Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA 's-Gravenhage

Uw brief Ons kenmerk
21 november 2005 W&B/B&K/05/98662
Uw kenmerk: 2050603400

Onderwerp Datum
Vragen van het lid Noorman-Den Uyl 16 december 2005

./. Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën en de minister van Justitie, de antwoorden op de vragen van het lid Noorman-den Uyl (PvdA) over de beperking van de toegang tot schuldsanering.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)

2050603400
Vragen van het lid Noorman-den Uyl (PvdA) aan de staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën en de minister van Justitie over de beperking van de toegang tot schuldsanering. (Ingezonden 18 november 2005)

Vraag 1
Is het u bekend dat de gemeente Zoetermeer (lid van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK)), ook na bezwaar, niet bereid is tot schuldhulpverlening ten behoeve van schuldsanering voor iemand die een inkomen heeft dat hoger is dan 120% van het wettelijke minimum loon en aan betrokkene niet meer dan een handleiding zelfdoen verstrekt?

Antwoord 1
Het is mij bekend dat de gemeente Zoetermeer de persoonlijke hulpverlening bij problematische schulden beperkt tot inwoners van Zoetermeer die een aantoonbaar inkomen hebben dat minder is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Indien het inkomen hoger is, verstrekt de gemeente een handleiding waarmee de schuldenaar zelf een voorstel voor een schuldregeling aan zijn schuldeisers kan doen.

Vraag 2
Is het u bekend dat de Belastingdienst weigert uitstel van betaling te verlenen in het kader van een schuldregeling indien deze niet tot stand komt door bemiddeling van een schuldhulpverlener die verbonden is aan de NVVK?

Vraag 3
Hebt u zich gerealiseerd dat op grond van deze beide besluiten de minnelijke regeling schuldsanering niet openstaat voor schuldenaren met een belastingschuld en een inkomen hoger dan 120% van het wettelijke minimumloon?

Antwoord 2 en 3
In het kader van de totstandkoming van een minnelijke schuldregeling wordt door de Belastingdienst als uitgangspunt de voorwaarde gesteld dat een schuldhulpverlener lid of geassocieerd lid is van de NVVK. Dit betekent dat dan de Gedragscode Schuldregeling van de NVVK van toepassing is. Dat laatste is belangrijk omdat die Gedragscode uitgaat van kwaliteitseisen en transparantie van de handelingen die tot een schuldregeling leiden. Daarnaast is tussen Belastingdienst en de NVVK uitdrukkelijk afgesproken dat bij een schuldbemiddeling geen belemmeringen worden opgeworpen ten aanzien van de persoon van de schuldenaar, ook niet op grond van inkomen. Door Financiën is inmiddels aan de NVVK gevraagd hoe de opstelling van de gemeente Zoetermeer (geassocieerd lid van de NVVK) om de persoonlijke schuldbemiddeling te beperken tot inwoners met een aantoonbaar inkomen van minder dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, zich verhoudt tot voormelde afspraak geen belemmeringen op te werpen, ook niet op grond van inkomen. De NVVK heeft toegezegd met een reactie te zullen komen. Zodra deze is ontvangen, zal Financiën overleg voeren met SZW over het te voeren beleid. Voorts worden in het kader van een minnelijke schuldregeling ook schuldregelingen door de Belastingdienst geaccepteerd van gemeenten die geen NVVK-lid zijn, onder de voorwaarde dat die gemeenten de schuldregeling in eigen beheer uitvoeren. Daarbij dient een overeenkomst tot stand te komen waarvan de strekking overeenkomt met de Gedragscode Schuldregelingen van de NVVK. Bovendien dienen die gemeenten zich te houden aan de

2

algemene uitgangspunten voor de berekening van de aflossingscapaciteit conform de gepubliceerde normen van de landelijke vergadering van rechters-commissaris in faillissementen (Recofa).
Door het centraal stellen van een schuldhulpverlener die lid of geassocieerd lid is van de NVVK of in het geval van gemeenten die voldoen aan bovenvermelde voorwaarden, wordt het vertrouwen van de schuldeiser in de kwaliteit van het minnelijke traject en de bescherming van de schuldenaar bevorderd.
Los van het zelfstandige beleidsbesluit van de gemeente Zoetermeer om bepaalde hulpverlening te beperken voor een specifieke doelgroep, kan iedere individuele burger zich tot de Belastingdienst wenden om te trachten een betalingsregeling te treffen. In de Leidraad Invordering 1990 zijn de voorwaarden opgenomen op grond waarvan iemand voor een betalingsregeling in aanmerking kan komen.

Een inwoner van Zoetermeer met een inkomen hoger dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm kan zich dus altijd tot de Belastingdienst wenden met het verzoek om een betalingsregeling. Als dat verzoek niet wordt gehonoreerd, kan betrokkene een verzoek indienen om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.

Vraag 4
Deelt u nog steeds de mening dat, mede ter ontlasting van de rechtelijke macht, de minnelijke regeling een voorliggende voorziening is en dat de rechtsgang in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) alleen in uiterste noodzaak moet worden gevolgd?
Zo ja, bent u bereid zodanige maatregelen te nemen dat de minnelijke regeling ook openstaat voor mensen die een belastingschuld hebben en een hoger inkomen dan 120% van het wettelijke minimumloon?
Zo ja, bent u bereid de gemeenten te verplichten mee te werken aan het totstandkomen van een minnelijke regeling indien de Belastingdienst één van de schuldenaren is?

Antwoord 4
Uitgangspunt van de wettelijke schuldsaneringsregeling, zoals de regering ook voorstaat, is en blijft dat schuldeiser en schuldenaar eerst buitengerechtelijk moeten trachten het schuldenprobleem op te lossen, bijvoorbeeld met behulp van een schuldhulpverlener uit gemeentelijke kring. Pas als dat is geprobeerd, en die inspanningen aantoonbaar tevergeefs zijn geweest, komt een beroep op de wettelijke schuldsaneringsregeling in beeld. Of dat beroep ook gehonoreerd wordt door de rechter hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder met name de goede trouw. De Wsnp is inderdaad bedoeld als een laatste toevlucht in een problematische schuldensituatie.
Gemeenten zijn autonoom ten aanzien van schuldhulpverlening en dus ook ten aanzien van de wijze waarop een minnelijke schuldregeling tot stand wordt gebracht. Aan hen kan dus niet worden voorgeschreven aan wie wel en wie niet bepaalde hulpverlening wordt geboden. De gemeenten pakken schuldhulpverlening op vanuit de zorg voor hun burgers en in het kader van het gemeentelijke armoedebeleid. Gemeenten kunnen hun beleid afstemmen op de lokale situatie en de individuele omstandigheden.


3

De gemeenteraad van Zoetermeer heeft er voor gekozen om persoonlijke begeleiding bij het totstandkomen van een minnelijke schuldregeling, te bieden aan de meest zwakken in haar gemeente in het kader van het minimabeleid. Voor de schuldenaar die niet onder de minimadoelgroep valt, biedt de gemeente informatie en ondersteuning aan via een Handleiding om zo zelfstandig aan de slag te kunnen gaan om een schuldregeling met zijn schuldeisers te treffen.