Spreekpunten staatssecretaris Van Geel voor het brandstofcongres 'Wat
tanken we over tien jaar en wie bepaalt dit?' in Amsterdam op 28
november 2005
Dames en heren,
Inleiding
Bij de titel van uw congres hoor ik menigeen al denken: Wie bepaalt
dat? Dat ben ik toch zeker zelluf! En dat bent u ook zelf!
Toch begrijp ik heus de achtergrond van de vraag, en vanuit mijn
verantwoordelijkheid als staatssecretaris van Milieu wil ik u vandaag
graag mijn visie op de ontwikkelingen in de brandstofsector uit de
doeken doen. Maar eerst wil ik kort stilstaan bij de milieudruk die
wordt veroorzaakt door het verkeer, de grote brandstofverbruiker:
* Verkeer is een sector in NL en EU waarvan de CO2 emissie in een
verontrustend tempo stijgt;
* Daarnaast levert verkeer ook een belangrijke bijdrage aan de
lokale belasting van de luchtkwaliteit met NO2, fijn stof en ozon.
Er zijn verschillende manieren om emissies uit het verkeer terug te
dringen:
1. technische maatregelen;
2. efficiency verbetering; en
3. de inzet van klimaatneutrale brandstoffen.
Technische maatregelen
Ik wil geen 'autotootje pesten', maar schone technieken en
brandstoffen stimuleren en verplichten. Nageschakelde technieken
leveren met name bijdrage aan de verbetering van de luchtkwaliteit:
bijvoorbeeld de driewegkatalysator voor de benzine, de Nox-katalysator
en de roetfilter voor dieselauto's.
Efficiencyverbetering
Efficiencyverbetering verlaagt de CO2-uitstoot en kan ook de overige
emissies van auto's reduceren. Maatregelen als 'Het Nieuwe Rijden' en
het efficiënter maken van het openbaarvervoers-systeem zijn hier
voorbeelden van. Daarnaast verbetert de efficiency doordat voertuigen
steeds zuiniger worden, onder andere door de inzet van hybride motoren
en de verlaging van het gewicht van de auto's.
Klimaatneutrale brandstoffen
Technische aanpassingen aan de voertuigen zijn effectief. Ik wil dus
dat die zo snel mogelijk ingezet worden. Ze kunnen echter bij de
verwachte stijging van de mobiliteit in het beste geval de CO2
emissies van de sector verkeer gelijk houden.
Het kabinet wil de nationale broeikasgasemissies in 2030 met veertig
tot zestig procent verminderen. Dit maakt reducties in alle sectoren
noodzakelijk, dus ook voor verkeer. Hierin spelen klimaatneutrale en
duurzaam geproduceerde brandstoffen, zoals biobrandstof, waterstof en
elektriciteit een belangrijke rol.
Op de korte termijn is lokale toepassing van aardgas een belangrijke
optie om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het kabinet stimuleert
daarom zowel de tankstations en de voertuigen als het gebruik van de
brandstof. Ik ga komend jaar afspraken maken over de fiscale
behandeling daarvan met mijn collega Wijn van Financiën. Hierdoor wil
ik de markt voldoende vertrouwen geven om de nodige investeringen te
doen.
Om de luchtkwaliteit te verbeteren zetten we in Europa in op het
vrijwel emissievrij maken van personenauto's en vrachtwagens met de
invoering van EURO 6. Dat is nodig en mogelijk. Een recente studie
laat zien dat de luchtverontreinigende emissies van vrachtauto's op
termijn met wel negentig procent omlaag kunnen ten opzichte van EURO
3.
Ik ben voorstander van het zo snel mogelijk inzetten van beprijzing,
gedifferentieerd naar milieubelasting. In het belastingplan 2006 heeft
het kabinet haar plannen gepresenteerd om biobrandstoffen verplicht te
stellen. Dit is voor mij een van de pijlers onder het milieubeleid.
De reden om nu te beginnen met de invoering van biobrandstoffen is dat
zij in tegenstelling tot andere klimaatneutrale brandstoffen nu reeds
voor handen zijn. We willen nu beginnen met het creëren van een markt
door oliemaatschappijen te verplichten twee procent van hun afzet in
de vorm van biobrandstoffen te leveren. Op termijn kan de
milieuprestatie van biobrandstoffen nog beter, daarom wil het kabinet
de innovatie stimuleren door innovatief gebruik en productie te
bevorderen. Inmiddels is duidelijk dat voor beide punten in Europa
steeds meer steun ontstaat, zowel bij de het Verenigd Koninkrijk en
Duitsland als bij de Europese Commissie. Er mag dus verwacht worden
dat voor de betere biobrandstoffen op den duur een behoorlijke markt
ontstaat. Dit creëert kansen voor Nederlandse bedrijven die beschikken
over kennis en technologie, die zij zeker niet zouden moeten laten
liggen.
* Het kabinet verhoogt zo mogelijk het verplichte percentage
stapsgewijs. In 2010 moet rond de vijf procent haalbaar zijn. In
2020 streef ik naar een veel groter aandeel waarbij naast
biobrandstoffen ook waterstof zijn intrede heeft gedaan. Als de
markt mogelijkheden aanbiedt om CO2 bij verkeer te reduceren dan
staan wij daar open voor. Want 30 jaar is een lange tijd en
niemand kan nu al voorspellen welke oplossingen tegen die tijd
precies beschikbaar zijn.
Dames en heren, ik rond af met de conclusies van mijn verhaal.
Met het stimuleren van biobrandstoffen hebben we een eerste
belangrijke stap gezet op weg naar klimaatneutrale mobiliteit.
Ik verwacht dat de consument in 2010 nog weinig merkt van de
veranderingen. Het grootste deel van de biobrandstoffen wordt immers
waarschijnlijk in bijgemengde vorm geleverd. Aanpassingen aan
voertuigen zijn nog niet nodig. Op termijn zal de consument bij de
keuze voor een auto geconfronteerd worden met de noodzaak om een hoger
percentage alternatieve brandstof te kunnen tanken. Een simpele
oplossing kan dan gevonden worden in bijvoorbeeld een flexifuel
vehicle Deze auto's kunnen met verschillende percentages
brandstofmixen overweg en maken daardoor een geleidelijke overgang
naar duurzame brandstoffen mogelijk.
Ik zie daarbij een belangrijke rol weggelegd voor voorlopers, die voor
de troepen uitrijden. Want die kiezen nu al voor zo'n auto. Zij
stimuleren de marktontwikkeling in de juiste richting en geven een
helder signaal aan autofabrikanten en brandstofproducenten. Hiermee
wordt het kip-ei probleem opgelost.
Ik wil dat de overheid met het bedrijfsleven samenwerkt om het vervoer
schoon en klimaatneutraal te maken. Ik zie positieve signalen uit de
markt. Ik noem er drie:
1. leasemaatschappijen en grote bedrijven met een eigen wagenpark
kijken naar roetfilters en CO2-reductie;
2. het consortium van Stichting Milieu en Natuur met het
bedrijfsleven zet zich in om roetfilters in te voeren; en tot slot
zijn er
3. veel initiatieven voor de productie en gebruik van (de betere)
biobrandstoffen.
Maar het belangrijkste initiatief van vandaag is de totstandkoming van
dit brandstoffenboekje. Hieruit blijkt dat de overheid en het
bedrijfsleven vergelijkbare ideeën hebben over brandstoffen.
Hartelijk dank voor uw aandacht.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer