechtbank
niettemin van oordeel dat het noodzakelijk is om deze getuige ter
terechtzitting te horen nu hij met name in de tenlastelegging wordt
genoemd als een van de leden van de beweerde criminele organisatie al
dan niet met terroristisch oogmerk. In dit kader zal hij dan ook ter
terechtzitting als getuige worden gehoord.
De raadsvrouw heeft ten slotte verzocht om toevoeging van een aantal
verklaringen afgelegd bij de politie door de getuigen en
. Blijkens een brief van de officier van justitie mr. Van Dam
van 2 december 2005 zijn de genoemde verklaringen in het kader van een
ander onderzoek afgelegd. Er is vervolgens een selectie van de voor
het Arles onderzoek relevante verklaringen gemaakt. Deze zijn aan het
dossier toegevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank is niet
aannemelijk gemaakt dat aan de verdediging relevante stukken zijn
onthouden. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
In de strafzaak tegen Mohamed el M. heeft de raadsman verzocht om het
horen van de getuige . De rechtbank heeft reeds op 29 juli 2005
het verzoek tot het horen van deze getuige toegewezen. Daarbij heeft
de rechtbank opgemerkt dat het daadwerkelijk kunnen horen van genoemde
getuige zal afhangen van het achterhalen van zijn verblijfplaats en/of
de medewerking van de bevoegde buitenlandse autoriteiten. Tijdens de
terechtzitting van 6 december 2005 heeft de officier van justitie mr.
Plooy medegedeeld dat het openbaar ministerie de verblijfplaats van
deze getuige niet heeft kunnen achterhalen. Het openbaar ministerie
heeft - naar het oordeel van de rechtbank - daarbij al het mogelijke
gedaan om de getuige te traceren. De rechtbank overweegt daarbij dat
door het openbaar ministerie onlangs nog een nieuw rechtshulpverzoek
aan Syrië is gedaan. Zulks nadat een mogelijk adres waarop de
verzochte getuige gedetineerd zou zijn, bekend is geworden. Via
diplomatieke kanalen is het bericht gekomen dat ook op basis van deze
informatie de getuige niet kon worden getraceerd. De rechtbank zal het
herhaalde verzoek tot het horen van deze getuige dan ook thans
afwijzen, immers is het naar het oordeel van de rechtbank
onaannemelijk dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn ter
terechtzitting zal verschijnen of anderszins kan worden gehoord. Mocht
tijdens de behandeling van deze zaak blijken dat die mogelijkheid tot
het horen van die getuige zich alsnog voordoet, dan zal de rechtbank
daarover een nadere beslissing nemen.
De raadsman heeft verzocht om het horen van de deskundigen en
, medewerkers TNO te Rijswijk, omtrent de betekenis van de
scheikundige aantekeningen die zijn aangetroffen in de auto waarin
verdachte zich bevond en de mogelijke bruikbaarheid hiervan voor een
terroristische actie. De rechtbank acht het horen van deze deskundigen
niet noodzakelijk mede in het licht van hetgeen hieromtrent in het
dossier reeds is gerelateerd. Het verzoek wordt afgewezen.
In de strafzaak tegen Mohamed Fahmi B. heeft de raadsman verzocht om
het horen van verbalisant . Genoemde getuige zou moeten
verklaren over de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen. De
rechtbank wijst dit verzoek af nu genoemde verbalisant in een
aanvullend proces-verbaal van 28 november 2005 relateert aangaande een
onderzoek naar digi-bestanden. De raadsman heeft onvoldoende
aangegeven waar en waarom er ondanks laatstgenoemd proces-verbaal nog
vraagpunten zijn overgebleven. Ook overigens ziet de rechtbank geen
aanleiding om de verzochte getuige ter zitting te horen.
Voorts heeft de raadsman verzocht om het horen van de verbalisanten
en . De rechtbank is van oordeel dat indien en voor zover
in het dossier door genoemde verbalisanten conclusies worden getrokken
die niet kunnen worden gedragen door feiten of omstandigheden waarvan
uit het dossier is gebleken, de verdediging geen belang heeft bij het
horen van deze getuigen. De verdediging kan bij pleidooi aangeven om
welke conclusies het zou gaan. Voorts is het uiteindelijk aan de
rechtbank zelf om conclusies op basis van het dossier te trekken en
een beslissing hieromtrent te nemen. Het verzoek wordt afgewezen.
Bovendien heeft de raadsman verzocht om het horen van de getuige
. De rechtbank heeft reeds op 29 juli 2005 het verzoek tot het
horen van deze getuige toegewezen. Daarbij heeft de rechtbank
opgemerkt dat het daadwerkelijk kunnen horen van genoemde getuige zal
afhangen van het achterhalen van zijn verblijfplaats en/of de
medewerking van de bevoegde buitenlandse autoriteiten. Tijdens de
terechtzitting van 6 december 2005 heeft de officier van justitie mr.
Plooy medegedeeld dat het openbaar ministerie de verblijfplaats van
deze getuige niet heeft kunnen achterhalen. Het openbaar ministerie
heeft - naar het oordeel van de rechtbank - daarbij al het mogelijke
gedaan om de getuige te traceren. De rechtbank overweegt daarbij dat
door het openbaar ministerie onlangs nog een nieuw rechtshulpverzoek
aan Syrië is gedaan. Zulks nadat een mogelijk adres waarop de
verzochte getuige gedetineerd zou zijn, bekend is geworden. Via
diplomatieke kanalen is het bericht gekomen dat ook op basis van deze
informatie de getuige niet kon worden getraceerd. De rechtbank zal het
herhaalde verzoek tot het horen van deze getuige dan ook thans
afwijzen, immers is het naar het oordeel van de rechtbank
onaannemelijk dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn ter
terechtzitting zal verschijnen of anderszins kan worden gehoord. Mocht
tijdens de behandeling van deze zaak blijken dat die mogelijkheid tot
het horen van die getuige zich alsnog voordoet, dan zal de rechtbank
daarover een nadere beslissing nemen.
In de strafzaak tegen Ismael A. heeft de raadsman verzocht om het
horen van de verbalisanten , , en . De
rechtbank is van oordeel dat indien en voor zover in het dossier door
genoemde verbalisanten conclusies worden getrokken die niet kunnen
worden gedragen door feiten of omstandigheden waarvan uit het dossier
is gebleken, de verdediging geen belang heeft bij het horen van deze
getuigen. De verdediging kan bij pleidooi aangeven om welke conclusies
het zou gaan. Voorts is het uiteindelijk aan de rechtbank zelf om
conclusies op basis van het dossier te trekken en een beslissing
hieromtrent te nemen. Het verzoek wordt afgewezen.
De raadsman heeft daarnaast verzocht om het horen van de getuige
. Hij heeft hiertoe onder andere aangevoerd de getuige te willen
ondervragen omtrent de mogelijke levering van handgranaten door hem
aan medeverdachte Jason W. De rechtbank onderkent het belang van de
verdediging bij het verzoek teneinde in het bijzonder opheldering te
verkrijgen ten aanzien van de mogelijke betrokkenheid van deze getuige
bij de levering van handgranaten en de achtergronden daarvan. De
rechtbank zal het verzoek tot het horen van de getuige ter
terechtzitting dan ook toewijzen.
Voorts heeft de raadsman verzocht om en te benoemen tot
deskundigen teneinde deze een rapport te laten uitbrengen over de
technische aspecten van de CD-rom's met de opnamen van de
OVC-gesprekken, in het bijzonder de daarop voorkomende pieptonen. Ter
terechtzitting heeft officier van justitie mr. Plooy naar aanleiding
van dit verzoek medegedeeld dat de Dienst Specialistische Recherche
Toepassingen (DSRT) van de KLPD bijzondere expertise op dit gebied
bezit. De officier van justitie heeft toegezegd dat door deze dienst
op zeer korte termijn in een proces-verbaal zal worden gerelateerd
over de vraag hoe de op de CD-rom's hoorbare pieptonen kunnen zijn
ontstaan. In dit proces-verbaal zal mede nader worden ingegaan op de
vraag hoe het mogelijk is dat een pieptoon hoorbaar is in het midden
van een uitgesproken zin of woord. De rechtbank is van oordeel dat de
opsteller van bovengenoemd proces-verbaal ter terechtzitting dient te
worden gehoord, zulks mede aan de hand van meergenoemd proces-verbaal.
De verzoeken van de verdediging tot het benoemen als deskundigen van
en worden dan ook in het licht van het voorgaande thans
afgewezen.
Tevens heeft de raadsman verzocht als getuige ter terechtzitting te
horen van de AIVD, eveneens over bovengenoemde kwestie van de
OVC gesprekken. Gelet op hetgeen hierboven is gesteld dat er een
proces-verbaal zal worden toegevoegd aan het dossier en dat de
opstellers van dat proces-verbaal ter terechtzitting zullen worden
gehoord, wordt ook het verzoek tot het horen van afgewezen.
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht om een opgave waaruit
precies de inhoud blijkt van een achttal CD-rom's met beeld- en
geluidsmateriaal. Naar aanleiding van dit verzoek is door de officier
van justitie mr. Van Dam toegezegd in alle zaken aan de verdediging
een door de recherche op te maken inventarisatie van de inhoud van die
CD-rom's te verstrekken.
De raadsman heeft zich ten slotte aangesloten bij het verzoek tot het
horen van de getuige . De rechtbank is van oordeel dat het
noodzakelijk is om deze getuige ter terechtzitting te horen nu hij met
name in de tenlastelegging wordt genoemd als een van de leden van de
beweerde criminele organisatie al dan niet met terroristisch oogmerk.
In dit kader zal hij dan ook ter terechtzitting als getuige worden
gehoord.
In de strafzaak tegen Ahmed H. heeft de raadsman verzocht om het horen
van de verbalisanten , en . De rechtbank is van
oordeel dat indien en voor zover in het dossier door genoemde
verbalisanten conclusies worden getrokken die niet kunnen worden
gedragen door feiten of omstandigheden waarvan uit het dossier is
gebleken, de verdediging geen belang heeft bij het horen van deze
getuigen. De verdediging kan bij pleidooi aangeven om welke conclusies
het zou gaan. Voorts is het uiteindelijk aan de rechtbank zelf om
conclusies op basis van het dossier te trekken en een beslissing
hieromtrent te nemen. Het verzoek wordt afgewezen.
De raadsman heeft daarnaast verzocht om het horen van de getuige
. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat deze getuige (i) mogelijk een
informant is van de AIVD en (ii) thans verdacht wordt van de levering
van handgranaten aan medeverdachte Jason W. De verdediging heeft
echter niet, laat staan gemotiveerd, gesteld dat dit eerste â indien
wordt aangenomen dat dit het geval is â de rechtmatigheid van het
strafrechtelijk optreden jegens zijn cliënt raakt. Ten aanzien van
het tweede geldt dat niet, althans onvoldoende is onderbouwd welk
belang de verdediging van deze verdachte â aan wie immers op dit punt
geen enkel verwijt wordt gemaakt â bij het horen van deze getuige kan
hebben. Het horen van de getuige kan derhalve niet bijdragen aan enige
door de rechtbank te nemen beslissing ten aanzien van de aan de
verdachte tenlastegelegde feiten. Het verzoek wordt derhalve
afgewezen. De raadsman heeft tevens verzocht om toevoeging van het
strafdossier van aan het onderhavige dossier. De rechtbank is
van oordeel dat dit verzoek onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd is.
Overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om ambtshalve te bevelen
dat deze stukken aan het dossier Arles dienen te worden toegevoegd.
Het verzoek tot toevoeging van het strafdossier wordt op grond van
voorgaande afgewezen.
De raadsman heeft ten slotte het verzoek gedaan tot het horen van de
getuige . De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is om
deze getuige ter terechtzitting te horen nu hij met name in de
tenlastelegging wordt genoemd als een van de leden van de beweerde
criminele organisatie al dan niet met terroristisch oogmerk. In dit
kader zal hij dan ook ter terechtzitting als getuige worden gehoord.
In de strafzaak tegen Zakaria T. heeft de raadsvrouw verzocht om het
horen van de verbalisanten , en . De rechtbank is
van oordeel dat indien en voor zover in het dossier door genoemde
verbalisanten conclusies worden getrokken die niet kunnen worden
gedragen door feiten of omstandigheden waarvan uit het dossier is
gebleken, de verdediging geen belang heeft bij het horen van deze
getuigen. De verdediging kan bij pleidooi aangeven om welke conclusies
het zou gaan. Voorts is het uiteindelijk aan de rechtbank zelf om
conclusies op basis van het dossier te trekken en een beslissing
hieromtrent te nemen. Het verzoek wordt afgewezen.
De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht om het horen van de getuige
. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat deze getuige (i) mogelijk een
informant is van de AIVD en (ii) thans verdacht wordt van de levering
van handgranaten aan medeverdachte Jason W. De verdediging heeft
echter niet, laat staan gemotiveerd, gesteld dat dit eerste â indien
wordt aangenomen dat dit het geval is â de rechtmatigheid van het
strafrechtelijk optreden jegens haar cliënt raakt. Ten aanzien van
het tweede geldt dat niet, althans onvoldoende is onderbouwd welk
belang de verdediging van deze verdachte â aan wie immers op dit punt
geen enkel verwijt wordt gemaakt â bij het horen van deze getuige kan
hebben. Het horen van de getuige kan derhalve niet bijdragen aan enige
door de rechtbank te nemen beslissing ten aanzien van de aan de
verdachte tenlastegelegde feiten. Het verzoek wordt derhalve
afgewezen. De raadsvrouw heeft tevens verzocht om toevoeging van het
strafdossier van aan het onderhavige dossier. De rechtbank is
van oordeel dat dit verzoek onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd is.
Overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om ambtshalve te bevelen
dat deze stukken aan het dossier Arles dienen te worden toegevoegd.
Het verzoek tot toevoeging van het strafdossier wordt op grond van
voorgaande afgewezen. Voorgaande geldt eveneens ten aanzien van de
door de raadsvrouw verzochte toevoeging aan het dossier van een
recente foto van .
Voorts heeft de raadsvrouw verzocht om ter terechtzitting als
getuige te horen. Deze getuige zou kunnen verklaren over technische
aspecten van de CD-rom's met de opnamen van de OVC-gesprekken, in het
bijzonder de daarop voorkomende pieptonen. Ter terechtzitting heeft
officier van justitie mr. Plooy naar aanleiding van dit verzoek
medegedeeld dat de Dienst Specialistische Recherche Toepassingen
(DSRT) van de KLPD bijzondere expertise op dit gebied bezit. De
officier van justitie heeft toegezegd dat door deze dienst op zeer
korte termijn in een proces-verbaal zal worden gerelateerd over de
vraag hoe de op de CD-rom's hoorbare pieptonen kunnen zijn ontstaan.
In dit proces-verbaal zal mede nader worden ingegaan op de vraag hoe
het mogelijk is dat een pieptoon hoorbaar is in het midden van een
uitgesproken zin of woord. De rechtbank is van oordeel dat de
opsteller van bovengenoemd proces-verbaal ter terechtzitting dient te
worden gehoord, zulks mede aan de hand van meergenoemd proces-verbaal.
Het verzoek van de verdediging tot het horen van zal dan ook in
het licht van het voorgaande thans worden afgewezen.
De raadsvrouw heeft het verzoek gedaan tot het horen van de getuige
. De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is om deze
getuige ter terechtzitting te horen nu hij met name in de
tenlastelegging wordt genoemd als een van de leden van de beweerde
criminele organisatie al dan niet met terroristisch oogmerk. In dit
kader zal hij dan ook ter terechtzitting als getuige worden gehoord.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting verzocht om een opgave waaruit
precies de inhoud blijkt van een achttal CD-rom's met beeld- en
geluidsmateriaal. Naar aanleiding van dit verzoek is door de officier
van justitie mr. Van Dam toegezegd in alle zaken aan de verdediging
een door de recherche op te maken inventarisatie van de inhoud van die
CD-rom's te verstrekken.
In de strafzaak tegen Rachid B. heeft de raadsvrouw verzocht om het
horen van de verbalisanten , en . De rechtbank is
van oordeel dat indien en voor zover in het dossier door genoemde
verbalisanten conclusies worden getrokken die niet kunnen worden
gedragen door feiten of omstandigheden waarvan uit het dossier is
gebleken, de verdediging geen belang heeft bij het horen van deze
getuigen. De verdediging kan bij pleidooi aangeven om welke conclusies
het zou gaan. Voorts is het uiteindelijk aan de rechtbank zelf om
conclusies op basis van het dossier te trekken en een beslissing
hieromtrent te nemen. Het verzoek wordt afgewezen.
De rechtbank merkt nog op dat zij het geraden acht dat de getuige
en de opsteller van meergenoemd proces-verbaal met betrekking
tot de CD-româs niet alleen worden gehoord in de zaken waarin de
rechtbank hierboven daartoe heeft beslist, maar in alle zaken. De
rechtbank beslist derhalve daartoe ambtshalve. Voor zover die
raadslieden en of de verdachten in laatstgenoemde zaken thans niet
aanwezig zijn, zal de rechtbank hen daaromtrent in kennis stellen."
Bron: Rechtbank 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 8 december 2005
Rechtbank 's-Gravenhage