Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon 070 - 333 44 44 25 13 AA `s-GRAVENHAGE Telefax 070 - 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
BSG/05/100683

Onderwerp Datum
Schriftelijke antwoorden op de begroting SZW 9 december 2005
voor het jaar 2006

./. Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris, de antwoorden van meer feitelijke aard, welke zijn gesteld tijdens de eerste termijn van de zijde van de Kamer bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2006.

Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

Bussemaker (PvdA)

Vraag:
Wil de staatssecretaris enthousiast onderklasse aanpakken en nuttig werk lonend maken, dmv vrijstelling premieheffing, werkbonus, markt persoonlijke dienstverlening; hoopt op snel RWI advies met
onconventionele voorstellen

2

Antwoord:
De onderkant van de arbeidsmarkt heeft de volste aandacht van het
kabinet. Het zwaartepunt van het kabinetsbeleid ligt op het wegnemen
van belemmeringen die mensen ondervinden bij het betreden van de
arbeidsmarkt. Generiek beleid is daarbij het uitgangspunt. Onder
generiek beleid vallen bijvoorbeeld fiscale instrumenten zoals de
arbeidskorting en de WVA-onderwijs/startkwalificatie. Daarnaast zijn
bijvoorbeeld een verantwoorde ontwikkeling van de loonkosten en de
hoogte van het WML in relatie tot de uitkeringsvoorwaarden van
sociale-zekerheidsregelingen belangrijke factoren voor de
arbeidparticipatie.

Inmiddels zijn er door het kabinet diverse maatregelen getroffen om
knelpunten aan te pakken. Ter bestrijding van de armoedeval
bijvoorbeeld, wordt de arbeidskorting gedurende deze
kabinetsperiode jaarlijks verhoogd. Om jongeren die zonder een
diploma de school hebben verlaten de mogelijkheid te bieden al
werkend hun startkwalificatieniveau te behalen wordt 21 miljoen
ingezet (FES-gelden). De Wet werk en bijstand (WWB) biedt de
mogelijkheid op lokaal niveau arbeidsbelemmerende factoren aan te
pakken. Hierbij kan het zowel gaan om factoren die samenhangen met
de armoedeval als factoren die samenhangen met de
productiviteitsval. Gemeenten kunnen naar eigen inzicht op beide
terreinen reïntegratie-instrumenten inzetten.
De praktijk laat zien dat een heel palet reïntegratie-instrumenten is
ontwikkeld, uiteenlopend van tijdelijke loonkostensubsidies (gericht op vermindering van de productiviteitsval), duale trajecten (opdoen kennis en werkervaring) tot activeringsinspanningen zoals work first varianten en daar wordt voor de groep met de grootste afstand tot de
arbeidsmarkt nu ook nog het instrument van de participatiebanen aan
toegevoegd.

De staatssecretaris ziet ook uit naar het RWI-advies over de Markt
voor Persoonlijke Dienstverlening (MPD). Toegezegd is dat in februari
2006 een kabinetsnotitie inzake de Markt voor Persoonlijke
Dienstverlening zal verschijnen. In die notitie zal dan ook een reactie worden gegeven op het RWI-advies dat de Markt voor Persoonlijke
Dienstverlening behandelt in samenhang met de WMO, WWB en

3

WSW. De Kamer heeft zelf expliciet gevraagd dit RWI-advies mee te
nemen in de kabinetsnotitie.

Overigens hecht de staatssecretaris er aan op te merken dat voor
huishoudelijke hulp (via de huishoudhulpconstructie) en voor
kinderopvang via gastouders al vrijstelling van BTW en premies
werknemersverzekeringen gerealiseerd wordt. Bovendien zal het
vanwege de algemene heffingskorting en arbeidskorting zo zijn dat
men bij kleine baantjes ook geen of weinig inkomstenbelasting betaalt.

4

Bussemaker (PvdA)

Vraag:
Wil de Minister het risico voor vrouwelijke ondernemers vóór 1 januari regelen (i.v.m. afschaffing WAZ)?

Antwoord:
Bij de voorbereiding van het voorstel van Wet einde toegang
verzekering WAZ is door mijn ministerie geanalyseerd, of
internationaalrechtelijke verplichtingen dwingen tot handhaving van de publiek geregelde zwangerschapsuitkering voor zelfstandigen. Dat
bleek niet het geval. Daarbij is onderkend dat een uitkering tijdens
verlof wegens zwangerschap meeverzekerd kan worden op een
private arbeidsongeschiktheidspolis.
Bekend is dat verzekeraars doorgaans een wachttijd hanteren voor een
arbeidsongeschiktheidsverzekering. Tegen het uitsluiten van een
verzekeringsdekking wegens zwangerschap tijdens de wachttijd, zijn
gerechtelijke uitspraken bekend in kort geding. Zo heeft de rechtbank
te Utrecht in een vonnis van april 2004 overwogen dat de betreffende
verzekeraar met het hanteren van uitsluitingen in strijd handelt met de Algemene wet gelijke behandeling. Het hanteren van een wachttijd
uitsluitend voor zwangerschaps- en bevallingsuitkeringen levert in de
ogen van de rechtbank een ongeoorloofd onderscheid naar geslacht
op. Tegen deze uitspraak is door de verzekeraar hoger beroep
ingesteld bij het Gerechtshof. Naar verwachting zal dit hoger beroep in het voorjaar van 2006 bij het Gerechtshof dienen. Ik heb het Verbond
van Verzekeraars opgeroepen tot voortvarende medewerking aan het
thans lopende hoger beroep.

5

Bussemaker (PvdA)

Vraag:
Wil de minister het Duitse systeem van 2 maanden ouderschapsverlof
voor de meestverdienende partner meenemen in de vervolgnotitie
NAWI of bezien in een aparte nota?

Antwoord:
De beleidsdoorlichting en ­ verkenning op het terrein van arbeid en
zorg die in de begroting 2006 is aangekondigd en die bij de begroting
2007 aan de Kamer zal worden gezonden, zal bezien of het bestaande
stelsel van verlof en kinderopvang beantwoordt aan de doelstelling:
bevorderen dat werknemers arbeid en zorg kunnen combineren.
Daarnaast zal de toekomst van dit terrein verkend worden: de
ontwikkelingen, de trends, de kansen en bedreigingen en de
mogelijkheden om daarop met het arbeid-en-zorgbeleid adequaat in te
spelen. In dat kader zal de verkenning ook beleid in andere Europese
landen bezien. Het in het recente regeerakkoord in Duitsland
opgenomen systeem voor ouderschapsverlof en `Erziehungsgeld' in
Duitsland kan daarbij ook aan de orde komen.

6


1. Bussemaker (PvdA) + 2. Verburg (CDA)

Vraag 1:
De motie Bussemaker / Verburg, waarin gevraagd wordt om een
levensloopregeling voor zelfstandigen, moet worden uitgevoerd.

Vraag 2:
Kan de levensloopregeling ook mogelijk gemaakt worden voor
ondernemers en zzp-ers? Graag meer duidelijkheid dan in de brief
daarover van recente datum.

Antwoord:

· In mijn brief aan uw Kamer van 5 december jl. geef ik, mede
namens staatssecretaris Wijn van Financiën, aan welke
argumenten ten grondslag liggen aan het voornemen van het
kabinet om de motie Bussemaker / Verburg (Kamerstukken II,
2004/05, 29760, nr. 46) niet uit te voeren.

· Belangrijkste in deze argumentatie is, dat de levensloopregeling is bedoeld als inkomensvoorziening tijdens een periode van
onbetaald verlof. Bij zelfstandigen is er geen sprake van verlof.
· Een levensloopregeling voor zelfstandigen stuit op problemen met betrekking tot de controleerbaarheid van door hen
opgenomen `verlof'. Bij hen is geen sprake van een
belangentegenstelling zoals tussen werkgever en werknemer,
waardoor niet zondermeer aangenomen kan worden dat
verminderde inkomsten duiden op feitelijk opgenomen verlof.
Verminderde inkomsten zouden bijvoorbeeld ook een gevolg
kunnen zijn van (bedrijfs-)econo-mische oorzaken.

· De problemen met controleerbaarheid en handhaafbaarheid van
een levensloopregeling voor zelfstandigen hebben forse
budgettaire consequenties die voor 2006 zouden kunnen
oplopen tot maximaal 1.1 miljard.

· Om deze redenen wordt de motie Bussemaker/Verburg niet
uitgevoerd.

· Wel zal eind juni 2006 de notitie `Nieuwe accenten op het terrein van werk en inkomen' aan uw Kamer worden aangeboden. In
deze notitie wordt voor de verdere toekomst gekeken naar
(nieuwe) mogelijkheden voor een coherent beleid van sociale
zekerheid en levensloopbeleid. Zoals in de brief van 5 december

7

gemeld zal hierbij ook aandacht worden besteed aan
mogelijkheden voor zelfstandigen om de regie over hun eigen
inkomen, tijd en arbeid te vergroten. Op dat moment zijn ook de
eerste ervaringen met de levensloop voor werknemers bekend.

· In de beleidsdoorlichting en ­ verkenning op het terrein van arbeid en zorg zullen ook in het algemeen de (verdere)
mogelijkheden voor levensloopbeleid in de toekomst worden
verkend. Deze zal bij de begroting van 2007 aan uw Kamer
worden gezonden.

· Overigens buigt ook de projectgroep Stimulering
ondernemerschap zich over deze en andere zaken die
betrekking hebben op ondernemers. Hierover zal ik u voor 1
maart 2006 informeren.

· In de hiervoor genoemde notities en rapportage zal rekening
worden gehouden met de in de brief van 5 december genoemde
bezwaren.

8

Noorman-Den Uyl (PvdA)

Vraag:
Onderzoek naar het aantal arme kinderen, overerfbaarheid van
armoede en de oplossingen. Ook vraagt zij naar inzicht in spanning
tussen maatschappelijk profijt van kinderen enerzijds en kosten voor
de ouders anderzijds. Dit alles in de loop van 2006.

Antwoord:
De Armoedemonitor van het SCP, die eens in de twee jaar wordt
gepubliceerd, geeft al inzicht in het aantal kinderen dat opgroeit in een huishouden met een laag inkomen. In onder andere de Jaarrapporten
over armoede en sociale uitsluiting, die het SCP in het verleden heeft opgesteld, komen aspecten van overdraagbaarheid van armoede aan
de orde.
In de reactie op de Armoedemonitor 2005, die de staatssecretaris en
ik deze week aan uw Kamer hebben toegezonden, staan de
maatregelen die het kabinet heeft genomen om armoede tegen te
gaan. Deze maatregelen zijn ook van betekenis om overerfbaarheid
van armoede tegen te gaan en betreffen op hoofdlijnen o.a.:

- verbetering van de koopkracht in 2006 voor de meeste mensen
met een laag inkomen, vooral voor gezinnen met kinderen.

- activering richting werk en deelname aan de samenleving;

- een gegarandeerd inkomen voor mensen die (tijdelijk) geen
inkomen uit arbeid hebben;

- maatwerk in de oplossing van lokale armoedevraagstukken o.a. onder jongeren.

Er bestaan diverse regelingen om in de kosten van kinderen tegemoet
te komen. Ik noem de kinderbijslag, de kinderkorting, de
combinatiekorting en de alleenstaande ouderkorting. Daarnaast is er
een hogere bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder. Voor de
specifieke kosten voor kinderopvang en studiekosten bestaan aparte
regelingen.

De koopkracht van gezinnen met kinderen is de afgelopen jaren
ontzien, onder meer door een structurele verhoging van de
kinderkorting. Verder is de overheidsbijdrage voor kinderopvang

9

verhoogd en is het lesgeld voor 16 en 17 jarigen afgeschaft. Vanaf
2006 is er voor kinderen geen ziektekostenpremie meer verschuldigd.
Over de hoogte van kinderregelingen in relatie tot de uitgaven die
ouders voor kinderen doen heb ik uw Kamer geïnformeerd in de
brieven van 30 juni 2004 en
20 september 2004. Herhaling van het onderzoek naar de uitgaven
voor kinderen is vanwege het ontbreken van recentere databestanden
pas over enkele jaren mogelijk.
In Europees verband is dataverzameling gepland over armoede onder
kinderen en intergenerationele overdracht van armoede.

Andere specifieke maatregelen om armoede onder jongeren tegen te
gaan heeft de Staatssecretaris van SZW u gemeld in de
kabinetsreactie op het advies "Doen, meedoen" van de denktank
Armoedebestrijding en jongeren, d.d. 30 november 2004
(vergaderjaar 2004-2005, 28785,10). In 2005 is uitvoering gegeven
aan alle activiteiten die hieruit voortvloeien, zoals de zogeheten
masterclasses jongeren en armoede. Om vraagstukken en
oplossingen breed te verspreiden is een speciale website
www.armoedebeleid.nl beschikbaar.
Het komt mij voor dat de spanning tussen het profijt van kinderen en
kosten voor ouders een persoonlijke kwestie is voor burgers. Het
Nibud heeft overigens informatie beschikbaar over kosten die
samenhangen met kinderen, die is gebaseerd op onderzoek naar deze
kosten.

Op grond van het bovenstaande concluderen wij dat het door u
gevraagde onderzoek niet noodzakelijk is.

10

Noorman-den Uyl (PvdA)

Vraag:
a) Kunnen gemeenten het voordeel dat zij realiseren op het
inkomensdeel langer behouden? (motie aangekondigd)
b) Kan het schot weg tussen W-deel en I-deel? (motie aangekondigd)

Antwoord:
a) Voordeel op I-deel WWB langer behouden

· Er is géén sprake van verwurging. Gemeenten hebben sinds de
geleidelijke invoering van de budgetsystematiek in de bijstand in
2001 ieder jaar geld overgehouden. In 2004 was dat bijvoorbeeld
308 miljoen euro. Bij elkaar loopt dat over die periode op tot bijna zeshonderd miljoen euro. (Zie tabel aan het slot van dit antwoord.)
· Ook voor 2005 verwacht ik dat gemeenten gezamenlijk weer een
aanzienlijk bedrag overhouden op hun budget: een bedrag in de
orde van grootte van 250 miljoen.

· Die middelen hebben gemeenten naar eigen inzicht kunnen
aanwenden. Hetzij om nog meer te investeren in reïntegratie, hetzij in andere voorzieningen voor de burgers van hun gemeente.

· Kortom gemeenten profiteren volop van de budgettering. Er is geen aanleiding om daar nog een schepje bovenop te doen, door
gemeenten overschotten langer te laten behouden. Dat zou ook ten
koste gaan van de prikkelwerking.

· Ik heb al eerder aan de Kamer toegezegd dat "de werking van de
financieringssystematiek WWB wordt bezien met het oog op
mogelijke effecten van afnemende meeropbrengsten (besparingen
op de bijstandslasten) als gevolg van de budgetteringssystematiek.
De resultaten worden betrokken bij de eindevaluatie WWB."
(toezegging gedaan op 15 juni 2005).

· De staatssecretaris kijkt voortdurend naar de werking van de
financieringssystematiek. Met de VNG en Divosa heeft hij ook
afspraken gemaakt over een onderhoudstraject voor de
verdeelmodellen. De staatssecretaris ziet nu geen aanleiding om
veranderingen aan te brengen.

b) Ontschotting

· Ontschotten van het I- en W-deel is een slecht idee, omdat daarmee de financiële prikkel die de afgelopen periode heeft bijgedragen aan

11

een betere uitvoering van de bijstand teniet wordt gedaan.
Ontschotten van het W-deel (ca. 1,6 miljard euro) en I-deel (ca. 4,3 miljard euro) zou betekenen dat gemeenten de vrijheid krijgen om
de middelen voor het W-deel in te zetten als compensatie voor een
eventueel tekort op het I-deel. Daardoor zal de prikkelwerking van de WWB verdwijnen.

· De prikkel van de WWB zit op het I-deel: gemeenten worden via het I-deel geprikkeld om uitstroom naar werk te bevorderen.

· Om uitstroom naar werk te kunnen realiseren krijgen gemeenten de beschikking over een reïntegratiebudget. Het W-deel bevat geen
prikkel maar sluit aan bij de behoefte van gemeenten (aantal
bijstandsgerechtigden en arbeidsmarktsituatie). De WWB stelt geen
regels over de manier waarop gemeenten reïntegratie oppakken;
gemeenten hebben dus een grote bestedingsvrijheid. De prikkel op
het I-deel stimuleert tot een effectieve en efficiënte inzet van deze middelen.

· Overschotten op het I-deel kunnen worden ingezet voor
reïntegratiedoeleinden. Overschotten op het W-deel kunnen niet
worden ingezet voor het betalen van uitkeringen. Het huidige schot
werkt dus één kant op.

Toelichting opbouw overschot:
begrotingsjaar verschil t.g.v. bron
gemeenten
2001 Wfa (25% budgettering) 74 mln. Appendix C bij Nota naar aanleiding van het verslag WWB
2002 Wfa (25% budgettering) 68 mln. brief aan TK d.d. 28 november 2003 W&B/SFI/03/87983
2003 Wfa (25% budgettering) 120-130 mln. berekening december 2004 op basis van declaraties
2004 WWB 308 mln. berekening op basis van definitieve vodu's (2 gemeenten ontbreken) d.d. 7 december 2005

totaal t/m 2004 570 ­ 580 mln.

2005 WWB 250 mln. Uit MEV-stand waar definitieve beschikking