Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid Directie
Communicatie

20 december 2005

Nr. 05/219

Nieuwe pensioenwet biedt werknemers en gepensioneerden meer
zekerheid en duidelijkheid

Werknemers en gepensioneerden krijgen meer zekerheid over de
(toekomstige) uitbetaling van hun pensioen. Daarvoor worden er eisen gesteld aan de omvang van het eigen vermogen van de pensioenfondsen. Ook krijgen pensioendeelnemers een wettelijk recht op goede
voorlichting over hun pensioen. Verder mogen
bedrijfspensioenregelingen geen toetredingsleeftijd hanteren van hoger dan 21 jaar (nu bouwen in een aantal bedrijfspensioenregelingen
werknemers pas vanaf hun 25ste jaar pensioen op). Dit is de kern van het Wetsvoorstel voor de Pensioenwet van minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat vandaag naar de Tweede Kamer is
gestuurd. De nieuwe wet zal de huidige Pensioen- en spaarfondsenwet vervangen. Het kabinet streeft ernaar de nieuwe wet uiterlijk per 1 januari 2007 in te voeren.

Om de uitbetaling van pensioenen aan deelnemers veilig te stellen,
stelt het wetsvoorstel eisen aan de omvang van het eigen vermogen van de pensioenfondsen. Het kabinet heeft met werknemers- en
werkgeversorganisaties en De Nederlandsche Bank afgesproken dat een deelnemer gemiddeld slechts éénmaal in de periode van zijn
pensioenopbouw (zo'n veertig jaar) kan meemaken dat de reserves van het pensioenfonds lager zijn dan het vereiste minimum.

Verder scherpt De Geus de eisen voor de voorlichting aan.
Pensioenfondsen en verzekeraars moeten hun deelnemers en
gepensioneerden duidelijk voorlichten over hun opgebouwde aanspraken en over de aanpassing van hun pensioenen aan de inflatie. Dit moet
minstens één keer per jaar gebeuren. Werknemers die niet langer
pensioen opbouwen in een fonds (slapers), moeten eens in de vijf jaar informatie krijgen over opgebouwde aanspraken. Voorlichting over
vrijwillige aanvullende pensioenregelingen moet voldoen aan de eisen die ook gelden voor voorlichting over (andere) complexe financiële
producten, zodat werknemers de regelingen onderling kunnen
vergelijken. Ook de voorlichting over al dan niet aanpassen van de
pensioenen aan de inflatie (indexatie) wordt aangescherpt. Als
pensioenfondsen pensioenen niet indexeren of hier voorwaarden aan
verbinden, moeten zij hun deelnemers en gepensioneerden daarover
helder informeren. Als er onduidelijkheid is over het indexatiebeleid van een pensioenfonds, gaat de toezichthouder ervan uit dat de
pensioenen onvoorwaardelijk worden geïndexeerd. Dan moeten
pensioenfondsen ook voldoende vermogen hebben om aan de
indexatieverplichting te voldoen.

De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten houden
toezicht op de naleving van de wet. De Autoriteit ziet toe op de
naleving van de voorschriften over voorlichting. De Nederlandsche Bank controleert de financiële aspecten en alle overige bepalingen.

Het wetsvoorstel bepaalt verder dat bedrijfspensioenregelingen geen toetredingsleeftijd mogen hanteren van hoger dan 21 jaar. De Geus wil zo discriminatie van jongere werknemers ten opzichte van oudere
werknemers tegengaan. Bovendien vinden zowel het kabinet als
werkgevers en werknemers het wenselijk dat het aantal mensen zonder aanvullende pensioenopbouw verder afneemt.

Blijkt na evaluatie over het jaar 2006, die medio 2007 zal
plaatsvinden, dat het aantal werknemers zonder aanvullende
pensioenopbouw niet aanzienlijk is gedaald, dan zal een volgend
kabinet bezien of, en zo ja welke wettelijke maatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat meer werknemers aanvullend pensioen opbouwen.