Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

-
Datum
19 december 2005
Ons kenmerk
RWS/SDGM&I/2005/3275/20718
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)

-
Uw kenmerk

-
Onderwerp
motie Hofstra c.s. betreft meer en minder werk

Geachte voorzitter,

Bij de behandeling van het eindrapport van de Parlementaire Enquête Commissie in de Tweede Kamer op 17 april 2003 is door de leden Hofstra, Atsma en Hermans een motie ingediend, behelzende een verzoek aan de regering om "een volledige registratie en
analyse van na de aanvankelijke aanbesteding gerealiseerde meer- en minderwerk in
te voeren en de Kamer daarover geregeld te rapporteren via bestaande periodieke rapportages".

Voor de uitvoering van de motie was het nodig om de gegevens uit het contracten-systeem te bewerken. In het contractensysteem worden alle wijzigingsovereenkomsten en staten van meer en minder werk op een hoofdcontract geregistreerd, waarbij een groot aantal gegevens wordt vastgelegd. Na oplevering van het hoofdcontract wordt het als zodanig gearchiveerd en is zicht op de totale omvang van de uitgaven.

Voorts is een kwantitatieve analyse uitgevoerd op aard en omvang van alle meer en
minder werk op de contracten van Rijkswaterstaat, welke in 2004 zijn afgerond. De
resultaten van deze analyse zijn neergelegd in de voorliggende brief. Ik verwacht hiermee voor wat betreft het afgelopen jaar aan de wens van de Kamer te hebben voldaan.
Omvang van het meer en minder werk

Voor geheel RWS geeft dat het volgende beeld:

|2004                        |aanta|opdrachtsom |
|                            |l    |            |
|opgeleverde hoofdcontracten |115  |430,8       |
|                            |     |miljoen E   |
|bijbehorende staten m/m     |403  |38,5 miljoen|
|                            |     |E           |
|totaal                      |     |469,3       |
|                            |     |miljoen E   |
Uit deze gegevens blijkt, dat het gesaldeerde aandeel van meer en minder werk gemiddeld iets meer dan 8% van de totale bouwsom uitmaakt.

Een overzicht van de spreiding van alle staten m/m laat zien dat veruit het merendeel een financiële omvang heeft van 0 tot 5% van de oorspronkelijk overeengekomen contractsom:

Aard van het meer en minder werk

Voor het vastleggen van verrichtingen of producten welke niet tot de oorspronkelijke opdracht behoren, wordt een wijzigingsovereenkomst of een staat van meer en/of minder werk toegepast. Ten behoeve van de voorliggende analyse is aan alle RWS diensten gevraagd om per staat m/m in hoofdzaak aan te geven wat de aard van het meer werk betreft. Hierbij is gebruik gemaakt van een indeling in vier categorieën, namelijk:

Omissies in het oorspronkelijke contract, de bijlagen of de tekeningen: het bestek kan onduidelijk of onvolledig zijn, dan wel onjuistheden of tegenstrijdige bepalingen bevatten.
Technisch noodzakelijke wijzigingen: omstandigheden kunnen (uitvoerings-) technische wijzigingen of extra werk noodzakelijk maken om het oorspronkelijke werk af te maken. Hierbij kan gedacht worden aan wijzigingen in de samenstelling van de ondergrond of het niet langer leverbaar zijn van materialen).
Wijzigingen in wet- of regelgeving: indien gedurende de looptijd hierin verandering optreedt, kan als gevolg van zwaardere eisen meer werk nodig zijn.
Scopewijzigingen: het werk wordt uitgebreid of verlengd in de tijd met afzonderlijke opdrachten, welke gekoppeld worden aan een bestek dat al in uitvoering is. Dit gebeurt omwille van snellere realisatie, kostenvoordelen, vermindering verkeershinder, logistieke voordelen, overbruggingsperiodes bij onderhoud etc.

In cijfers levert dat voor RWS als geheel het volgende beeld op:

|aard meer werk              |opdrachtsom|% van        |
|                            |           |hoofdsom     |
|Omissies in het             |7,4 miljoen|1,7          |
|oorspronkelijke contract    |E          |             |
|Technisch noodzakelijke     |9,0 miljoen|2,0          |
|wijzigingen                 |E          |             |
|Wijzigingen in wet- of      |3,0 miljoen|0,7          |
|regelgeving                 |E          |             |
|Scopewijzigingen            |19,1       |4,4          |
|                            |miljoen E  |             |
|totaal                      |38,5       |8,9          |
|                            |miljoen E  |             |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het grootste deel van het meer werk voortkomt uit
scopewijzigingen. Op zich is dit niet verwonderlijk, omdat het opdragen van scopewijzigingen uit doelmatigheidsoverwegingen zinvol kan zijn. Zo zijn acute problemen met de stroefheid van verhardingen snel aangepakt door de noodreparaties als meer werk op te dragen. De bevoegdheid om scopewijzigingen op deze wijze op te dragen is overigens gelimiteerd middels het contractenmandaat.

Resumé

Uit de kwantitatieve analyse blijkt dat het buiten de aanvankelijke opdracht gerealiseerde meer en minder werk gemiddeld 9% van de oorspronkelijke opdrachtsom bedraagt. Voorts is duidelijk geworden dat het meer werk veroorzaakt door onvoldoende of gebrekkige voorbereiding (omissies in het contract), beperkt blijft tot ongeveer 1½%. Tenslotte blijkt een aanzienlijk deel van dat meerdere op zich zelf staand werk (scopewijzigingen) te betreffen, wat om pragmatische redenen niet afzonderlijk op de markt gezet wordt.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Karla Peijs

-----------------------
Met de totale bouwsom wordt bedoeld de oorspronkelijke opdrachtsom vermeerderd met het afgesloten meer en minder werk. Deze totale bouwsom kan nog hoger uitvallen als gevolg van eventuele claims, risicoregelingen of overschrijdingen van verrekenbare hoeveelheden (zie ook onder noot 2). Slechts bij bestekken met verrekenbare hoeveelheden kan worden afgezien van het sluiten van een wijzigingsovereenkomst of een staat m/m. Hierbij doet de aannemer niets meer of minder dan de besteksverplichtingen, alleen blijken daarvoor grotere of kleinere hoeveelheden nodig te zijn dan die, welke als verrekenbaar in het bestek zijn opgenomen. De onder- of overschrijdingen van deze hoeveelheden worden vastgelegd in een staat van afrekening en zijn hier buiten beschouwing gelaten.