Ministerie van Justitie

Persbericht

Brandveiligheid justitiële inrichtingen
9 december 2005
1. Inleiding
Tijdens het debat in de Tweede Kamer op 27 oktober 2005 naar aanleiding van de brand in het detentiecentrum Schiphol-Oost, heb ik aangegeven dat diezelfde dag een brede inventarisatie in gang is gezet inzake de brandveiligheids-voorzieningen in alle justitiële inrichtingen ter actualisatie en verificatie van de op het oofdkantoor beschikbare gegevens. In het debat op 10 november 2005 over de opvang van de slachtoffers van de brand heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de uitkomsten. Bij brief van 29 november 2005 (nr 5390387/05/DSP) heb ik u geïnformeerd over mijn besluit inzake de unitbouw van de PI De Kruisberg in Doetinchem. In vervolg op deze brief bericht ik u bij deze over de stand van zaken met betrekking tot algemene inventarisatie en over de beslissingen die ik inmiddels heb genomen.

2. De inventarisatie

2.1 Algemeen
Door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is op 27 oktober 2005 een vragenlijst uitgezet bij alle inrichtingen in de sectoren gevangeniswezen, terbeschikkingstelling, justitiële jeugdinrichtingen en bijzondere voorzieningen. Hierin werd informatie gevraagd over aspecten van:

* de gebruiksvergunning;

* branddetectie;

* bedrijfshulpverlening;

* blusmiddelen;

* het calamiteitenplan;

* het ontruimingsplan;

* de status van het aanwezige personeel.

De gegevens zoals aangeleverd door de verschillende inrichtingen zijn gecategoriseerd naar de belangrijkste aspecten van de inventarisatie, te weten de gebruiksvergunning en de branddetectie. Hierbij is een tweedeling aangebracht:de inrichting voldoet aan de gestelde brandveiligheidseisen en er is een geldige gebruiksvergunning; de aanvraag van een actuele gebruiksvergunning loopt.Alvorens in te gaan op de eerste resultaten van de inventarisatie -die overigen in zijn algemeenheid positief zijn- ga ik in op een aantal algemene aspecten. Waar het gaat om de gebruiksvergunning merk ik in algemene zin op dat het met regelmaat voorkomt dat een inrichting niet over een actuele gebruiksvergunning beschikt. Dit hangt in veel gevallen samen met het plegen van gebouwelijke aanpassingen. Alvorens een (geactualiseerde) gebruiksvergunning door gemeenten wordt afgegeven, dienen eerst controles ter plaatse te worden verricht om vast te stellen of aan alle gestelde eisen wordt voldaan. De inrichtingen zelf hebben feitelijk geen invloed op de planning die gemeenten hierbij hanteren. Dit kan ertoe leiden dat het aanvraagproces voor een gebruiksvergunning veel tijd in beslag neemt. Het ontbreken van een actuele gebruiksvergunning kan dan ook niet gelijk worden gesteld aan de situatie als zou sprake zijn van een onveilige situatie. Immers, in die situatie wordt altijd overleg gepleegd met de plaatselijke brandweer over gewenste extra maatregelen (zoals brandwachten) in afwachting van de geactualiseerde gebruiksvergunning.

Voorts wijs ik op het volgende. Door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is het brandbeveiligingsconcept voor penitentiaire inrichtingen opgesteld. Binnen het kader van dat concept en de regelgeving die is opgesteld, heeft de brandweer een eigen interpretatieruimte om te bepalen in hoeverre in een concrete inrichting aan de gestelde brandveiligheidseisen wordt voldaan.

Tot slot wijs ik erop dat de wijze en striktheid van interpreteren van de brandveiligheidsvoorschriften tussen de verschillende brandweerkorpsen uiteen loopt . Na de brand op Schiphol-Oost is overigens een tendens waarneembaar van verscherpte controles en inspecties op de brandveiligheid van justitiële inrichtingen, waarbij regelmatig aanvullende eisen worden gesteld die moeten worden nagekomen om te kunnen blijven voldoen aan de voorwaarden voor de gebruiksvergunning. Feit is dat bij een strikte controle op alle aspecten van brandveiligheid, altijd wel zaken worden geconstateerd waarbij verbetering mogelijk of wenselijk is. Ook als de situatie eerder door de brandweer wel werd geaccepteerd. Dit ligt besloten in de aard van de brandveiligheidsvoorzieningen en de actuele situatie.

Brandveiligheid betreft een vorm van risicopreventie en preventieactiviteiten kunnen nooit volledig voorkómen dat het risico zich toch manifesteert. Dergelijke discussies kunnen voorts een onevenwichtig karakter hebben, omdat noch de inrichtingen, noch de Dienst Justitiële Inrichtingen zelf een expertise hebben op het gebied van brandveiligheid, daar Justitie slechts huurder is van de locaties. Deze zijn immers in eigendom van de Rijksgebouwendienst, bij wie de eerste verantwoordelijkheid ligt om de brandveiligheid te waarborgen van de gebouwen die zij verhuurt.

2.2 Bevindingen inzake gebruiksvergunningen
Uit de inventarisatie is gebleken dat op één locatie de brandveiligheid ten aanzien van een deel van de inrichting niet voldoende kon worden gewaarborgd. Ik heb daarop de navolgende beslissing genomen. De unitbouw van de penitentiaire inrichting De Kruisberg te Doetinchem (ca. 80 plaatsen) is op 29 november 2005 vervroegd (sluiting was voorzien in 2007) uit de roulatie genomen, omdat investeringen die de brandveiligheid op langere termijn moeten garanderen niet in verhouding staan tot de resterende gebruiksduur. De daar gehuisveste gedetineerden zijn naar andere locaties overgebracht. In mijn brief, van 29 november 2005 heb ik de Kamer over mijn besluit ingelicht. De 103 justitiële inrichtingen beschikken op acht inrichtingen na over een gebruiksvergunning. Voor deze acht inrichtingen is de procedure gaande. Met betrekking tot een groot aantal inrichtingen geldt dat als gevolg van gebouwelijke aanpassingen of bestemmingwijzingen sprake is van een aanvraag voor een nieuwe of aangepaste gebruiksvergunning. In al deze gevallen wordt intensief overleg gevoerd met de brandweer en zijn, op het gebied van de brandveiligheid, in veel gevallen in goed overleg tijdelijke additionele maatregelen getroffen waardoor er een door de brandweer geaccepteerde situatie is. Indien de brandweer daarnaast aanvullende maatregelen vraagt, worden deze met prioriteit op korte termijn in uitvoering genomen. In een aantal gevallen zal de (aanvullende) aanvraagprocedure na afloop van de lopende bouwactiviteiten kunnen worden afgerond. Overigens verwijs ik ter toelichting naar het gestelde in paragraaf 2.1.

2.3 Bevindingen inzake branddetectie
Niet alle justitiële inrichtingen beschikken over rook- of brandmelders op cel (of kamer). De aanwezigheid was destijds namelijk vaak geen vereiste voor het verkrijgen van een gebruiksvergunning. Daar waar gebruiksvergunningen opnieuw aangevraagd moeten worden, eist de brandweer nu veelal wel gecertificeerde brandmeldinstallaties met rookmelders op cel. Ik overweeg derhalve ook in inrichtingen met een geldige gebruiksvergunning brandmelders op cel aan te brengen, teneinde de brandveiligheid maximaal te waarborgen. Bij het stelselmatig plaatsen van branddetectie op cel dient wel een kanttekening te worden geplaatst. In de praktijk blijken daar waar brandmeldsystemen zijn toegepast veel ongewenste alarmen plaats te vinden. Deze worden onder andere veroorzaakt door roken op cel en douchen op cel. Veel onterechte brandmeldingen zouden wellicht kunnen resulteren in minder adequate opvolging, en waar brandmeldcentrales direct doorgeschakeld worden naar de lokale brandweer, veel nodeloos uitrukken van deze dienst.

Ik heb daarom opdracht gegeven een testprogramma te laten ontwikkelen om de diverse types brandmelders, die elk een eigen werkingsprincipe hebben, op korte termijn te beproeven. Mede op grond van de uitkomsten daarvan zal ik een besluit nemen over de aanbrenging in inrichtingen ook waar deze brandmelder niet door de brandweer geëist zijn

3. Vervolgacties
A. Bij die inrichtingen waar ten aanzien van de brandveiligheid verdere verbeteractiviteiten zijn of worden ondernomen, wordt in samenwerking met de Rijksgebouwendienst een planning gemaakt voor het uitvoeren van quick scans, te beginnen bij de unitbouwprojecten, teneinde te controleren of alle verbeteracties volledig en tijdig worden gesignaleerd, resp. uitgevoerd.

B. De gebeurtenissen op Schiphol-Oost hebben het belang van een adequate bezetting van de nachtdienst benadrukt. Daarom worden op drie deelgebieden nieuwe normen ontwikkeld:

* 77) de personele bezetting van de nachtdienst;
* 78) de aanwezigheid van leidinggevenden tijdens de nachtdienst;
* 79) de aanwezigheid van BHV-gekwalificeerd personeel.

Deze normen zullen op korte termijn van kracht worden.

C. In overleg met de Gemeenschappelijke Ondernemingsraad DJI zijn de uitkomsten van de inventarisatie met betrekking tot de brandveiligheid per locatie ter beschikking gesteld aan de lokale ondernemingsraad. De inrichtingsdirectie zal deze met de ondernemingsraad bespreken, in het bijzonder ten aanzien van de personele aspecten van brandveiligheid. Het hoofdkantoor van DJI wordt geïnformeerd over het resultaat van dit overleg.

D. Uit de inventarisatie is voorts gebleken dat de praktijk op het gebied van oefenen met de calamiteiten- en ontruimingsplannen in een aantal inrichtingen verbetering behoeft. Hierop zal daarom een striktere aansturing plaatsvinden.

E. Ook zal worden nagegaan of in elke inrichting de bedrijfshulpverleningsorganisatie toereikend is en of de risico-inventarisatie en evaluatie volledig en actueel is.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Justitie