Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 90
Uw brief Ons kenmerk
UAW/CAV/99758
Onderwerp Datum
AVV van verplichte zondagsarbeid 9 december 2005
Op 14 oktober jl. heeft u mijn antwoorden ontvangen op de vragen van de Leden Huizinga-
Heringa, Bussemaker en Stuurman over het weigeren van zondagsarbeid.
Tijdens een algemeen overleg over CAO-fondsen op 17 november 2005 heeft de heer Van der
Vlies zijn teleurstelling uitgesproken over deze antwoorden en mij verzocht om nog eens kritisch te
bekijken of artikel 2-5 van de CAO Wonen in aanmerking komt voor
algemeenverbindendverklaring.
Het besluit tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de CAO Wonen is genomen op
2 december 2005, waarbij ook artikel 2-5 algemeen verbindend is verklaard. Conform de door
mij gedane toezeggingen tijdens het algemeen overleg, doe ik u hierbij de onderbouwing van dit
besluit toekomen.
Bij toetsing van CAO-bepalingen aan het recht in het kader van een AVV-procedure komen alleen
die bepalingen niet voor AVV in aanmerking die kennelijk in strijd zijn met wet-en regelgeving. In
de beantwoording van de Kamervragen is reeds uitvoerig toegelicht dat de Arbeidstijdenwet de
mogelijkheid tot het verplicht stellen van zondagsarbeid niet a priori uitsluit. Onder bepaalde
voorwaarden kan deze verplichting worden opgelegd. Deze voorwaarden zijn dat de
zondagsarbeid door de werkgever bedongen is en uit de aard van de arbeid voortvloeit.
In artikel 2-5 van de CAO Wonen is geregeld dat werken op zondag in beginsel op basis van
vrijwilligheid gebeurt. Lukt het het de werkgever niet om op basis van vrijwilligheid de bezetting
rond te krijgen, dan kan hij een werknemer op maximaal twaalf zon- en feestdagen tot werk
verplichten, conform de Arbeidstijdenwet (arbeid op zondag). Dat geldt niet voor werknemers met
aantoonbare gewetensbezwaren.
2
Dit betekent dat er in geval van artikel 2-5 geen sprake is van kennelijke strijdigheid met het recht
en er, wat dit betreft, geen reden is om niet over te gaan tot het algemeen verbindend verklaren
ervan.
De Arbeidstijdenwet kent geen opsomming van bedrijfstakken waarbinnen zondagsarbeid uit de
aard van de arbeid voortvloeit. De werkgevers- en werknemersorganisaties die partij zijn bij de
CAO Wonen zijn van mening dat zondagsarbeid in hun branche, althans in ieder geval voor
verkooppersoneel en eventueel voor magazijnmedewerkers (omdat er ook ondernemingen zijn die
verkochte artikelen direct aan het winkelend publiek mee kunnen geven), voortvloeit uit de aard
van de arbeid. Echter, elke werknemer, die het niet eens is met deze interpretatie van de wet, i.c.
het begrip `aard van de arbeid', kan met een beroep op de wet, ook op andere gronden dan
gewetensbezwaren, bezwaar maken tegen arbeid op zondag. Het is in dat geval uiteindelijk de
rechter die beslist.
Tot slot merk ik nog op dat CAO-partijen door mij nog uitdrukkelijk zullen worden gewezen op
het feit dat algemeenverbindendverklaring van artikel 2-5 van de CAO Wonen geen afbreuk doet
aan het wettelijke recht van de werknemer om op zondag geen arbeid te hoeven verrichten als aan
de genoemde twee voorwaarden niet voldaan blijkt te zijn.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid