Ministerie van Algemene Zaken

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Persbericht ministerraad
19 december 2005

KABINET VRAAGT SER ADVIES OVER PERSONENKRING WERKNEMERSVERZEKERINGEN

Het kabinet vraagt op voorstel van minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Sociaal-Economische Raad (SER) advies over nieuwe regels om te bepalen wie er onder de werknemersverzekeringen moet vallen (de zogeheten personenkring). De huidige regels zijn ondoorzichtig en lastig uitvoerbaar. Het kabinet stelt daarom voor de regels te vereenvoudigen en het aantal uitzonderingen te beperken.

Voor de herziening van de personenkring zijn twee varianten opgesteld. Het kabinet heeft de voorkeur voor een regeling waarbij in principe alle werkenden onder de werknemersverzekeringen vallen, tenzij ze als zelfstandige werkzaam zijn. Daarmee kan de bestaande afbakening tussen 'fictieve' en 'echte' dienstbetrekkingen en 'overige arbeidsrelaties' vervallen. In de huidige praktijk van veelsoortige contractuele relaties is dit onderscheid namelijk lang niet altijd gemakkelijk te maken.

Het kabinet vraagt advies over één algemene ondergrens, waarbij mensen in kleine baantjes niet meer onder de werknemersverzekeringen vallen. Een belangrijke reden daarvoor is dat de kosten in dat geval niet in verhouding staan tot de opbrengsten. Dat geldt zowel voor de premies die betaald moeten worden (en waar nauwelijks tot geen uitkering tegenover staat) als voor de administratieve lasten en uitvoeringskosten. Bovendien zijn de werknemersverzekeringen bedoeld om mensen te beschermen tegen inkomensverlies waarmee iemands bestaanszekerheid op het spel komt te staan. Dat is niet nodig als de inkomsten een incidenteel karakter hebben. Het kabinet noemt als mogelijke ondergrens om mensen buiten de werknemersverzekeringen te laten vallen als zij minder dan 20 procent van het minimumloon verdienen (253 euro per maand) of een arbeidsovereenkomst hebben voor minder dan dertig dagen.

Het kabinet vraagt de SER op drie punten advies. Als eerste gaat het om de voorkeur van het kabinet voor de variant waarbij in principe alleen zelfstandigen buiten de werknemersverzekeringen vallen. Het tweede punt is de vormgeving van de ondergrens. En tot slot vraagt het kabinet de SER welke uitzonderingen op de verzekeringsplicht nodig zijn. Zelf ziet het kabinet goede argumenten om een paar bestaande uitzonderingen te handhaven. Het gaat om 65-plussers (zij krijgen immers AOW), politieke ambtsdragers (voor hen gelden bijzondere regelingen), directeuren-grootaandeelhouders (zij zijn meer werkgever dan werknemer) en medewerkers die in de privé- sfeer huiselijke of persoonlijke diensten verrichten (dit stimuleert de markt voor persoonlijke dienstverlening). Vergelijkbare argumenten gelden daarnaast voor gastouders en commissarissen en statutair bestuurders.

Dit is een vervolg op een eerdere adviesaanvraag aan de SER. In dat eerdere advies (van juni 2004) schetste de SER varianten, maar gaf de raad aan geen goede afweging te kunnen maken, omdat daarvoor onvoldoende gegevens beschikbaar waren. Inmiddels heeft het kabinet nader onderzoek laten doen, waardoor een beargumenteerde keuze nu wel mogelijk is. Het kabinet verzoekt de SER in het voorjaar van 2006 met zijn advies te komen.

RVD, 19.12.2005