Ministerie van Algemene Zaken

| | |

|Postadres      |               |     |Aan de Voorzitter van de Tweede      |
|               |               |     |Kamer                                |
|Postbus 20001                   |     |der Staten-Generaal                  |
|2500 EA  Den Haag               |     |Postbus 20017                        |
|Bezoekadres    |               |     |2500 EA Den Haag                     |
|Binnenhof 19, Den Haag          |     |                                     |
|Contactpersoon |               |     |         |                           |
|Drs. R. Swartbol                |     |         |                           |
|E-mail         |               |     |         |                           |
|r.swartbol@minaz.nl             |     |         |                           |
|Telefoon       |               |     |         |                           |
|070 356 43 91  |               |     |         |                           |
|Fax            |Datum          |Kenmerk        |Onderwerp                  |
|070 363 32 14  |14 december    |05M480254      |Uw verzoek om een verslag  |
|               |2005           |               |van de reis naar de        |
|               |               |               |Verenigde Arabische        |
|               |               |               |Emiraten, Oman en Qatar    |
|                                                                             |
Hierbij heb ik het genoegen u het verslag aan te bieden van mijn reis naar het Arabisch Schiereiland.

Van 12 tot en met 16 november 2005 bracht ik een bezoek aan de Verenigde Arabische Emiraten, Oman en Qatar. Het bezoek aan Oman vond plaats op uitnodiging van het staatshoofd Sultan Qaboos Al Said. Het accent van mijn bezoek lag op a) het vergroten van inzicht in de regionale veiligheid/stabiliteit, b) het bespreken en bevorderen van maatschappelijke hervormingen, c) het in kaart brengen van de stand van zaken rond energie en energievoorzieningszekerheid en d) het bevorderen van de bilaterale economische betrekkingen.

Om politieke en economische redenen is het voor Nederland van belang de aandacht voor de Golfstaten te intensiveren, zoals is aangegeven in de Memorie van Toelichting 2005. Met de drie landen, die graag de banden met Nederland willen aanhalen, zijn afspraken gemaakt over verdere opvolging en versterking van de bilaterale samenwerking.

I. Regionale veiligheid/stabiliteit De komende decennia zal onze afhankelijkheid van olie en gas uit de Golfregio alleen maar toenemen. Daarom, maar ook omdat de economische groei van de bezochte landen groot is, is het belang van regionale veiligheid en stabiliteit alleen maar toegenomen. De bezochte landen zijn zich hiervan terdege bewust. In december 2004 bespraken zij, samen met Iran, Irak, Jemen en vertegenwoordigers van enkele westerse landen, de wenselijkheid van een regionale veiligheidsstructuur. Qatar en de VAE hebben zich aangesloten bij het Istanbul Co-operation Initiative van de NAVO. Oman heeft deze optie nog in overweging. Op 30 november en 1 december 2005 vond in Doha een conferentie plaats over 'Nato's Role in Gulf Security', in aanwezigheid van de SG NAVO De Hoop Scheffer.

De belangrijkste zorgen van de gesprekspartners betroffen Iran, Irak en het Midden Oosten Vredesproces. Oman en Iran liggen aan weerskanten van de strategisch zo belangrijke Straat van Hormouz en onderhouden min of meer goede relaties. Tussen Iran en de VAE bestaan spanningen vanwege de Iraanse bezetting van twee aan de VAE toebehorende eilandjes in de Perzische Golf. De VAE toonde zich er voorstander van dat de EU op het nucleaire dossier een duidelijke grens trekt t.a.v. Iran. Oman is van mening dat het Westen teveel druk uitoefent op Iran. Ook Qatar acht het van het grootste belang dat het Westen met Iran in gesprek blijft, in plaats van het uitoefenen van zware druk. Dat werkt averechts. Het tonen van respect en begrip werkt in deze regio beter dan het uitoefenen van druk. De bezochte landen veroordeelden de recente uitspraken van de Iraanse president Ahmadinejad betreffende Israël, al zagen zij deze toch voornamelijk als retorisch en niet als een concrete dreiging met geweld.

Er bestaat unanieme zorg over de nucleaire ambities van Iran. Gesprekspartners wezen er fijntjes op dat het Westen destijds minder problemen had met de civiel-nucleaire ambities van het Shah-regime dan met die van de huidige machthebbers in Iran. In de regio wordt al jaren opgeroepen tot het vormen van een kernwapenvrije zone. Betrokkenen benadrukten in dit verband meer bezorgd te zijn over de Israëlische nucleaire capaciteit dan over de Iraanse plannen. Zij meenden dat ook Israël zich bij een regionale kernwapenvrije zone diende aan te sluiten. In 2004 hebben de landen in de regio deze eis laten vallen om hun goede wil te tonen ten aanzien van een bijdrage aan het Midden Oosten Vredesproces. Enkele landen onderhouden informele contacten met Israël. Nadat het Oslo Vredesakkoord was afgesloten in 1993 hadden zij over en weer handelskantoren geopend. Na de tweede Intifada werden die echter weer gesloten.

De regio heeft er belang bij dat Irak niet uiteenvalt. De bevolking moet zoeken naar een manier om samen te kunnen leven. Men was niet bijzonder gesteld geweest op het regime van Saddam Hussein, maar de situatie in Irak is nu duidelijk slechter. Er dreigt thans een burgeroorlog, waardoor het Westen nog jaren militair aanwezig zal moeten zijn, evenals in Afghanistan. De Taliban waren alleen verdreven, niet verslagen.

De strijd tegen terrorisme is eveneens van groot belang voor de regio. Immers, ook het Arabische Schiereiland werd geconfronteerd met terroristische aanslagen. Volgens gesprekspartners zou het Westen meer aandacht moeten schenken aan de achterliggende redenen. Zij stelden dat de wijze waarop de problemen in de regio nu worden aangepakt op termijn een nieuwe bron van terrorisme kunnen blijken. Een meer intensieve en open dialoog van het Westen met landen in de regio was op termijn meer effectief.

II. Sociale, politieke en economische hervormingen/moderniseringen In 2002 publiceerde het UNDP een rapport over de stand van zaken in de Arabische wereld met betrekking tot het verbeteren van de levenskwaliteit van de bevolking. Geconstateerd werd dat, in vergelijking met soortgelijke processen in andere delen van de wereld, de vooruitgang in sociale en politieke ontwikkeling achterbleef bij de economische. Gebrek aan democratische structuren, de achterblijvende positie van vrouwen en het ontbreken van toegang tot kennis waren de belangrijkste oorzaken. In latere rapporten werd nader ingegaan op deze specifieke punten. Inmiddels zijn door de Europese Unie en de G-8 initiatieven ontplooid om sociale, politieke en economische hervormingen in de Arabische wereld te ondersteunen. Ik heb deze onderwerpen stelselmatig ter sprake gebracht.

De Golfstaten hebben in de afgelopen decennia een razendsnelle ontwikkeling doorgemaakt, die de samenleving drastisch heeft veranderd. Men staat open voor hervormingen, maar geeft er de voorkeur aan dat in een zelf te bepalen tempo te doen en de eigen tradities en cultuur niet uit het oog te verliezen. De VAE kent nog geen democratische verkiezingen, maar wil daar op korte termijn een begin mee maken. In de andere landen zijn in de laatste jaren de eerste verkiezingen gehouden.Vrouwen hebben actief en passief kiesrecht. Qatar streeft ernaar toonaangevend in de regio te zijn op het gebied van kritische meningsvorming. Als onderdeel hiervan heeft de overheid er in 1996 in toegestemd dat het televisiestation Al Jazeera daar werd gevestigd.

De positie van vrouwen is in alle drie landen in beweging. De participatie van vrouwen in het onderwijs is groot: in aantallen overtreffen ze geregeld het aantal mannen. Oman heeft vier vrouwelijke ministers en twee vrouwelijke staatssecretarissen, terwijl ook in het bedrijfsleven steeds meer vrouwen op hoge posities terecht komen. In de VAE zijn vrouwen zeer actief in de economische sector, zoals al eeuwenlang het geval was. De eerste vrouwelijke minister van de VAE is minister van Economische Zaken. Ook in Qatar wordt hard gewerkt positieverbetering van vrouwen. De Nederlandse delegatie constateerde dat de beeldvorming over de positie van vrouwen in de bezochte landen bijstelling behoeft.

In alle drie landen werken veel buitenlanders. In de VAE is 85% van de inwoners allochtoon, in Oman 25% en in Qatar circa 75%. De positie van migranten is daarmee een belangrijk thema, dat ik aan de orde heb gesteld. In Qatar bestaat sinds een jaar een Human Rights Council die zich voornamelijk met de problematiek van gastarbeiders bezig houdt. Gastarbeiders krijgen evenmin als in de VAE en Oman een verblijfsvergunning maar dienen na afloop van hun contract te vertrekken. De Golfstaten zullen nog jaren afhankelijk blijven van migranten, wier arbeids-omstandigheden naar Nederlandse maatstaven te wensen overlaten.

Net voorafgaande mijn reis vond in Bahrein de tweede bijeenkomst plaats van het Forum for the Future, opgericht door de G-8. Nederland heeft een bedrag van US $ 1 miljoen ter beschikking gesteld voor een op te richten Foundation for the Future, die zich richt op versterking van het maatschappelijk middenveld. Deze bijdrage is geoormerkt voor de Golfstaten. De bijeenkomst werd echter afgerond zonder overeenstemming over een slotverklaring.

In de praktijk blijkt religieuze tolerantie hoger in het vaandel te staan van de verschillende overheden dan wel eens wordt gedacht. Zo heeft Oman een Ministerie voor Religieuze Zaken en niet voor Islamitische Zaken. Een meerderheid van de moslims in Oman hangt het Ibadisme aan. Dit is een tolerante en respectvolle stroming binnen de Islam. In Qatar, waar de bevolking in hoofdzaak Wahabiet is, net als de meerderheid van de moslims in Saoedi-Arabië, vindt jaarlijks overleg plaats tussen vertegenwoordigers van verschillende godsdiensten. In de grondwet van Qatar en Oman is vrijheid van godsdienst opgenomen. Ik heb tijdens mijn gesprekken blijvende aandacht gevraagd voor de noodzaak van religieuze tolerantie, zowel in de Golf-regio alsook in Europa en elders in de wereld.

III. Stand van zaken energie/energiezekerheid Op het gebied energievoorzieningszekerheid is de Golf een zeer belangrijke regio. De VAE is thans de 6e olie-exporteur ter wereld. Opvallend is het beleid van het land om aan de binnenlandse energievraag te voldoen door het importeren van gas uit Qatar om de inkomsten uit de export van olie te maximaliseren. Beleid is om de olieproductie aanzienlijk te laten toenemen in de komende 10 jaar. Qatar is 14e olie-exporteur ter wereld. Bovendien heeft het 15% van de wereldwijde gasreserves. Hierdoor wordt het land op termijn de derde gasproducent ter wereld. Het Dolphin project, waarmee een gasnet wordt aangelegd tussen Qatar, VAE en Oman, is een voorbeeld van economische samenwerking tussen leden van de Gulf Co-operation Council (GCC). Qatar heeft zich ten doel gesteld binnen enkele jaren wereldleider te worden op het gebied van GTL (Gas-to-Liquid).

Ook de vraag naar energie van opkomende economieën als China, India en Korea kwam aan de orde. Van oudsher handelen de Golfstaten met deze landen, in het bijzonder India. energiedragers weten de Aziatische landen den.Door hun ematig ter ker ook in Saoedie Arabie ein de zowel vwb Het belang van een constructieve dialoog tussen consumenten en producenten van olie en gas neemt toe. Zo zijn er initiatieven als de EU-OPEC dialoog, en ook de in april 2006 in Qatar te houden 10de bijeenkomst van het International Energy Forum (IEF). De vorige IEF-bijeenkomst vond in 2004 in Nederland plaats.

IV. Bevorderen van de bilaterale economische betrekkingen De VAE heeft al meer dan 10 jaar gewerkt aan diversificatie van de economie en is erin geslaagd om een commerciëele en logistieke hub van wereldomvang te worden. Dubai is de derde containerhaven ter wereld na Sjanghai en Hong Kong. De hoofdsteden van de twee belangrijkste Emiraten Abu Dhabi en Dubai hebben zich ontwikkeld tot moderne steden waar gigantische projecten worden uitgevoerd: bijv. in de bouw, landreclamatie en luchthavenontwikkeling. Dubai is nog maar voor 8% afhankelijk van olie-inkomsten. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft de Emiraten gevonden: circa 300 bedrijven zijn er actief, vele in Dubai, en Nederlandse multinationals hebben er hun regionale hoofdkantoor gevestigd.

In de VAE was ik, samen met de Kroonprins van Dubai, getuige van het ondertekenen van een contract voor $ 2,5 miljard tussen een ontwikkelingsmaatschappij en Van Oord voor de aanleg van Palm Deira (Palmeiland 3). In mijn aanwezigheid tekende de investeringsmaatschappij Mubadala Development een overeenkomst met Spijker (sportauto's), waarmee een aandeel van 17% in Spijker werd verkregen. Ik bezocht verder de Dubai Council for Economic Affairs. In deze Council zijn de 50 grootste en meest invloedrijke particuliere zakenlieden van Dubai vertegenwoordigd. De Council heeft een adviserende rol over de economische ontwikkeling zowel naar de Government of Dubai als naar het particuliere bedrijfsleven toe.

De economie van Oman is minder groot. Het land heeft geringere olie en gasvoorraden en, in tegenstelling tot de andere bezochte Golfstaten, een kustlijn met directe toegang tot de Indische Oceaan. De haven in Sohar die met Nederlandse expertise wordt ontwikkeld, heeft als doel petrochemie en andere industrieën te faciliteren en op termijn een hub functie in te nemen tussen Europa en Zuidoost Azië. Samen met Z.H. Sayyed Shibah al Said, adviseur van het Staatshoofd, legde ik daar de eerste steen voor de bouw van het Nederland geïnitieerde IMCO (International Maritime College Oman).

Qatar is door export van olie in de afgelopen decennia een zeer rijk land geworden. Het heeft inmiddels een van de hoogste per capita inkomens ter wereld. De grote gasreserves (15% van de gasvoorraden ter wereld bevindt zich in Qatar) bieden het land de mogelijkheid zich tot de derde gasproducent ter wereld te ontwikkelen. Qatar heeft zich tevens als doel gesteld om de grootste GTL (Gas-to-Liquid) producent ter wereld te worden. Ik heb positief gereageerd op het voorstel van de Emir van Qatar op korte termijn een gezamenlijk comité in te stellen om mogelijkheden tot economische samenwerking te onderzoeken.

V. Kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven Er zijn in de Golf niet alleen voor grote Nederlandse bedrijven mogelijkheden. Ook het Nederlandse midden- en kleinbedrijf heeft markten gevonden in deze drie landen. Alle gesprekspartners hadden grote belangstelling, in het kader van hun beleid om economische banden te diversificeren en het aantal partners uit te breiden, in een grotere presentie van het Nederlandse bedrijfsleven. Hun aandacht ging vooral uit naar Nederlandse expertise op het gebied van transport en logistiek, olie en gas, milieu, (lucht)havenontwerp, bouw, management en diensten evenals naar watermanagement in brede zin (afvalwaterverwerking, drinkwatervoorziening, ontzilting, waterbeheer). Op horticultureel gebied bieden de landen interessante afzetmarkten, maar er zijn ook mogelijkheden om bloemen en planten te telen. Opvallend zijn de kansen voor Nederlandse onderwijsinstellingen. In alle drie de landen zijn al Nederlandse onderwijsinstellingen actief.

Enkele gesprekspartners gaven aan belangstelling te hebben voor investeringsmogelijkheden in Nederland en samenwerking met Nederlandse financiële partijen als beleggingsmaatschappijen, banken en verzekeraars. Financiële samenwerking m.b.t. participaties in en medefinanciering van grote Nederlandse projecten is een vorm van economische samenwerking tussen deze landen en Nederland die nadere bestudering waard is.

Ten slotte verdient het aantekening dat het in de regio aanwezig zijnde Nederlandse bedrijfsleven de in hun ogen moeizame aansluiting tussen het Nederlandse migratiebeleid en de economische belangen van Nederland naar voren bracht. Gepleit werd voor een vrijer verkeer van - voor de Nederlandse economie relevante - personen en een adequate dienstverlening op dit gebied door de Nederlandse vertegenwoordigingen.

DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,

Mr.dr. J.P. Balkenende