Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris voor Europese Zaken en de Staatssecretaris voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Timmer en Timmermans over het hardhandig beëindigen van een demonstratie van homoactivisten in Polen. Deze vragen werden ingezonden op 24 november 2005 met kenmerk 2050603740.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Ross, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op vragen van de leden Timmer en Timmermans (beiden PvdA) over het hardhandig beëindigen van een demonstratie van homoactivisten in Polen.

Vraag 1
Kent u het bericht dat in het Poolse Poznan een demonstratie tegen racisme en discriminatie van homoseksuelen hardhandig is beëindigd door de politie? 1)

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Deelt u de mening dat de groeiende intolerantie in Polen jegens homoseksuelen en andere minderheden een zorgelijke ontwikkeling is waar de Nederlandse regering zich actief tegen moet verzetten? Zo ja, welke stappen gaat u daartoe, in het kader van de Raad van Europa ondernemen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De Nederlandse regering zet zich actief in voor de bestrijding van discriminatie en intolerantie en maakt daarbij geen onderscheid tussen de verschillende discriminatiegronden. Alle uitingen van discriminatie en andere vormen van intolerantie zijn ontoelaatbaar en moeten worden bestreden. In het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is een discriminatieverbod opgenomen. Binnen de EU is het verbod op discriminatie op grond van seksuele gerichtheid vastgelegd in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Het primaat voor de bestrijding van discriminatie ligt echter bij nationale staten. Ik ben ervan overtuigd dat het Poolse rechtssysteem voldoende functioneert om eventuele mensenrechtenschendingen te vervolgen en te bestraffen. Na uitputting van de nationale rechtsmiddelen kunnen klachten over vermeende schendingen van het discriminatieverbod worden voorgelegd aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg.

Het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft in reactie op aanbeveling 1474 van de Parlementaire Assemblee uit 2000 besloten om het thema discriminatie op grond van seksuele gerichtheid met grote aandacht te blijven volgen. Ook de Parlementaire Assemblee vertolkt een toezichthoudende rol op het gebied van de naleving van mensenrechten van de Raad van Europa. Het staat de Parlementaire Assemblee derhalve vrij om initiatieven hiertoe te ontplooien.

Vraag 3
Bent u voornemens deze zorgelijke ontwikkeling ook direct aan te kaarten bij uw Poolse ambtsgenoot? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Ik heb op 1 december jl. mijn Poolse ambtsgenoot op het Poolse beleid terzake aangesproken.

Vraag 4
Bent u bereid initiatieven vanuit de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa tot het monitoren van de mensenrechtensituatie in Polen actief te steunen in het Comité van Ministers?

Antwoord
Zie antwoord op vraag 2.

1) NRC Handelsblad, 21 november jl.


---- --