Contactpersoon
-
Datum
15 december 2005
Ons kenmerk
IVW-DR/BJZ/05/M01.003.033b
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
Aanhangselhandelingen201
Onderwerp
ATB-kwiteerfunctie
Geachte voorzitter,
Bijgaand doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van de vaste
Kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat aan de minister van Verkeer en
Waterstaat inzake de ATB-kwiteerfunctie.
1. Waarop baseert u de conclusie dat de ATB-kwiteerfunctie niet
effectief is gebleken? Het feit dat ondanks de ATB-kwiteerfunctie hoogst
incidenteel toch een rood sein gepasseerd werd is daarvoor toch geen
onderbouwing?
1. In de brief van 24 oktober 2005 is de vraag beantwoord of het
verwijderen van de ATB kwiteerfunctie een negatief effect heeft gehad op
het aantal roodlichtpassages. Dit bleek niet zo te zijn. Hierdoor is
bevestigd, dat het destijds door de NS genomen besluit om de
kwiteerfunctie af te schaffen, terecht is genomen.
2. Wat is de relevantie van de gegeven tabel, terwijl er niet bij
staat aangegeven of dergelijke treinen met of zonder kwitering reden?
Kunt u toelichten hoe u op basis van de gegeven tabel tot uw
eindconclusie komt?
2. In de tabel staat aangegeven hoeveel roodlichtpassages zijn
voorgevallen, zowel in de situatie waarbij het materieel was voorzien van
de kwiteerknop als de situatie waarbij dit niet het geval was. De tabel
geeft een duidelijke indicatie dat het afschaffen van de kwiteerfunctie
voor de betreffende materieelsoorten niet tot een stijging van het aantal
roodlichtpassages heeft geleid. Voor het overige verwijs ik naar de
beantwoording van vraag 1.
3. Is er in tijd een verband te bespeuren tussen het percentage
treinen waarvan de ATB-kwiteerfunctie is verwijderd en de toename van het
aantal STS-passages? Kunt u beide gegevens in één grafiek weergeven?
3. De uitkomst van het bij vraag 1 genoemde onderzoek geeft voor
mij geen aanleiding om dit aanvullende onderzoek te laten verrichten.
4. Acht u het denkbaar dat de combinatie van de omstandigheden
'verdwijnen ATB-kwiteerfunctie' (met als gevolg afnemende attentie op
specifieke gevaarsituatie) en 'toename aantal deelrijwegen ten gevolge
van invoering VPT-Procesleiding' (met als gevolg toename aantal
risicosituaties) de oorzaak vormt van de toename van het aantal STS-
passages?
4. Op basis van het onderzoek genoemd bij vraag 1 is er geen
aanleiding om te bevestigen dat het afschaffen van de kwiteerfunctie een
bijdrage heeft geleverd aan de stijging van het aantal roodlichtpassages.
Voor wat betreft de toename van het aantal roodlichtpassages en de
invoering van VPT procesleiding is een samenhang vastgesteld. Het rapport
met deze bevinding is u eerder toegezonden (TK 2005-2006, 29 893 nr. 16).
Op basis van deze conclusie is nader onderzoek gedaan om vast te stellen
welke oorzaken hieraan ten grondslag liggen. Hierbij is geen eenduidige
oorzaak gevonden. Daarop is besloten om te zoeken naar maatregelen die
roodlichtpassages voorkomen of de gevolgen ervan beperken.
5. Baart het u geen zorgen dat er zich in enkele jaren tijd meer
dan een verdubbeling van het aantal STS-passages heeft voorgedaan, maar
dat uw ministerie noch de spoorsector er in slaagt om de oorzaak of
oorzaken hiervan te achterhalen? Biedt uw beleid voldoende zekerheden om
te voorkomen dat ook bij andere veiligheidsaspecten een soortgelijke
plotselinge achteruitgang zich gaat voordoen?
5. Ja, ik heb meermalen mijn zorg uitgesproken over de stijging van
het aantal roodlichtpassages. Deze zorg heeft geleid tot het instellen
van de branchebrede werkgroep die deze problematiek moet onderzoeken. Ik
moet overigens benadrukken dat de oorzaak van de stijging van het aantal
roodlichtpassages moeilijk te achterhalen is. De oorzaken van
roodlichtpassages zijn echter wel bekend. Op deze oorzaken wordt
ingespeeld door de maatregelen die nu getroffen worden door de eerder
genoemde branchebrede werkgroep en waarover u regelmatig wordt
geïnformeerd, bijvoorbeeld in mijn brief van 17 mei 2005 (TK, 2004-2005,
29 893, nr. 9).
De inspectie informeert mij via de jaarlijkse trendanalyse over de
ontwikkeling van de voor veiligheid relevante indicatoren. Indien nodig
worden naar aanleiding van de gesignaleerde trends maatregelen getroffen.
De trendanalyse en de getroffen maatregelen worden u jaarlijks ter kennis
gebracht.
6. Is het u bekend dat NS recentelijk is begonnen met het in de
cabine inbouwen van houders voor mini-computertjes (PDA's)? Hoe
beoordeelt u deze ontwikkeling, dit mede gelet op eerdere conclusies van
deskundigen omtrent de risico's van afleiding door communicatiemiddelen
als losse GSM-toestellen en portofoons?
6. Ja, dat is mij bekend. Hoewel het al dan niet toepassen van deze
instrumenten in gevolge artikel 36 van het Besluit spoorverkeer onder de
directe verantwoordelijkheid van de spoorwegonderneming valt, heeft de
Inspectie Verkeer en Waterstaat haar zorgen in de richting van de
spoorwegonderneming kenbaar gemaakt. De Inspectie borgt dat NS de
risico's die het gebruik van minicomputers in de cabine teweegbrengt
analyseert en zonodig maatregelen treft om de risico's te beperken.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
Ministerie van Verkeer en Waterstaat