Ministerie van Buitenlandse Zaken

Een hele onderneming

Speech door Agnes van Ardenne-van der Hoeven,Minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Publieksdag ICCO "Ondernemende mensen, de toekomst voor ontwikkelingssamenwerking" / afscheid voorzitter ICCO Tineke Lodders-Elfferich en overdracht aan Doekle Terpstra,

17 december 2005, Amsterdam.

Een hele onderneming

Dames en heren,

Een partner van ondernemende mensen, zo omschrijft ICCO zichzelf. Deze slogan is mij uit het hart gegrepen, want ontwikkelingssamenwerking begint bij mensen. Bij ondernemende mensen dichtbij en ver weg, die geen genoegen nemen met de misstanden van onrechtvaardigheid die zij op de televisie of op de eigen straathoek zien. Geen genoegen met het feit, dat er meer dan 100 miljoen kinderen niet naar school kunnen. Met het feit, dat er iedere dag 8000 mensen besmet raken met het dodelijke Aids-virus. Met het feit, dat er iedere minuut ergens ter wereld een vrouw sterft tijdens de bevalling of zwangerschap. De strijd tegen deze feiten voeren wij allemaal met goede werken, niet met wapens.

De strijd wordt vaak gevoerd door ondernemende mensen als Ibrahim Sobhan, een gedreven leraar in Bangladesh. Met onconventionele en innovatieve methodes schroefde hij de kwaliteit van het plattelandsonderwijs op. Ondanks dat er voor 60 leerlingen maar één leraar beschikbaar was, slaagde hij er toch in, om de klassen kleiner te maken: hij liet gewoon de beste leerlingen lesgeven aan tien klasgenoten. Ibrahim ontwikkelde bovendien een succesvol lesprogramma waarmee de kinderen hun analfabete ouders konden leren lezen. De enorme uitval van 70% wist hij te bestrijden door ook praktische vaardigheden op het gebied van visserij en veehouderij te onderwijzen. Ibrahim had vast nog nooit van theoretische begrippen als "poverty reduction strategy papers", sectorale benadering of "alignment" gehoord ­ voor hem gold: de praktijk is de beste theorie, de mensen zelf zijn de beste maatstaf.

Dames en heren,

De strijd tegen armoede is een hele onderneming. Daarom hebben we ondernemende mensen als Ibrahim hard nodig. Oftewel, sociale ondernemers, die innovatieve oplossingen voor maatschappelijke problemen bedenken en deze vervolgens voortvarend in de praktijk brengen. Gelukkig zien we steeds meer van deze ondernemers, ook hier vandaag in de zaal: in de jaren negentig groeide hierdoor het aantal internationale NGO's van 6.000 naar 26.000. En nationale maatschappelijke organisaties bleven niet achter. Twintig jaar geleden, had Indonesië welgeteld één NGO die zich om het milieu bekommerde. Vandaag de dag, meer dan 2000. In het Bangladesh van Ibrahim Sobhan nemen 20.000 maatschappelijke organisaties het leeuwendeel van de ontwikkelingsinspanningen in de samenleving voor hun rekening. Na de val van de Berlijnse muur, maakten er in Oost-Europa meer dan 100.000 maatschappelijke organisaties hun entree. En zelfs in de Verenigde Staten, een land met een lange traditie van maatschappelijk initiatief, verdubbelde het aantal NGO's tijdens de jaren negentig. Ons tijdperk van globalisering wordt gekenmerkt door een wereldwijde opbloei van het middenveld, meer nog dan door de opkomst van de internetbedrijven. "Dot org" dus, in plaats van "Dot com". Ook de sociale ondernemers maken gelukkig gebruik van de technologische infrastructuur van globalisering om tegen lage kosten mensen, geld en informatie de wereld rond te sturen. Daar waar de nood het hoogste is.

De bestaande maatschappelijke organisaties doen er goed aan, om samenwerking en synergie met de nieuwe sociale ondernemers te zoeken. En dat doet ICCO, dat dit jaar het veertigjarig bestaan viert. Zoals we vandaag op deze publieksdag zien, verbindt ICCO ondernemende mensen in arme landen met ondernemende mensen hier in Nederland, hier in de zaal. Ik kom vaak op Nederlandse scholen en universiteiten en ontmoet daar veel betrokken studenten en leraren, die iemand als Ibrahim Sobhan zouden kunnen helpen ­ misschien zouden ze zelfs wel iets van zijn innovatieve methodes kunnen leren. ICCO werkt actief aan het leggen van die verbindingen en creëert zo internationale samenwerking van mens tot mens. In de officiële ontwikkelingswereld onbreekt het daar nog wel eens aan: het draait nog te weinig om mensen en te vaak om Grote Ideëen, met hoofdletter G en hoofdletter I. "Pro-poor growth", "enabling environment", "institutional development". Over die Grote Ideëen voeren we dan Grote Debatten en dan raken we gaandeweg verstrikt in het eerder genoemde theoretische jargon. Maar een goed idee is als een toneelstuk: zonder de mensen, zonder de juiste toneelspelers, gaat het nooit in première.

Dames en heren,

Vandaag verlaat een hoofdrolspeelster het toneel, het toneel van ontwikkelingssamenwerking: Tineke Lodders-Elfferich. Tineke, sinds 1997 heb jij met visie en durf het ICCO-bestuur voorgezeten. Een hele onderneming. Je hield niet van "dippen" ­ denken in problemen ­ maar van "dimmen" ­ denken in mogelijkheden. Wat kunnen arme mensen zelf ondernemen om uit de armoede te komen en hoe kunnen we ze daarbij het beste de helpende hand bieden? Dat was een centrale vraag. Die vraag stelde jij niet alleen vanuit vergaderzalen in ons land, maar ook met de voeten op de grond ­ in de landen zelf. Je bent onvermoeibaar. Tijdens een lange reis naar Papua-Nieuw-Guinea vroeg iemand of het allemaal niet te zwaar was. "Nee hoor," antwoordde jij, "bij de vergaderingen van het CDA ben ik erger gewend!" En ik herinner me een reis met professor Flinterman. Hij wilde elke dag evalueren. Dat vond ik wat veel, maar het was voor jou geen probleem. Jij hebt een enorm uithoudingsvermogen, geweldig!

Tineke, jouw leiderschapsstijl is ondernemend: niet op de winkel passen, maar nieuwe producten in de etalage zetten en waar nodig de winkel verbouwen. Je hebt in je periode als voorzitter van ICCO veel kenmerken van een succesvolle ondernemer aan de dag gelegd. Ik noem er drie. In de eerste plaats: samenwerken met andere partijen om complementariteit te zoeken, bijvoorbeeld met andere maatschappelijke organisaties in Nederland. De samenwerkingsovereenkomst van zojuist met Kerkinactie, Edukans, Prisma, Oikocredit en EYE is daarvan een recent voorbeeld. Dit is niet makkelijk geweest en ik zie dit als een kroon op je werk. In de tweede plaats: bestaande structuren doorbreken. Je was een drijvende kracht achter de samenwerking met het bedrijfsleven, vroeger was dat vloeken in de kerk, nu is het taboe doorbroken. Nu heeft ICCO succesvolle partnerschappen met onder meer Ahold, Duyvis en de Rabobank. Tijdens mijn reizen naar Ghana en Peru zag ik met eigen ogen hoe ICCO de handen ineenslaat met lokale en internationale bedrijven bij projecten over tropisch hout en katoen. In de derde plaats: Tineke, jij inspireerde mensen hier en mensen daar vanuit een sterk moreel plichtsbesef. Volgens de Amerikaanse onderzoeker David Bornstein zijn rotsvaste waarden en normen doorslaggevend voor het succes van een sociale ondernemer. Alleen dan kan hij of zij zelf de kracht opbrengen en anderen mobiliseren om hardnekkige maatschappelijke problemen bij de horens te vatten.Het was Henry Ford, geslaagd als commercieel èn als sociaal ondernemer, die zijn mensen altijd het volgende voorhield: "When everything seems to be going against you, remember that the airplane takes off against the wind, not with it.".

Dames en heren,

Dankzij de inspanningen van Tineke Lodders kan de nieuwe voorzitter van ICCO een vliegende start maken. Na tien jaar Tineke neemt Doekle Terpstra de voorzittershamer over. De komende tien jaar staan we met z'n allen voor de taak om de Millennium Ontwikkelingsdoelen te halen ­ een hele onderneming. Voor ICCO houdt deze onderneming een flink aantal uitdagingen in. Ik noem er een paar: allereerst het verder ontwikkelen van ICCO's rol als "matchmaker" tussen sociale ondernemers hier en daar; en capaciteitsopbouw van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden ­ bijvoorbeeld vakbonden, maar ook anderen, die werken aan werkgelegenheid en aan waardigheid van werknemers, maar daarover hoef ik de nieuwe voorzitter niets te vertellen; daarnaast zal ICCO zijn plek moeten vinden in een nieuw medefinancieringsstelsel, dat resultaat, draagvlak in de samenleving, onafhankelijkheid van de overheid en complementariteit centraal stelt; die complementariteit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door de komende tijd vaker en beter met de Nederlandse ambassades ter plekke samen te werken, de ambassades zijn er klaar voor, ICCO hoop ik ook; verder hoop ik dat ICCO doorgaat op de ingeslagen weg van het thema "Duurzame en Rechtvaardige Economische Ontwikkeling", inclusief samenwerking met het bedrijfsleven.

Een laatste punt waar ik kort bij wil stilstaan is het belang van religie voor ontwikkelingssamenwerking. Zoals gezegd blijkt uit onderzoek, dat een sterk moreel plichtsbesef bij ondernemende wereldverbeteraars het verschil maakt. Ik preek hier natuurlijk een beetje voor eigen parochie als ik zeg dat religie mensen kan inspireren om de helpende hand uit te steken naar de naaste dichtbij en ver weg. Het belang van religie voor ontwikkeling is de laatste tijd helaas een blinde vlek geweest, ja zelfs een taboe. Ik ben blij dat ik hier nu samen met maatschappelijke organisaties, waaronder ICCO, via het kennisforum voor religie en ontwikkelingsbeleid verandering in kan brengen. De dialoog met kerken maakt hiervan een belangrijk bestanddeel uit, maar het gaat er hierbij natuurlijk niet om dat we klakkeloos hun armoedestandpunten overnemen. Het gaat om de dialoog. Het zogenaamde "Accra-appèl" van de Wereldraad van Kerken, dat globalisering voorstelt als een westerse samenzwering tegen de armen en geen woorden vuil maakt aan de eigen verantwoordelijkheden van ontwikkelingslanden zoals corruptiebestrijding, liberalisering en privatisering, is in mijn ogen bijvoorbeeld een recept voor meer en niet voor minder armoede. Ik kom net terug uit Hong Kong, waar we onderhandelen over de liberalisering van de wereldhandel, die juist 66 miljoen mensen van de armoede zou kunnen verlossen. Natuurlijk niet zonder meer, maar met een uitgebalanceerde aanpak en een gericht ontwikkelingspakket met vrije markttoegang voor alle exportproducten uit alle minst ontwikkelde landen naar het rijkere deel van de wereld. Het gaat er bij het thema religie en ontwikkeling vooral om, dat wij samenwerken met religieuze organisaties die met hart en ziel armoede bestrijden en verminderen. Vorige maand bleek bijvoorbeeld tijdens een conferentie op het ministerie hoe belangrijk religieuze organisaties kunnen zijn bij het voorkomen van conflicten en het opbouwen van vrede. En het gaat er om, dat wij bij onze ontwikkelingsinspanningen de dialoog voorop stellen en oog hebben voor de identiteit van mensen, vaak voor een groot deel bepaald door religie en levensbeschouwing ­ ontwikkelingssamenwerking gaat tenslotte ten diepste over een dialoog van mens tot mens, over verbondenheid met de Ander en het andere.

Ik sluit af. Doekle, in een interview vertelde je dat tijdens buitenlandse reizen de armoede in Bangladesh je het meest geraakt heeft. Maar je sprak ook bewondering uit voor de kracht van mensen om hun eigen situatie te verbeteren. "Voor mij is dat echt een Godswonder," dat zei je zelfs. Je gelooft, net als ik, gelukkig nog in wonderen. Je hebt dus niet alleen oog voor het Bangladesh van de 65 miljoen armen, maar gelukkig ook voor het Bangladesh van de sociale ondernemers, zoals Ibrahim Sobhan. De ondernemende mensen die terecht centraal staan op deze publieksdag en in het beleid van ICCO. En je hebt ook oog voor het wederkerige karakter van ontwikkelingssamenwerking: zo spraken jullie bij het CNV niet meer over internationale solidariteit, maar over internationale collegialiteit. Laten we samen het thema arbeidsmigratie op de agenda zetten. Ik wil je er daarom tot slot op wijzen, dat je, evenals Tineke Lodders, bij wat je als voorzitter van ICCO tegen armoede onderneemt ook kunt rekenen op een nationale collega: de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Tineke bedankt. Doekle succes.

Dank u.

Mocht het document in de email u niet in goede orde bereiken, ga dan voor het brondocument naar: http://www.minbuza.nl/20051219-184049-A

===