Contactpersoon
-
Datum
13 december 2005
Ons kenmerk
DGP/WV/U.05.01715
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
2050603590
Onderwerp
Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid Slob over
rijksweg 61 in Zeeland.
1. Hoe beoordeelt u de recente gegevens over de verkeersintensiteit op
de N61
tussen Hoek en Schoondijke? In welke mate wijkt de huidige
etmaalintensiteit
af van de verwachtingen in de Trajectnota/MER RW 61 uit 2000, die mede
waren gebaseerd op de prognoses van de gevolgen van de openstelling van
de Westerscheldetunnel?
1. In 2004 is er minder verkeer door de Westerscheldetunnel gegaan
dan op grond van de prognose werd verwacht. Het verkeer over de N61
daarentegen was iets hoger dan was geprognosticeerd. Er is echter geen
reden om nu de prognose voor 2020, het peiljaar voor de N61, bij te
stellen.
2. Hoe beoordeelt u het bericht dat de groei van het verkeer door
de Westerscheldetunnel achterblijft bij de prognoses?
2. Zie het antwoord op vraag 1.
3. Kan op basis van de meest recente inzichten de noodzaak van een
variant 2x2 rijstroken tussen Hoek en Biervliet worden onderbouwd, mede
gezien het feit dat - met uitzondering van het tracé ter hoogte van het
natuurgebied Braakman - ook nog parallelwegen voor landbouwverkeer zijn
gepland?
3. Een aparte parallelweg is nodig voor de verkeersveiligheid, met
name vanwege de grote snelheidsverschillen tussen personenauto's en
landbouwvoertuigen. De hoeveelheid landbouwvoertuigen is echter te
gering om invloed te hebben op de vraag of de hoofdweg als 2x1- of 2x2-
strooksweg moet worden aangelegd. Zoals hierboven aangegeven is er nu
geen reden om terug te komen op de keuze om tussen Hoek en Biervliet
2x2 stroken te realiseren.
4. Is de keuze voor een nieuw aan te leggen tweebaans stroomweg
tussen Hoek en Schoondijke niet zeer goed verdedigbaar in het licht van
de bescheiden groei van het verkeer? Wat vindt u van de suggestie de
bestaande N61 ter hoogte van de Braakman te promoveren tot noordelijke
parallelweg voor agrarisch verkeer en bestemmingsverkeer? Is dat niet
meer in overeenstemming met de brief van uw ambtsvoorganger aan de
Kamer in 2003? Welke budgettaire gevolgen zou die keuze met zich
meebrengen?
4. De keuze om het verkeer tussen de verschillende rijrichtingen
fysiek te scheiden door twee afzonderlijke rijbanen te creëren heeft
tot doel om frontale aanrijdingen te voorkomen. De groei van het
verkeer heeft hier weinig mee te maken.
Als de parallelweg ter hoogte van De Braakman aan de noordzijde zou
worden gesitueerd, op het tracé van de huidige N61, dan zou de nieuwe
N61 aan de zuidzijde van de huidige weg moeten worden aangelegd.
Daarmee zou dan meer ecologische hoofdstructuur verloren gaan dan bij
het door het kabinet gekozen tracé, namelijk 6,9 ha. in plaats van 1,6
ha. De beschermingsformule van de ecologische hoofdstructuur schrijft
voor dat het alternatief dient te worden gekozen waarbij de
natuurschade het geringst is, ook al is dit duurder, omdat extra
onteigend dient te worden, zoals bij de Braakman het geval is.
5. Kunt u de Kamer inzicht bieden in de begroting van
Rijkswaterstaat voor de beoogde situering van de nieuwe N61 aan de
noordzijde van huidige N61? Kunt u daarbij specificeren welke bedragen
worden gereserveerd voor respectievelijk nadeelcompensatie, het
onteigenen van de camping De Braakman in de ruimste zin van het woord
en de nadeelcompensatie of planschade voor het bestaande (particuliere)
restaurant?
5. Voor uitvoering van het door het kabinet gekozen standpunt is E
124 mln beschikbaar. Dit is inclusief de personele en materiële kosten
van het Rijk.
Over de nadeelcompensatie moet ik nog in onderhandelingen treden met de
betrokkenen. Om deze onderhandelingen niet te bemoeilijken kan ik niet
aangeven welke bedragen ik hiervoor heb gereserveerd.
6. Klopt het dat bij verbreding van de N61, in welke variant ook,
EHS wordt aangetast? Hoeveel minder EHS wordt bij de noordelijke
variant precies aangetast, rekening houdend met het feit dat
compensatie van de te onteigenen campinggrond ook ten koste gaat van de
natuur binnen de veronderstelde EHS?
6. Het is juist dat het onvermijdelijk is dat als gevolg van de
uitbreiding van de weg ecologische hoofdstructuur wordt aangetast.
Aanleg van de weg aan de noordzijde van het huidige tracé, zoals
vastgelegd in het standpunt, kost 1,6 ha aan ecologische
hoofdstructuur. Aanleg aan de zuidzijde zou 6,9 ha aan ecologische
hoofdstructuur kosten.
7. Klopt het dat de compensatie voor de campingrond ten westen van
de huidige camping en ten noorden van de huidige N61 gerealiseerd zal
worden? Deelt u de opvatting dat door die compensatie op die plaats de
robuuste ecologische verbindingszone wordt aangetast, terwijl juist die
robuuste ecologische verbindingen de basis vormen om te komen tot een
EHS?
7. De eigenaar van de camping zal gecompenseerd worden in geld of
in natura (compensatiegrond). De onderhandelingen hiervoor moeten nog
opgestart worden. Indien mogelijk zal worden aangesloten op de toch al
voorziene uitbreiding van de camping aan de westzijde van de huidige
camping. Er is ter plekke geen robuuste ecologische verbinding voorzien
zoals beschreven in de Nota Ruimte.
8. Is de nieuwe natuur aan de zuidzijde momenteel al ingericht of
zijn onomkeerbare stappen in die richting gezet? Welke concrete
afspraken zijn gemaakt over de natuurontwikkeling zuidelijk van de N61
ter hoogte van De Braakman?
8. Een deel van de natuur aan de zuidzijde betreft bestaande
natuur. Een ander deel is ten dele ingericht. De provincie zal het
restant van de inrichting realiseren.
9. Zijn er reële mogelijkheden voor compensatie elders van natuur
bij een zuidelijke verbreding? Zo neen, kan dat worden onderbouwd?
9. Omdat een zuidelijke verbreding, gelet op de
beschermingsformule van de ecologische hoofdstructuur, niet aan de orde
is, is geen onderzoek gedaan naar deze compensatiemogelijkheden.
10. Welke kosten brengt eventuele compensatie met zich mee als toch
voor de zuidelijke variant zou worden gekozen? Hoe verhouden die kosten
zich tot de beoogde onteigening van camping De Braakman?
10. Zie het antwoord op vraag 9.
11. Kan worden toegelicht waarom pas in 2004 de noordelijke variant
in beeld kwam, terwijl tot die tijd slechts zuidelijke varianten waren
uitgewerkt?
11. In het standpunt van het kabinet van 2 mei 2003 wordt al
uitgegaan van uitbreiding aan de noordzijde.
12. Houdt uw standpunt met betrekking tot de tracékeuze expliciet
in dat de gehele vierbaansweg inclusief parallelweg, fietspaden en
groenstroken over het terrein van de in vraag 5 genoemde camping moet
worden gelegd?
12. Neen. De nieuwe weg maakt ook gebruik van de bestaande ruimte
van de huidige N61. Er is ongeveer 40-45 meter extra ruimte nodig aan
de noordzijde.
13. Is het bekend dat de bestaande camping geheel los van de
plannen met betrekking tot de N61 toe is aan een herstructurering? In
welke mate wordt de herstructurering ten gevolge van de plannen van
Rijkswaterstaat gefinancierd uit publieke middelen, te weten de
opbrengsten van compensatie en onteigening?
13. Het streekplan van de provincie Zeeland biedt ruimte voor extra
recreatie aan de westzijde van de huidige camping. Dit biedt
mogelijkheden om de schade aan de camping door de verbetering van de
N61 te beperken.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
-----------------------
Zie de brochure "Verkeer en vervoer Zeeland 2004", oktober 2005
PZC, 21 oktober 2005 "Directeur T. Buis van de NV Westerscheldetunnel
vertelde gisteren voor de Maatschappij voor Nijverheid en Handel dat de
toename van het tunnelverkeer dit jaar stagneert. In 2004 was ten opzichte
van het jaar ervoor sprake van een groei van acht procent. In de prognoses
was voor dit jaar uitgegaan van hetzelfde groeipercentage. De eerste helft
van 2005 heeft echter slechts een toename van één à twee procent te zien
gegeven. In de zomermaanden reed duidelijk minder verkeer door de tunnel
dan in 2004. Sinds september blijft het resultaat van de tellingen ook
achter bij die in dezelfde periode vorig jaar. Buis: "In plaats van de
verwachte groei van acht procent komen we in de buurt van de nullijn uit.
Dat heeft natuurlijk gevolgen voor het rendement op de 750 miljoen euro die
in de tunnel is geïnvesteerd."
Zie Kamerstuk 27 739, nr. 2. Op pag. 5 schrijft de minister: "De
aanwezige ecologische hoofdstructuur wordt door verschillende
planaanpassingen gespaard. Dit wordt bereikt door de uitbreiding van de
bestaande infrastructuur ter hoogte van de Braakman zoveel mogelijk aan de
noordzijde van de bestaande weg te laten plaatsvinden en ter plekke aan de
zuidzijde geen parallelweg aan te leggen".
Ministerie van Verkeer en Waterstaat