Nederlandse Vereniging van Journalisten
Principe-akkoord
Minimum Pensioen CAO Dagbladjournalisten 2005 - 2009
(15 december 2005)
Inleiding
De vernieuwing van de minimum Pensioen CAO is het resultaat van de in
2003 door CAO-partijen ingezette modernisering van de CAO. In de
vorige CAO was geconstateerd, dat de CAO op fundamentele punten
aangepast diende te worden. Dit door veranderende wetgeving,
maatschappelijke ontwikkelingen zoals vergrijzing, maar ook omdat de
financiële positie van een aantal fondsen bij dagbladbedrijven onder
druk was komen te staan.
Nadat door CAO-partijen was geoordeeld dat er voldoende aanleiding
bestond om opzet, indeling en tekst van de CAO in zijn geheel goed aan
te passen, volgde in 2003 een opdracht aan een paritaire
studiecommissie tot modernisering van de CAO. De studiecommissie heeft
in 2003 haar werkzaamheden aangevangen en in mei 2004 aan CAO-partijen
gerapporteerd.
In het CAO-overleg van 12 oktober oktober 2005 hebben CAO-partijen NDP
en NVJ op basis van de betreffende rapportage overeenstemming bereikt
over minimum-pensioenvoorwaarden. Daarvan is de navolgende minimum
Pensioen CAO het resultaat.
Uitgangspunten
Bij het formuleren van de nieuwe minimum Pensioen CAO zijn de volgende
elementen in de besluitvorming betrokken: kostenniveau,
waardevastheid, adequaat pensioenniveau, aantrekkelijke
arbeidsvoorwaarde, flexibiliteit, consistentie met wet-en regelgeving
en solidariteit.
Minimum pensioenvoorwaarden.
De hierna opgenomen minimum pensioenvoorwaarden zijn van toepassing
indien en voor zover bij of krachtens wettelijke regelgeving deze
voorwaarden uitgevoerd kunnen worden.
Deelname
Iedere werknemer wiens arbeidsovereenkomst ressorteert onder de CAO
voor Dagbladjournalisten, wordt verplicht opgenomen in een
pensioenregeling welke voldoet aan deze CAO. De werknemer wordt
opgenomen in de pensioenregeling op de eerste dag van de maand waarin
hij in dienst treedt.
Pensioendatum
Voor alle (gewezen) deelnemers is de pensioendatum de eerste dag van
de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt.
De mogelijkheid dient te worden geboden om de pensioendatum
(actuarieel neutraal) flexibel te maken en varianten van
hoog-laag-constructies aan te bieden.
Pensioengevend salaris
Het pensioengevend salaris is het jaarsalaris (= 12 x het maandsalaris
van de deelnemer) met als maximum het hoogste schaalbedrag ingevolge
het vigerende loongebouw CAO voor dagbladjournalisten, verhoogd met de
vakantietoeslag op jaarbasis en beloningselementen, zoals onder meer
omschreven in de CAO voor dagbladjournalisten.
Franchise
De streeffranchise bedraagt 16.391 euro (niveau 2005). Deze franchise
dient binnen de looptijd van de minimum Pensioen CAO te worden
gerealiseerd. In de daaropvolgende vijf jaar bedraagt de te bereiken
streeffranchise 13.630 euro (niveau 2005), die uiterlijk aan het eind
van deze 5-jaarstermijn gerealiseerd dient te zijn.
De franchise wordt jaarlijks aangepast op basis van de algemene
loontrend, zoals gepubliceerd door het CBS.
Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is het verschil tussen het pensioengevend salaris
en de franchise.
Ouderdomspensioen
Uitgangspunt is een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling.
Eindloonregelingen en mengvormen van eindloonregelingen en
middelloonregelingen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de
Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) casu quo nieuwe Pensioenwet, aan de
eisen van de De Nederlandse Bank (DNB) en de organen betrokken bij de
uitvoering van de pensioenregeling (mede omvattend de Pensioenkamer).
Eindloonregelingen dienen te voldoen aan de bepalingen zoals opgenomen
in de Minimumpensioen CAO dagblad 1988-1992.
Opbouwpercentage ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen per jaar bedraagt tenminste 1,75% per
deelnemersjaar van de in het berekeningsjaar vastgestelde
pensioengrondslag. Daarnaast dient vanuit de premievrijval prepensioen
dient maximaal 1% (op basis van de geldende wg/wn-verdeling)
beschikbaar te zijn voor de ophoging van de pensioenaanspraken,
zodanig dat het opbouwpercentage tenminste 1,875% bedraagt. De vorm,
waarin deze aanspraken verkregen worden, is vrij aan de ondernemingen
resp. pensioenfondsen, doch tenminste het equivalent van een
opbouwopslag van 0,125% (bijv. via verhoging van het opbouwpercentage
met maximaal 0,125% dan wel via een aparte bijspaarmodule dan wel als
bijdrage in de kosten van het eventueel bijverzekeren van het
nabestaandenpensioen tot 100% spaarbasis).
Nabestaandenpensioen
Iedere deelnemer van het pensioenfonds wordt een nabestaandenpensioen
op spaarbasis aangeboden gekoppeld aan een opbouwpercentage van 1,75%.
Aan de deelnemers zal door het pensioenfonds respectievelijk de
rechtstreekse verzekeraar eveneens de mogelijkheid worden geboden om
het nabestaandenpensioen op risicobasis te verzekeren, of mengvormen,
indien de deelnemer dat aangeeft.
Indien voor de deelnemer een nabestaandenpensioen op risicobasis
geldt, dan wordt het opbouwpercentage verhoogd met 14% en is het op de
pensioendatum mogelijk te kiezen voor een levenslang partnerpensioen
in combinatie met een verlaagd ouderdomspensioen.
Indien het recht op partnerpensioen geëffectueerd is via een
opbouwsysteem, heeft de deelnemer dan wel de gewezen deelnemer het
recht om het vanaf 1 januari 2005 opgebouwde partnerpensioen op de
pensioendatum uit te ruilen voor een hoger ouderdomspensioen.
Het nabestaandenpensioen bedraagt bij overlijden van de deelnemer in
ieder geval 70% van het ouderdomspensioen, waarbij voor elk jaar dat
de overlevende partner meer dan 10 jaar jonger is dan de (gewezen)
deelnemer het partnerpensioen wordt gekort met 3%.
Wezenpensioen
Verzekering van een wezenpensioen is verplicht.
Het wezenpensioen bedraagt op basis van de geldende richtlijnen
ingevolge de Wet Loonbelasting maximaal 14% van het ouderdomspensioen
voor elk kind van de (gewezen) deelnemer.
In dit artikel wordt onder kind verstaan: het wettige, gewettigde of
geadopteerde kind van de werknemer tot de 18-jarige leeftijd dan wel,
indien en zolang het kind vanaf de 18-jarige leeftijd onderwijs of een
beroepsopleiding volgt in de zin van de Wet op de Studiefinanciering
of de Algemene Kinderbijslagwet, uiterlijk tot en met de maand waarin
het kind de 27-jarige leeftijd bereikt. Niet als kind worden
aangemerkt zij die een uitkering genieten ingevolge de WIA.
Indexering
De fondsen dienen een beleid voor indexatievast te stellen waarbij al
dan niet preferentie voor bepaalde groepen deelnemers wordt
beschreven.
Per ingangsdatum van de nieuwe minimum Pensioen CAO wordt door ieder
pensioenfonds ten behoeve van de (gewezen) deelnemers een
voorwaardelijke indexatie afgesproken voor de nieuwe opbouw van het
ouderdomspensioen vanaf 1 januari 2005, onder de uitdrukkelijke
voorwaarde dat er voldoende financiële middelen in het fonds zitten en
afhankelijk van de dekkingsgraad.
De jaarlijkse indexatie van de opgebouwde rechten voor actieven vindt
plaats ingevolge de CBS CAO-lonenindex (particuliere bedrijven).
De indexering van ingegane pensioenen en slapersrechten vindt plaats
op basis van tenminste het Consumenten Prijsindexcijfer alle
huishoudens (afgeleid).
Rechten bij ontslag
a. Heeft bij tussentijds ontslag het deelnemerschap minder dan één
jaar geduurd, dan ontvangt de deelnemer de door hem betaalde bijdragen
terug en ontstaat geen recht op pensioen, behalve in het geval de
pensioenaanspraken mede zijn ontleend aan de arbeidsovereenkomst met
een vorige werkgever door toepassing van waarde-overdracht.
b. Bij tussentijds ontslag na een deelnemerschap van één jaar of
langer blijven de aanspraken op basis van de voorwaarden behouden,
berekend naar de op de datum van ontslag verstreken deelnemersjaren.
c. Aanbeveling waardeoverdracht. Op verzoek van betrokken deelnemer
wordt
meegewerkt aan de overdracht van "oude" pensioenaanspraken, waarbij de
wettelijke rekenregels als ondergrens kunnen worden gesteld of waarbij
de overdracht gerealiseerd wordt via het zogenaamde Plus-circuit.
NB
Zodra de nieuwe Pensioenwet van kracht wordt, zal dit artikel `Rechten
bij ontslag' dienovereenkomstig aangepast moeten worden.
Vrijstelling van deelnemersbijdrage
Voor de deelnemer, die tijdens zijn deelnemerschap arbeidsongeschikt
wordt in de zin van de geldende wettelijke
arbeidsongeschiktheidsverzekering, dient de pensioenvoorziening
gedurende de daarbijbehorende periode te worden voortgezet. Bovendien
dient - met inachtneming van de daarvoor geldende voorwaarden van
verzekering c.q. bij pensioenfondsen in eigen beheer de daarvoor
geldende regels- tijdens de duur van de arbeidsongeschiktheid
afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid gehele of
gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling te worden verleend,
gecombineerd met een dienovereenkomstige voortzetting van de
toekomstige pensioenopbouw op basis van de bij ingang van de
vrijstelling geldende pensioengrondslag. Het percentage van de
premievrijstelling c.q. voortzetting van de pensioenopbouw is
overeenkomstig de vigerende wettelijke (percentage)staffel. De
pensioenopbouw wordt voortgezet op basis van de hoogte van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering.
NB
1. De verplichting tot gedeeltelijke vrijstelling geldt niet voor
deelnemers, van wie de arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO vóór
1 januari 1989 is ingetreden.
2. Per 1 januari 2006 treedt de nieuwe arbeidsongeschiktheidswetgeving
WIA in werking. Partijen treden nog in overleg op welke wijze deze wet
in de pensioenregeling wordt opgevangen. Tot die tijd gelden de regels
conform de hiervoor geldende pensioen CAO. Dit wil zeggen:
premievrijstelling en opbouw van pensioen van 70% van het loon bij
ziekte.
Premie en premieverdeling
Per onderneming zal voor de pensioenregeling een premie beschikbaar
worden gesteld van maximaal 24% van de totale som aan
pensioengrondslagen, zoals die voor de werknemers vallend onder deze
CAO kan worden vastgesteld. Bij deze maximale premie is uitgegaan van
een franchise van 18.533 euro (niveau 2004) De premiebepaling en
premieafdracht kan op maandbasis geschieden. Voor die fondsen voor
welke de maximale premie niet voldoet, dient daarnaast op basis van de
vrijval van prepensioenpremie per 1 januari 2006 1% van deze
vrijgevallen prepensioenpremie (op basis van geldende wg/wn verdeling)
te worden ingelegd voor de verbetering van de pensioenaanspraken. Het
betreft hier individuele waardeoverdrachten.
Het aandeel van de deelnemers zal maximaal 40% van de totaal
verschuldigde pensioenpremie bedragen of lager (bij die fondsen die
een lagere werknemerspremie kennen geldt de verdeling zoals gehanteerd
op 1.1.2005) en worden uitgedrukt als percentage van de
pensioengrondslag.
De maximale premie moet gehanteerd worden voorzover fondsen niet aan
onderstaande eisen hebben voldaan. De maximale premie mag naar beneden
worden bijgesteld als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
o Alle pensioenaanspraken van alle deelnemers volledig gehonoreerd
zijn.
o Het streefniveau van de franchise is bereikt.
o De financiele positie van het betrokken pensioenfonds zodanig is dat
duurzaam aan de eisen van DNB resp. het nieuwe financiele
toetsingskader (nFTK) wordt voldaan bij de uitvoering van de
pensioenregeling zoals bedoeld. Voor rechtstreekse verzekeringen
zullen analoge eisen worden gesteld.
o De indexatie uit voorgaande jaren is bereikt/ toegekend.
o Volledige compensatie is gerealiseerd voor de achterstand in de
bestaande pensioenregelingen voor wat betreft niet-verleende
indexaties van gewezen deelnemers slapers en niet actieven en
niet-verleende backserviceverplichtingen voor actieve deelnemers.
o Alle niet nagekomen verplichtingen uit de vorige CAO´s.
o De overgangsafspraken volledig zijn ingevuld.
Toezicht, naleving en behandeling geschillen (Pensioenkamer)
1. Het toezicht op de getrouwe naleving van de
minimum-pensioenregeling wordt opgedragen aan een Pensioenkamer van de
Raad van Uitvoering CAO voor Dagbladjournalisten, bestaande uit twee
leden, waarvan één lid wordt aangewezen door de NDP en één lid door de
NVJ en twee plaatsvervangende leden. Aan de Pensioenkamer wordt een
secretaris van de NDP en de NVJ toegevoegd.
2. De taken en bevoegdheden van de Pensioenkamer zullen door Raad van
Uitvoering CAO voor Dagbladjournalisten nader worden gereglementeerd.
De Pensioenkamer zal bij de uitvoering van haar werkzaamheden, welke
haar bij of krachtens deze CAO zijn opgedragen, mede het bepaalde in
de hierna volgende leden in acht nemen.
3. Voor de uitoefening van het toezicht op de uitvoering van de
minimumpensioenregeling zullen de ondernemingen bescheiden (waaronder
reglementen) aan de Pensioenkamer overleggen, waarin wordt aangetoond
dat aan het bepaalde van deze CAO wordt voldaan. De Pensioenkamer
stelt daartoe nadere voorwaarden vast. Bij de toetsing van regelingen
zal de Pensioenkamer zich doen bijstaan door (een) pensioendeskundige
(n), aan te wijzen door de NDP en de NVJ.
4. Indien niet wordt voldaan aan deze CAO is de Pensioenkamer
gerechtigd om nadere voorwaarden te stellen bij het geven van
dispensatie.
5. In alle geschillen naar aanleiding van de bepalingen van deze
overeenkomst ontstaan en/of aangelegenheden ter zake van de uitlegging
en/of toepassing van een bij een onderneming geldende
pensioenregeling, alsmede over de vraag of een zodanige regeling ten
minste gelijkwaardig is aan de in deze CAO voorgeschreven regeling,
beslist de Pensioenkamer na, indien deze dit de harer voorlichting
behoeft, advies te hebben ingewonnen bij één of zo nodig meer door
haar aan te wijzen pensioendeskundige(n).
Duur overeenkomst
Deze overeenkomst gaat in op 1 januari 2005 en eindigt op 31 december
2009.
Overgangsbepalingen
Speciale aandacht behoeven eerder genomen maatregelen als gevolg van
ontoereikendheid van de financiele positie van het pensioenfonds. In
de praktijk gaat het enerzijds om niet-verleende indexaties van
gewezen deelnemers en anderzijds om niet-verleende
backserviceverplichtingen en indexatie tot 1 januari 2005 voor actieve
deelnemers. Elke pensioenfonds dient binnen 1 jaar na ondertekening
van deze CAO aan te geven op welke wijze en onder welke voorwaarden
deze in de toekomst alsnog toegekend kunnen worden.
December 2005 NVJ/NDP