INLIA
Reactie INLIA op rapport Commissie Havermans 13/12/2005
Vandaag, 13 december, spreekt de Tweede Kamer (achter gesloten
deuren!) met de Commissie Havermans over het rapport van haar
feitenonderzoek naar uitzettingen naar Congo. Aanleiding voor dit
onderzoek waren uitzendingen van Netwerk, die zich daarbij o.a.
baseerde op informatie van INLIA.
Lees hier de reactie zoals wij die aan de Tweede Kamer hebben
verzonden:
Groningen, 13 december 2005
Geachte afgevaardigden,
Ten behoeve van het besloten overleg dat u hedenmiddag met de
Commissie Havermans voert en het daaropvolgende debat met minister
Verdonk willen wij graag het volgende onder uw aandacht brengen.
De commissie schrijft (pag. 92):
De IND heeft de commissie desgevraagd meegedeeld, op grond van
dossieronderzoek over de periode vóór februari 2005, niet te kunnen
vaststellen welke documenten daadwerkelijk zijn verstrekt in het kader
van de aanvraag van een vervangend reisdocument aan de Congolese
autoriteiten. De administratie was niet zodanig ingericht dat werd
vastgelegd welke documenten daadwerkelijk werden verzonden aan de
autoriteiten van de DRC. Dat is wèl het geval vanaf februari 2005. De
commissie heeft dus niet kunnen vaststellen hoeveel keer
vingerafdrukbladen voorzien van een kruisje in het vakje asiel, als
bijlage bij een LP-aanvraag aan de Congolese autoriteiten zijn
gezonden.
Bij alle discussie over het al dan niet geplaatst zijn van dat kruisje
bij het vakje asiel willen we hierbij nadrukkelijk vaststellen dat de
commissie, afgaande op verklaringen van de IND, dus in het geheel geen
kennis heeft over welke documenten door de IND aan de Congolese
autoriteiten zijn verzonden.
De commissie stelt dit zelf ook nogmaals vast bij de conclusies (par
7.4.3, tweede blokje op pag. 93):
De commissie constateert vast (sic) dat uit de administratie van de
IND voor februari 2005 niet is vast te stellen welke documenten
daadwerkelijk zijn verzonden aan de autoriteiten van landen van
herkomst.
De vaststelling door het kabinet dat de Commissie Havermans heeft
geconstateerd dat er geen inhoudelijke informatie uit asieldossiers is
verstrekt aan de Congolese autoriteiten (persbericht Justitie, 9
december 2005) is dan ook volstrekt onhoudbaar. De Commissie heeft
immers juist geconcludeerd dat op basis van de gebrekkige
administratie van de IND in het geheel niet is vast te stellen welke
documenten zijn verstrekt, laat staan of die documenten inhoudelijke
asielinformatie bevatten.
Voorts willen wij wijzen op het feit dat het vóórkomen van het kruisje
in het vakje asiel, ook als betrokkene zelf niet is teruggekeerd of
uitgezet, aanzienlijke risicos voor gezins- en/of familieleden met
zich mee kan brengen. Wij vinden dan ook dat hiermee volstrekt niet
lichtzinnig of bagatelliserend mag worden omgegaan.
Wij vinden het overigens onvoorstelbaar dat de IND of het ministerie
van Justitie communiceert met (officiële vertegenwoordigingen van)
buitenlandse mogendheden en daarbij niet vastlegt welke documenten
daarbij zijn verzonden, vanwege de grote belangen en risicos voor
betrokkenen.
De commissie schrijft ook zelf in haar conclusies (par 7.4.3., derde
blokje op pag 94):
De commissie concludeert dat de gebrekkige administratie en
ondersteuning van het proces () als zodanig onzorgvuldig was voor een
proces, waarvan alle betrokkenen erkennen dat er grote belangen op het
spel staan.
In par. 3.5 staat de Commissie Havermans uitvoerig stil bij alle
bepalingen in Nederlandse wet- en regelgeving inzake het expliciete
verbod op het verstrekken van asielgegevens, zoals onder andere is
geregeld in de AWB, de Vc2000 en bijbehorende uitvoeringsinstructies,
en de Wbp. Met enige verbazing hebben we dan ook kennisgenomen van de
aanbeveling van de Commissie
dat, bij voorbeeld, in de VC, een meer algemene bepaling wordt
opgenomen waaruit blijkt dat die verbod ook geldt voor ambtenaren van
de IND (par 3.10, pag. 48).
Los van het algemeen geldend principe in onze rechtsstaat dat iedere
Nederlander geacht wordt de wet te kennen is de
Vreemdelingencirculaire bij uitstek het gereedschap voor iedere
IND-medewerker. Waarom zou bij het verbod zoals verwoord in Vc A4/6.2
dan nog expliciet vermeld moeten worden dat dit ook geldt voor
IND-medewerkers?
In hoofdstuk 4 schetst de commissie het verwijderingsproces.
Bijzondere aandacht dient o.i. uit te gaan naar de gang van zaken
tijdens zogenaamde presentaties of hoorzittingen, die door de IND
worden georganiseerd om de uit te zetten asielzoeker in contact te
brengen met vertegenwoordigers van het (vermeende) land van herkomst,
zodat de nationaliteit kan worden vastgesteld. Er komen veel signalen
van asielzoekers en hun hulpverleners dat tijdens dergelijke
gesprekken informatie uit het asieldossier wordt uitgewisseld dan wel
toegankelijk wordt voor de vertegenwoordigers van het land van
herkomst. De commissie schrijft hierover het volgende (part 4.6.2,
pag. 58):
Van het gewisselde tijdens de presentatie wordt () een naar de
commissie is gebleken in het verleden soms zeer summier verslag
opgemaakt door de medewerker van de UFT.
In de bevindingen en conclusies bij dit hoofdstuk (par. 4.8) gaat de
commissie hier nog verder op in (pag. 67 eerste blokje):
Het is de commissie opgevallen dat in de door haar onderzochte zaken
() slechts een zeer summier verslag, soms niet meer dan de aantekening
nationaliteit erkend van die presentatie wordt opgesteld. Het is de
commissie bekend dat sinds april 2005 een standaard formulier voor bij
de UFT in gebruik is (sic) waarin structureel inhoudelijke
verslaglegging van de presentaties plaatsvindt. Sinds 15 november 2005
is dit format zodanig aangepast dat hierop ook wordt aangetekend welke
documenten tijdens de presentatie worden overgelegd.
Vervolgens prijst de commissie deze verbetering, maar ondertussen is
hiermee dus ook vast komen te staan dat bij alle presentaties van
afgewezen asielzoekers die voor 15 november 2005 hebben plaatsgevonden
geen verslaglegging bestaat t.a.v. de overlegde documenten, laat staan
of deze al dan niet asielgerelateerde informatie bevatten.
Ten slotte: onomstotelijk is nu komen vast te staan dat het onderzoek
van de Commissie Havermans qua omvang en diepgang zeer beperkt is
geweest, omdat er geen enkel zicht is op alles wat zich heeft
afgespeeld vóór februari 2005 ten aanzien van het verstrekken van
documenten aan de Congolese (en andere) autoriteiten, en vóór november
2005 ten aanzien van het over tafel gaan van documenten tijdens
presentaties. Ten aanzien van de verstrekking van asielgerelateerde
gegevens na die data heeft de commissie zich gebaseerd op mededelingen
van de IND zelf, zo blijkt uit het rapport.
Wij hopen u met bovenstaande van dienst te zijn geweest.
Met vriendelijke groet,
Stichting INLIA
John W.R. van Tilborg, directeur
Mr Pieter Postma, jurist