Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

Datum
13 december 2005
Ons kenmerk
DGP/MDV/U.05.02720
Doorkiesnummer

Bijlage(n)

-
Uw kenmerk
05/54/VW
Onderwerp
Antwoord op kamervragen

Geachte voorzitter,

Met deze brief beantwoord ik de vragen van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van 24 november 2005 inzake de effecten van het chauffeursexamen. Die vragen zijn geformuleerd naar aanleiding van mijn brief van 10 november 2005
(kenmerk DGP/U.05.02688).
In voorliggende brief ga ik in op de volgende onderwerpen: 'ingroeiregeling', afgifte van geneeskundige verklaring, relatie tussen chauffeurspas en tarieven, relatie met het touringcardiploma, de subsidiemogelijkheden, de examencapaciteit bij het CBR en de voorgenomen controle en handhaving.

Doel van het examen
Zoals ik in mijn brief van 10 november jl. aangaf, vormt het examen, als onderdeel van een pakket aan maatregelen, één van de pijlers van het taxibeleid. Het examen moet een landelijk uniforme basiskwaliteit voor het taxivervoer garanderen. Mijns inziens hebben alle klanten recht op die basiskwaliteit. Veel van de algemene vaardigheden die in het examen zijn opgenomen, zijn naar mijn mening ook voor het contractvervoer gewenst.

Ingroeiregeling
De leden van de fractie van het CDA, de VVD en de SP vragen of er na 1 januari 2006 wel een voldoende reservoir aan gekwalificeerde chauffeurs zal bestaan. De leden van de CDA-fractie pleiten in dit kader voor het formaliseren van de ingroeimogelijkheid voor de doelgroep waarvoor het beperkte examen geldt. De leden van de VVD-fractie vragen naar de voor- en nadelen van het handhaven van de inloopperiode voor groepsvervoer om beter te kunnen inspelen op de korte periode die zij hebben om gewonnen concessies te gaan rijden. Tenslotte vragen de leden van de SP-fractie naar de mogelijkheid tot het introduceren van een tijdelijk document voor de specifieke groep chauffeurs die gaan werken in het zorgvervoer. Ik ga hieronder in op die vragen.

Bij de invoering van het verplichte examen op 1 juli 2004 heb ik, als resultaat van het overleg met de taxibranche, mij bereid verklaard om een tijdelijk (informeel) ingroeidocument voor alle nieuwe taxichauffeurs te hanteren. Zo kwam ik tegemoet aan de wens vanuit de branche om, ondanks de examenverplichting, snel te kunnen inspringen op veranderingen in de vervoersvraag, terwijl nog niet alle chauffeurs een diploma bezaten. Aan het hanteren van een dergelijk ingroeimodel heb ik toen wel enkele belangrijke randvoorwaarden gekoppeld, waaronder de doorlooptijd tot uiterlijk 1 januari 2006. Immers, het hanteren van een ingroeimodel komt in de praktijk neer op het voeren van een gedoogbeleid op de examenverplichting, tot het moment dat alle chauffeurs vakbekwaam dienen te zijn.

Zoals ik in mijn antwoorden op de vragen van het lid Gerkens al aangaf, zal het overgrote deel van de taxichauffeurs op 1 januari 2006 voldoen aan de dan volledig ingevoerde vakbekwaamheidseisen. Daardoor zal naar mijn inschatting per saldo een voldoende grote poule aan gekwalificeerde chauffeurs ontstaan.
De vragen en opmerkingen van genoemde fracties betreffende de ingroeiregeling kunnen alleen betrekking hebben op nieuw in te stromen (en in te zetten) taxichauffeurs. De behoefte aan nieuwe chauffeurs heeft inderdaad een sterke relatie met de beschikbare reeds gekwalificeerde chauffeurs. Met het examen wordt naar mijn mening ook het beroep van taxichauffeur opgewaardeerd, waardoor chauffeurs mogelijk langer het beroep zullen uitoefenen. Er zijn verschillende mogelijkheden denkbaar om in deze behoefte te voorzien, zoals: het inzetten van gekwalificeerde chauffeurs van (af)lopende contracten op nieuw verworven contracten, het (bij het verwerven van een contract) desgewenst overnemen van (een deel van) het personeel van de vorige vervoerder, of de gewenste capaciteit inhuren via uitzendbureaus en eventueel (tijdelijk) inzetten van straattaxichauffeurs. Dit heeft een positief effect op het behoud van de werkgelegenheid. Gelet op de overgang van contracten, kan het mijns inziens niet aan de orde zijn dat hierbij een ontslagprocedure wordt gestart voor het personeel van de 'verliezende' vervoerder.

Voor het overgrote deel van het taxivervoer zijn er naar mijn inschatting voldoende gekwalificeerde chauffeurs beschikbaar. Dit betreft met name chauffeurs die, in de overgangperiode van 1 juli 2004 tot 1 januari 2006, het volledige examen met goed gevolg hebben afgelegd. Voor die delen van het taxivervoer waar ik recentelijk een beperkt examen heb ingevoerd, realiseer ik mij dat (voorgaande mogelijkheden ten spijt en de soms korte periode tussen gunning van een contract en de start van het vervoer en op het laatste moment wijziging van de daadwerkelijke vervoersvraag) het niet geheel ondenkbaar is dat ondernemers niet tijdig kunnen beschikken over voldoende gekwalificeerd personeel. Om ongewenste mogelijke effecten hiervan, zoals het niet kunnen verrichten van het overeengekomen taxivervoer, te voorkomen ben ik op uw uitdrukkelijke verzoek bereid om uitsluitend voor nieuwe chauffeurs die voor het beperkte examen in aanmerking komen, onder stringente voorwaarden vanaf 1 januari 2006 voor een periode van 9 maanden het ingroeimodel voort te zetten. Hiermee houd ik rekening met de nieuwe (school)contracten, die veelal gedurende de zomermaanden worden afgesloten. Ik acht het zeer wenselijk dat deze voortzetting na genoemde periode van 9 maanden (tot en met september 2006) wordt beëindigd. Bij de voortzetting van het ingroeimodel wil ik tenminste de volgende strikte voorwaarden hanteren:
voortzetting van de 'ingroeiregeling' geldt uitsluitend voor nieuwe chauffeurs die in aanmerking komen voor het beperkte examen; de 'ingroeiregeling' wordt vanaf 1 januari 2006 voor een periode van 9 maanden voortgezet;
nieuwe chauffeurs dienen in het bezit te zijn van minimaal een jaarcontract;
mijn IVW zal samen met de taxibranche inventariseren op welke wijze de fraudebestendigheid van het ingroeidocument kan worden gegarandeerd; het ingroeidocument wordt eenmalig afgegeven;
het ingroeidocument heeft een geldigheidsduur van maximaal 6 weken.

Ik wijs u er hierbij expliciet op dat het voorgaande dus een tijdelijke voortzetting van het gedoogbeleid betekent. Per 1 januari 2006 komt dus wel de 'ingroeiregeling' voor het volledige examen te vervallen. Nieuwe chauffeurs die niet voor het beperkte examen in aanmerking komen, dienen dus vanaf 1 januari 2006 eerst het volledig examen met goed gevolg te hebben afgelegd alvorens met de werkzaamheden te mogen starten.

Vanzelfsprekend kan en wil ik de opdrachtverlenende partijen waar mogelijk nogmaals wijzen op de gewijzigde omstandigheden en de noodzaak om daar terdege rekening mee te houden. Zij zijn er bij de uitvoering van hun opdrachten immers evengoed gebaat dat alle chauffeurs goed gekwalificeerd zijn. Ik wil hierbij ook nadrukkelijk wijzen op de eigen verantwoordelijkheid van de taxibranche om te komen tot een gezonde opdrachtgever-opdrachtnemer relatie. Naar mijn mening is dit ook primair een verantwoordelijkheid van de brancheorganisatie KNV-Taxi.

Het voorstel van de fractie van het CDA om het ingroeimodel te formaliseren acht ik zeer onwenselijk en dit zou betekenen dat het Besluit personenvervoer 2000 moet worden aangepast. Bovendien heeft een aantal relevante criteria geen directe relatie met het daadwerkelijk verrichten van vervoer, waardoor in de WP2000 een grondslag voor welke regelgeving hierover dan ook ontbreekt.

De leden van de CDA-fractie tonen zich verbaasd over de mededeling in de brief van 10 november jl., als zou de branche in een brancheoverleg van 25 oktober jl. hebben ingestemd met het vervallen van de ingroeiregeling. Daarmee heb ik bedoeld dat door het aanvaarden door branchepartijen om met waterdichte voorstellen te komen, de hoofdlijn van beleid wél wordt onderschreven.
Per 1 januari 2006 geen geneeskundige verklaring van de huisarts Zowel de leden van de fractie van het CDA als de VVD vragen naar de reden waarom vanaf 1 januari 2006 een geneeskundige verklaring van de huisarts bij de aanvraag van een chauffeurspas niet meer wordt geaccepteerd. De toelichting op dat besluit is als volgt:

1. Sinds de invoering van de Wet personenvervoer 2000 op 1 januari 2001 is een keuring door huisartsen feitelijk al niet meer toegestaan. Daarmee zijn keuringsinstanties voor bus en taxi met beroepspersonenvervoer als bindende factor, gelijkgetrokken. In de praktijk bleek dat een aantal Arbo-diensten toentertijd onvoldoende capaciteit had, mede vanwege de invoering van de Wet Poortwachter. Daardoor ontstonden wachttijden, en om de taxibranche daar niet de dupe van te laten zijn, werd door de Inspectie Verkeer en Waterstaat tot op heden toch een geneeskundige verklaring van een huisarts geaccepteerd;

2. De keuze om exclusief de Arbo-arts in de wet te benoemen, is gemaakt vanwege de niet-gegarandeerde onafhankelijkheid van de huisarts; er is vaak sprake van een jarenlange relatie met een betrokkene. Extra eis was wel dat het niet om de 'eigen' huisarts mocht gaan, maar dat was in de praktijk niet effectief te controleren;

3. Er is dus per 1 januari 2006 geen sprake van een nieuwe regel, maar van strikte toepassing van de huidige. Daarmee komt de huidige gedoogoplossing dus te vervallen. Er was geen sprake van enig financieel motief; feitelijk is de branche de afgelopen jaren goedkoper uit geweest vanwege het gevoerde gedoogbeleid;

4. Eén van de motieven is, naast dat de Arbo-diensten inmiddels wel de vereiste keuring kunnen en willen uitvoeren, dat involge een wetswijziging van de Arbowetgeving per 1 juli 2005, nu ook bedrijfsartsen dergelijke keuringen mogen verrichten. Daardoor is thans voldoende aanbod aan keuringsartsen verzekerd;

5. Een relatie met gewone rijbewijskeuring voor ouderen, zoals de fractie van de VVD legt, gaat niet zo maar op, omdat het bij taxi beroepspersonenvervoer betreft. In de praktijk zien we dan ook verschillende criteria ingeval van een ernstige ziekte die mogelijk de rijvaardigheid of verkeersveiligheid beïnvloedt. Na herstel gelden sterk verschillende regels met betrekking tot de periode waarna men weer privé auto mag rijden of weer beroepspersonenvervoer mag verrichten;
6. De conclusie is dan ook om de ingezette lijn om met ingang van 2006 de gedoogsituatie te stoppen, te handhaven.

Relatie tussen chauffeurspas en tarieven
De leden van de LPF-fractie vragen of er een koppeling bestaat tussen de tarieven en het verkrijgen of behouden van een chauffeurspas. Het antwoord is nee. Het betreft geheel verschillende zaken; bovendien is de tariefvorming (in de straattaxi met inachtneming van het maximumtarief) voorbehouden aan de vervoerder. De chauffeurspas is persoonsgebonden aan de desbetreffende chauffeur, die zelf aan de gestelde eisen moet voldoen.

Geen vrijstelling praktijkexamen touringcarchauffeur De leden van de LPF-fractie vragen waarom het touringcar diploma in ieder geval voor het beperkte examen geen vrijstelling biedt voor het praktijkexamen. Dat wil ik als volgt toelichten: ook het beperkt examen kent een praktijkgedeelte. De categorie werk van touringcarchauffeurs kan, maar hoeft zeker niet samen te vallen met dat van het beperkte diploma. Voor het theoriegedeelte biedt het touringcardiploma wél vrijstelling voor het taxi-examen. Voor het praktijkgedeelte geldt dat niet, omdat het praktijkexamen van dit busexamen sterk op voertuigbeheersing is gericht en leidt tot een Verklaring van rijvaardigheid, die nodig is om het rijbewijs bij de gemeente aan te kunnen vragen. Een aantal belangrijke aspecten van het praktijkexamen voor de taxi zoals routeplanning en -voorbereiding en omgang met klanten komt in het praktijkgedeelte van dat examen echter niet aan bod. De afwijking ten opzichte van het praktijkgedeelte van het taxi- examen is daardoor te groot om tot vrijstelling te kunnen leiden.

ESF-subsidiemogelijkheden
De leden van de LPF-fractie vragen of toekomstige chauffeurs ook aanspraak kunnen maken op de ESF-subsidie. De ESF-subsidie loopt via de werkgever. Chauffeurs in spé zonder relatie met een werkgever waar men (toekomstig) werk gaat verrichten, kunnen op zich dus geen aanspraak maken op ESF- subsidie. Wel kan een toekomstige werkgever een dusdanige relatie met een kandidaat-chauffeur aangaan, dat voor deze ESF-subsidie beschikbaar komt. Daarnaast is ook specifiek geregeld dat ZZP-ers (zelfstandigen zonder personeel) aanspraak kunnen maken op de ESF-subsidie.

Examencapaciteit CBR
De leden van de LPF- en VVD-fractie vragen of voldoende examencapaciteit is verzekerd. In reactie daarop meld ik dat het CBR heeft aangegeven in november en december zoveel mogelijk ruimte om examen te kunnen doen vrij te zullen maken. Het aantal examenaanvragen blijkt, nu eind 2005 nadert, fors te stijgen. Het slagingspercentage blijkt voor zowel het theorie- als praktijkexamen rond de 70% te liggen. Hun inschatting van het aantal tot aan het eind van dit jaar uitgegeven diploma's ligt tussen de 16.000 en 17.000.
Met betrekking tot de piekmomenten in juni en december in de structurele situatie, gaat het alleen om nieuw toetredende chauffeurs waarvoor het CBR in goede afstemming met opleiders en taxibranche voldoende examencapaciteit zal inplannen.

Voorgenomen controle en handhaving voor de chauffeurspas vanaf januari 2006 Er zal begin 2006, nadat de exameneisen volledig gelden, een thema-actie, specifiek op de chauffeurspas en het voldoen aan de daaraan gestelde eisen, worden uitgevoerd. In de af te sluiten convenanten met de vier grote steden, naar verwachting op 16 december aanstaande, is handhaving van de chauffeurspas-eisen een apart onderdeel dat veel aandacht krijgt. Een chauffeur die niet aan de eisen voldoet, kan inderdaad zijn/haar pas kwijtraken.
De Inspectie V&W zal vanaf 1 januari 2006 samen met andere handhavingpartners gerichte controles uitvoeren op taxichauffeurs die niet voldoen aan de eis van vakbekwaamheid.
Wanneer een taxichauffeur niet in het bezit blijkt te zijn van een geldige chauffeurspas worden de volgende maatregelen genomen: politietransactie (E170) of proces-verbaal voor de chauffeur (in geval van werknemer);
politietransactie (E260) of proces-verbaal voor de vervoerder; inname van de ongeldige chauffeurspas;
last onder dwangsom (E7.500) voor de vervoerder (wordt verbeurd wanneer hij nogmaals dit artikel overtreedt).

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Karla Peijs


-----------------------
Brief met kenmerk DGP/MDV/U.05.02738 van 28 november 2005