15-12-2005
Duo extreme droogte plus grazende slakken blijkt fataal voor schorren
(Persbericht NIOO-KNAW)
Een dramatisch duo van aanhoudende droogte en een grazend slakkenleger
heeft de afgelopen zes jaar de schorren van de zuidelijke Verenigde
Staten ongekend geteisterd. De gevolgen: uitgestrekte kale vlaktes
waar voorheen weelderige, ecologisch en economisch belangrijke
schorren lagen. In het wetenschappelijke tijdschrift Science van
aanstaande vrijdag waarschuwt Johan van de Koppel van het Nederlands
Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) samen met zijn Amerikaanse
collega's, dat we zulke fatale combinaties goed in het oog moeten
houden bij het beheer van, ook onze, kustgebieden.
In de afgelopen zes jaar sneuvelden wel zo'n 100.000 hectare gezond
schor langs de zuidoostkust van de Verenigde Staten. De extreme
droogte kreeg als eerste de schuld, zoals al zes decennia lang
schoronderzoekers steeds op een 'gestresste bodem' hadden gewezen bij
zulk soort problemen. Maar nu blijkt dat een fatale combinatie van de
droogte met grote hordes grazende slakken de schorren binnen een paar
maanden in een troosteloze omgeving deed veranderen.
Het Amerikaans-Nederlandse onderzoeksteam van de University of
Florida, Brown University, Louisiana State University en het
Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) dook op de oorzaak van
de kaalslag in het gevoelige kustecosysteem. Een periode met ernstige
droogte in 2000 en 2001 bleek inderdaad de aanzet, maar niet de
complete verklaring. De 'periwinkle'-slak (Littoraria irrorata,
verwant aan de Nederlandse alikruik) maakte het karwei af door daarna
als een leger langs een frontlinie de schorren kaal te grazen. Een
wiskundig model van het Nederlands Instituut voor Ecologie laat zien
dat droogtes of slakken afzonderlijk het grootschalig afsterven van de
schorren niet kunnen veroorzaken. Belangrijk is dat droogtes, mogelijk
het gevolg van klimaatsverandering, en ongebruikelijk hoge aantallen
slakken elkaars effect versterken.
Allereerst zorgde de droogte als 'aangever' van het duo voor stress
bij de planten. Dit komt onder andere door torenhoge zoutconcentraties
die onderzoeksleider Brian Silliman op bepaalde plaatsen in de bodem
vond. Het slijkgras, waar de schorren normaliter vol mee staan, was
daardoor niet meer bestand tegen het gegraas van de slakken. Waar
komen al die slakken vandaan? Van een kale kip kun je niets plukken,
en dat geldt ook voor een kaal schor. De slakken wijken uit naar de
naastgelegen, nog wel begroeide delen van de schorren. Daarom vonden
de onderzoekers rond de aangetaste plekken een 'slakkenfront' met wel
tot 2500 dieren per vierkante meter. Die concentratie zorgt er
vervolgens voor dat ook daar het schor 'vergaat', waarna het front
weer verder oprukt. Zo kan een slakkenleger wel meer dan een jaar
doorgaan. Hun belangrijkste vijand de 'blauwe krab' is de laatste
jaren gedecimeerd en houdt ze dus niet tegen.
Eigenlijk is hier meer sprake van 'slakkenvandalisme' dan
slakkenvraat. De slakken eten namelijk niet het slijkgras zelf, maar
de schimmels die op deze plant groeien. Bij het 'oogsten' van de
schimmels beschadigen ze de plant, waardoor er nog meer schimmels
kunnen gedijen. Het effect van deze 'schimmelkwekers' op de vegetatie
is echter hetzelfde: ze overleeft het niet.
Het is wel vaker warm en droog in de zuidelijke Amerikaanse streken,
maar door klimaatsverandering zullen er vaker plotselinge sterke, maar
tijdelijke, veranderingen in het klimaat gaan optreden. Ondanks
eerdere voorbeelden waar een 'front' van grazers een ecosysteem liet
instorten - zeekomkommers in kelpwouden, sneeuwganzen op arctische
schorren en zeesterren op koraalriffen - is er nog weinig inzicht in
de doorwerking van extreem weer door klimaatsverandering en grazende
dieren samen. 'Onderschat zulke combinaties niet,' zeggen ecologen
Brian Silliman van de University of Florida en Johan van de Koppel van
het NIOO gezamenlijk. 'Een belangrijke les is dat je bij het
onderzoeken en verklaren van ecologische problemen in kustgebieden ook
altijd naar interacties van (heel) verschillende zaken als klimaat en
voedselketens moet kijken. Anders zul je het probleem niet volledig
begrijpen en dus ook niet volledig kunnen verhelpen.' Verantwoord
beheer van kustecosystemen is dan eigenlijk niet mogelijk.
Afbraak van gevoelige maar waardevolle kustgebieden is een wereldwijd
probleem. In het geval van de Amerikaanse schorren blijkt het effect
gelukkig omkeerbaar te zijn. De schorren zijn zich nu voorzichtig aan
het herstellen. Zo kunnen ze hun belangrijke functies als ecologische
haven, kustbeschermer (ook in de omgeving van New Orleans) en
waterzuiveraar weer op zich nemen. De lokale economie zal daar wel bij
varen. Per jaar brengen kustgemeenschappen met toerisme, visserij
enzovoorts wereldwijd meer dan 150 miljard dollar op.
Het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) verdiept zich in de
ecologie van land, zoet water en brak en zout water. Het Centrum voor
Estuariene en Mariene Ecologie in Yerseke (Zld.) bestudeert het leven
in de zee en in estuaria. Dit centrum is voortgekomen uit het Delta
Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek, dat in 1957 werd gesticht om
de ecologische effecten van het Delta Plan te onderzoeken. De twee
andere NIOO-vestigingen zijn te vinden in Heteren en Nieuwersluis. Het
NIOO is met ongeveer 250 medewerkers het grootste onderzoeksinstituut
van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen