Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de reactie aan op uw verzoek van 2 september 2005 met kenmerk 05-BuZa-B-074 inzake het ontwerp VN-verdrag voor mensen met een handicap.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Stand van zaken ten aanzien van de onderhandelingen over het ontwerp VN-verdrag voor personen met een handicap

Van 1 tot 12 augustus jl. vond in New York de zesde Ad Hoc Comité (AHC) bijeenkomst plaats over het ontwerp VN-verdrag voor personen met een handicap. Voor Nederland namen aan deze onderhandelingen vertegenwoordigers van de permanente vertegenwoordiging in New York en de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en mijn ministerie deel. De Nederlandse positie is voorts afgestemd met vertegenwoordigers van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en Onderwijs Cultuur en Wetenschap.

Voorafgaand aan de zesde AHC-bijeenkomst vond op 6 en 7 juli jl. in Londen een buitengewone vergadering van de EU-Raadswerkgroep mensenrechten plaats om de EU-positie vast te stellen. In voorbereiding hierop heeft de Nederlandse delegatie overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de Vereniging Gehandicapten Platform Nederland (VGPN) en is de ontwerpverdragstekst besproken.

Voorts vond voorafgaand aan de EU-Raadswerkgroepvergadering op 5 juli in Europees verband een seminar plaats met Europese gehandicaptenorganisaties. Ik heb dit intensieve contact met NGOŽs over het ontwerpverdrag zeer gewaardeerd.

Tijdens de AHC-bijeenkomst werd de tweede helft van de ontwerpverdragstekst (de artikelen 15-25) besproken, onder voorzitterschap van de voormalige Nieuw-Zeelandse Permanent Vertegenwoordiger bij de VN in New York. De wijze van vergaderen bestond uit artikelsgewijze, informele, plenaire zittingen waarbij lidstaten commentaar gaven, direct gevolgd door formele zittingen tijdens welke NGOŽs konden spreken. Vooral vertegenwoordigers van gehandicaptenorganisaties waren hierbij in groten getale vertegenwoordigd.

Ondanks dat de onderhandelingen in een positieve en constructieve sfeer verliepen, leverden ze nog geen grote resultaten op. De standpunten van de verschillende delegaties over de besproken artikelen lagen daarvoor nog te ver uiteen. Zowel de voorzitter als de verschillende delegaties (waaronder de EU) deden voorstellen om de verschillen te overbruggen. De verschillen werden weliswaar kleiner, maar over geen van de besproken artikelen kon definitieve overeenstemming worden bereikt.

Ter afsluiting van de vergadering zegde de voorzitter toe medio oktober een herziene ontwerpverdragstekst rond te zenden voor bespreking tijdens de zevende AHC-bijeenkomst. Om deze tekst in zijn geheel te kunnen behandelen heeft de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN in november ingestemd met een zittingsperiode voor de zevende AHC-bijeenkomst van drie weken (16 januari tot en met 3 februari 2006). Voorts is de zittingsperiode van de achtste AHC vastgesteld voor de periode van 7 tot en met 18 augustus 2006.

Na ontvangst van de nieuwe ontwerpverdragstekst en het begeleidend schrijven van de AHC-voorzitter (bijgevoegd) zijn deze in november interdepartementaal besproken met vertegenwoordigers van de VGPN. Alle betrokken partijen zijn van mening dat de voorzitter op een zeer constructieve wijze heeft gezocht naar compromissen voor de diverse verdragsbepalingen. Zowel de betrokken departementen als de VGPN zijn van mening dat de thans voorliggende tekst een grote stap vooruit is. In de nieuwe ontwerpverdragstekst zijn een groot deel van de Nederlandse opmerkingen bij de vorige versie van de tekst verwerkt. Zo wordt in de nieuwe ontwerpverdragstekst in grote mate tegemoet gekomen aan de wens van de EU om het verdrag te beperken tot die rechten die specifiek zijn voor gehandicapten. Een door andere landen voorgestane, meeromvattende benadering van het verdrag, wekte ten onrechte de indruk dat de rechten van gehandicapten primair in dit ontwerpverdrag te vinden zijn. Dat was voor Nederland onacceptabel. Alle bestaande internationale mensenrechtenverdragen zijn universeel en op iedereen van toepassing. Nederland is van mening dat gehandicapten niet meer of minder mensenrechten genieten dan ieder ander. Om deze rechten te kunnen uitvoeren zijn in veel gevallen "redelijke aanpassingen" noodzakelijk. Het ontwerpverdrag voor mensen met een handicap dient zich dan ook te richten op de toepassing van in de algemene verdragen gegarandeerde rechten in de specifieke situatie waarin mensen met een handicap zich bevinden.

Op 28 en 29 november jl. is de voorzitterstekst in Brussel besproken in een buitengewone vergadering van de EU-Raadswerkgroep mensenrechten. De algemene door EU- lidstaten verkondigde mening was dat men positief stond tegenover de voorzitterstekst. De oproep van de AHC-voorzitter om selectief te zijn met betrekking tot commentaar en voorstellen voor wijzigingen, kon grotendeels worden gerespecteerd. Enkele zaken waar tijdens de zevende AHC-bijeenkomst in New York nog wel de nodige aandacht naar zal uitgaan, zijn de bepalingen inzake vrouwen, kinderen, internationale monitoring en internationale samenwerking. Wat betreft de bepalingen inzake vrouwen en kinderen wil de EU voorkomen dat er verschillen in rechten ontstaan onder de diverse mensenrechtenverdragen en voorts tussen de diverse groepen gehandicapten. Daarnaast wil de EU voorkomen dat door middel van het op diverse plaatsen vermelden van specifieke groepen, door regeringen a contrario zal worden geredeneerd dat overige bepalingen niet op deze groepen van toepassing zouden zijn. Dit laat onverlet dat het in sommige situaties wel wenselijk zou kunnen zijn om specifieke groepen te vermelden.

Voor wat betreft internationale monitoring heeft de EU voorkeur voor een eigenstandig verdragscomité dat effectief en efficiënt zal werken. In dit verband kijkt de EU ook uit naar het binnenkort te verwachten voorstel van de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten inzake de hervorming van het stelsel van VN-verdragscomités. Daarnaast is tijdens de afgelopen zitting van de VN-Mensenrechtencommissie de Hoge Commissaris gevraagd om een expert paper op te stellen met lessons learned en eventuele verbeteringen voor een monitoringsmechanisme. Ook de uitkomsten van dit rapport zullen worden meegenomen bij de onderhandelingen over de monitoringsbepalingen.

Met betrekking tot internationale samenwerking geeft de EU de voorkeur aan opname van een bepaling hierover in het artikel over algemene verplichtingen. De EU zal zich er voor sterk maken dat de verantwoordelijkheid voor implementatie van het verdrag in eerste instantie bij staten ligt en dat deze zich niet kunnen verschuilen achter gebrekkige internationale samenwerking of assistentie.

De AHC-voorzitter heeft de hoop uitgesproken om eind 2006 de onderhandelingen af te ronden. Of deze hoop bewaarheid wordt zal met name afhangen van de bereidheid van staten om de door de AHC-voorzitter voorgestelde compromissen te accepteren. Hierover zal ik u na de zevende AHC-bijeenkomst nader berichten.

---- --