Ingezonden persbericht


Persbericht

14 juli 2005

Professor van Giffen en het geheim van de wierden

Van 18 december 2005 tot en met 9 april 2006 is er in het Groninger Museum de tentoonstelling Professor van Giffen en het geheim van de wierden te zien. Centraal staan de belangrijkste Nederlandse archeoloog van de twintigste eeuw, tevens oud-conservator van het Groninger Museum, Professor dr. A.E. van Giffen, en zijn onderzoek naar de wierden (in Friesland: terpen ).

Het Groninger Museum heeft een van de grootste collecties in Nederland van oudheden uit de wierden. Deze collectie vormde vanaf 1874 de aanzet tot oprichting van het Groninger Museum. Met deze tentoonstelling wordt dit belangrijke onderdeel van het museum opnieuw uitvoerig onder de aandacht gebracht. De tentoonstelling laat aan de hand van originele objecten en beeldmateriaal de ontwikkeling van de archeologie van de wierden zien. Hieruit blijkt de grote invloed van Van Giffen en de aan hem te danken vooruitgang in kennis.

Dr. A.E. Van Giffen (1884-1973)

Van Giffen begon in 1908 als student met het ontraadselen van de geheimen van de wierden. De als bioloog opgeleide waarnemer zag snel de betekenis van grondsporen. Met behulp van zijn natuurwetenschappelijke kennis bracht hij de archeologie veel verder dan met de toen gebruikelijke benadering mogelijk was. Naast zijn onderzoek van de wierden was Van Giffen actief in heel Nederland en zelfs daarbuiten: in Frankrijk, Hongarije, Ierland en Duitsland. Hij deed vanaf 1922 zijn opgravingen vanuit het door hem opgerichte Biologisch Archaeologisch Instituut van de Groninger Rijksuniversiteit. Zijn opgravingen besloegen vrijwel alle archeologische tijdvakken, van de Steentijd tot en met de Middeleeuwen. Zijn bijzondere belangstelling hadden hunebedden en grafheuvels. Terecht staat hij bekend als de founding father van de moderne Nederlandse archeologie. Zijn wierdenonderzoek vond in Noord-Duitsland navolging met de oprichting van het Nedersaksisch Instituut voor Historisch Kustonderzoek te Wilhelmshaven.

Wierden

Rond de 5e eeuw voor Christus waren de onbedijkte kwelders langs de waddenkust van Groningen, Friesland en aangrenzend Noord-Duitsland hoog opgeslibd en voor bewoning geschikt geworden. Omdat de zeespiegel allengs steeg en er steeds vaker overstromingen waren, begon men spoedig zijn huiserf op te hogen. Dit resulteerde uiteindelijk in grote wierden. In de eerste eeuwen van onze jaartelling stond het wierdengebied onder invloed van het Romeinse rijk. In de 5e eeuw kwamen groepen migranten uit Noord-Duitsland en Zuid-Denemarken naar onze streken. In de 8e eeuw werd het kustgebied opgenomen in het Frankische rijk. In de 9e eeuw belaagden Noormannen onze streken. En al deze eeuwen was daar altijd weer de dreiging van de zee. Pas rond de 11e eeuw begon men door volledige bedijking de zee buiten te sluiten. Het wonen op wierden bleef echter tot de dag van vandaag bestaan.

Medewerking

De tentoonstelling is tot stand gekomen in samenwerking met wetenschappers van o.a. de Rijksuniversiteit Groningen, het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, de Fryske Akademie, het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO en het Noordelijk Archeologisch Depot Nuis. Bruiklenen zijn afkomstig uit binnen- en buitenland. Een omvangrijk bruikleen is van het Fries Museum.

Noot aan de redactie:

Samenstelling tentoonstelling Groninger Museum: Egge Knol en Mark Wilson