Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
d.d. 30 november 2005 AV/A&Z/2005/99260 nr. 2050604140
Onderwerp Datum
Kamervragen van de leden Hamer en Stuurman 16 december 2005
(beiden PvdA)

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Hamer en Stuurman (beiden PvdA) over geld voor kinderopvang dat zou blijven liggen.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

2

2050604140

Vragen van de leden Hamer en Stuurman (beiden PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over geld voor kinderopvang dat blijft liggen. (Ingezonden 30 november 2005)

Vraag 1.
Bent u op de hoogte van het bericht dat uit cijfers van de Belastingdienst blijkt dat er rijksgeld voor de kinderopvang op de plank blijft liggen? 1)

Antwoord 1.
Nee. Afgaande op het aantal ingediende aanvragen kinderopvangtoeslag 2006, blijkt dat halverwege de maand november meer dan 80% van het vermoedelijke aantal gerechtigden om toekenning van een toeslag heeft verzocht. Op de garantiedatum (dit is de datum waarop de Belastingdienst uitbetaling in december 2005 garandeert) van 1 november j.l. was al 75% van de formulieren ontvangen. In 2004 lag die garantiedatum op 1 december en toen was slechts 70% ontvangen.
Tevens heeft onderzoek van de Belastingdienst eind oktober al uitgewezen dat 93% van de ouders op hoogte was van de garantiedatum van 1 november. Gezien het voorspoedig verloop van de aanvragen kinderopvangtoeslag voor 2006, verwacht ik niet dat er geld op de plank blijft liggen.

Vraag 2.
Om hoeveel geld gaat dit? Gaat u dit overgebleven geld investeren in de kinderopvang, bijvoorbeeld in de kwaliteit van de kinderopvang?

Antwoord 2.
Zie mijn antwoord op vraag 1. Daarnaast heeft het kabinet aangekondigd extra geld te gaan investeren in, onder andere, de kwaliteit van kinderopvang (Kamerstukken II, 2005/06, 28 447, nr.112).

Vraag 3.
Deelt u de mening dat veel ouders niet of nauwelijks op de hoogte zijn van de betere regelingen voor kinderopvang?

Antwoord 3.
Nee. Gezien het voorspoedige verloop van de aanvragen en de vergelijkbare situatie in 2004 (zie antwoord op vraag 1), kan geconcludeerd worden dat ouders op de hoogte zijn. Daarbij heeft het ministerie van SZW voorgelicht over de betere regeling (zie vraag 5) en is het ook uitgebreid in de media aan de orde geweest.

3

Vraag 4.
Deelt u de mening van ouderorganisatie BOinK en brancheorganisatie MO-groep dat de overheid verantwoordelijk is voor de voorlichting aan deze ouders?

Antwoord 4.
Het is de taak van de overheid om bekendheid te geven aan de regelgeving. SZW is daarom ook een voorlichtingstraject over dit onderwerp gestart (zie antwoord op vraag 5). Daarnaast vind ik het bij uitstek de rol van de ondernemers in de kinderopvang om hun klanten goed te informeren over ontwikkelingen binnen de kinderopvang. Veel kinderdagverblijven doen dit ook al. Daarnaast is de ondernemer de aangewezen persoon om zijn markt te vergroten en nieuwe ouders te werven. Het is dan ook in het belang van de ondernemer om klanten te wijzen op de verruimde financieringsmogelijkheden die het kabinet met de genoemde extra middelen heeft gecreëerd. Ouders zijn tenslotte de sturende factor in de huidige systematiek. Zíj maken de keuze om meer opvang af te nemen, of om juist voor die éne aanbieder te kiezen.

Vraag 5.
Waarom is voor de kinderopvangtoeslag vrijwel geen campagne gevoerd, alleen de mini- advertentie "Voor midden en hoge inkomens van belang! U krijgt meer geld voor de kinderopvang"?

Antwoord 5.
Zowel het ministerie van SZW als de Belastingdienst hebben voorgelicht over de verhoging van de kinderopvangtoeslag. Alle huishoudens, die een tegemoetkoming kinderopvang voor 2005 hebben aangevraagd, hebben begin september 2005 thuis een brief van de Belastingdienst/Toeslagen ontvangen hoe zij de kinderopvangtoeslag 2006 konden aanvragen. Kinderopvangorganisaties hebben posters en een informatiebox ontvangen over de kinderopvangtoeslag. Het ministerie van SZW heeft informatie opgenomen op de site en op deze informatie geattendeerd via kleine advertenties (mini-advertenties) in de landelijke dagbladen, tijdschriften en internetsites gericht op ouders met jonge kinderen. Er zijn artikelen aangeboden aan verschillende bladen (o.a. Babygids, Zwanger en Negen maanden magazine). Ook op de site www.toptijd.nu is uitgebreid redactioneel aandacht besteed aan dit onderwerp. Daarnaast is dit onderwerp bijna dagelijks in de landelijke media aan de orde geweest. Kinderopvangorganisaties zelf zijn op de hoogte gebracht via een nieuwsbrief van SZW en via vakbladen. Er is door SZW een poster gestuurd aan consultatiebureaus en verloskundigen met het verzoek deze in hun wachtruimte op te hangen. Ook de brochure kinderopvang voor ouders in aangepast.

Vraag 6.
Waarom zouden kinderopvanginstellingen hierover zelf hun klanten informeren? Hoe worden ouders geïnformeerd die, toen de opvang duurder werd, zijn weggebleven?

Antwoord 6.
Zie mijn antwoord op vraag 4.

4

Vraag 7.
Bent u bereid met de extra middelen die nu beschikbaar zijn alsnog een grote campagne te voeren over de kinderopvangtoeslagen?

Antwoord 7.
De voorlichting naar aanleiding van de extra middelen voor kinderopvang loopt door tot in 2006. Daarnaast is er de structurele voorlichting via o.a. de brochure voor ouders, de websites van SZW en de Belastingdienst/Toeslagen en de Publiekstelefoon van SZW en de Belastingtelefoon.

Vraag 8.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het aanstaande Algemeen Overleg over kinderopvang?

Antwoord 8.
Ja.


1) Algemeen Dagblad, 28 november jl.,"Geld voor kinderopvang blijft liggen".