Provincie Friesland


---

PERSBERICHT

Nummer: 368 ItV
Datum: 20 december 2005

Nieuw draaiboek voor wadlopers bij
calamiteiten op het Wad

Wadlopers kennen vanaf vandaag aanbevelingen om de veiligheid tijdens het wadlopen te optimaliseren. In Lauwersoog neemt de Friese gedeputeerde Piet Bijman het 'Veiligheidsprotocol calamiteiten met wadlopers' in ontvangst van Gerrit Miedema van het Kustwachtcentrum. Het veiligheidsdocument is bedoeld voor gidsen die met groepen het wad optrekken en moet ertoe leiden dat gidsen en hulp- en reddingsdiensten nog beter weten wat ze van elkaar mogen verwachten in geval van een calamiteit. Het veiligheidsprotocol is een van de uitkomsten van een in september 2004 georganiseerde reddingsoefening.

De reddingsoefening, die werd gehouden onder de naam Zuider Spruit, was een initiatief van de Stuurgroep Waddenprovincies. Tijdens de oefening zijn geen regelrechte misstanden geconstateerd. Wel kunnen bepaalde procedures nog verder worden geuniformeerd of verbeterd. De waddenprovincies en vertegenwoordigers van de wadloopsector en hulp- en reddingsdiensten werkten vervolgens samen aan een serie aanbevelingen in de werkgroep Zuider Spruit. Een van die aanbevelingen is een veiligheidsprotocol voor gidsen van groepen wadlopers. Gerrit Miedema biedt de aanbevelingen namens de werkgroep aan de wadlooporganisaties, de hulp- en reddingsdiensten en de waddenprovincies aan. Met de aanbevelingen moeten zowel de wadlooporganisaties als de hulp- en reddingsdiensten als de waddenprovincies aan de slag in hun opleidingen, oefenprogramma's en regelgeving.

Het veiligheidsprotocol moet gidsen een handvat bieden om adequaat te handelen tijdens eventuele calamiteiten. Zo schrijft het protocol voor om het aantal lopers in een groep vooraf te tellen, om deelnemers te informeren over de rol en de herkenbaarheid van de gidsen en om te communiceren via een bepaald marifoonkanaal. Het protocol geeft ook aanwijzingen over aan wie melding gemaakt moet worden van eventuele problemen en hoe er met de groep lopers omgegaan moet worden in geval van een calamiteit. In de praktijk werden deze aanbevelingen vaak al wel gehanteerd, maar door het veiligheidsprotocol is deze praktijk voor alle betrokkenen helder omschreven. Een verkorte en daarmee handzame versie van het protocol is uitgevoerd in geplastificeerd zakformaat en wordt verspreid onder wadlooporganisaties en individuele gidsen.

Een belangrijke aanbeveling was ook om de veiligheid op het Wad elk jaar te toetsen. Het ene jaar gebeurt dat in de vorm van een zogenaamde 'table top exercise', ofwel een droogoefening en het andere jaar met een 'life'oefening. In 2006 wordt begonnen met een droogoefening, in 2007 volgt een life-oefening.

Bijlagen: tekst van het veiligheidsprotocol en de tekst met aanbevelingen.


---- --
Evaluatierapportage reddingsoefening Zuider Spruit

Inleiding
Wadlopen is nooit zonder risico's. Het is echter van belang deze risico's te minimaliseren en eventuele calamiteiten het hoofd te bieden. Voor het lopen op het wad is daarom regelgeving van toepassing. Deze regelgeving is met name vastgelegd in de 'Interprovinciale Wadloopverordening 1996'. Deze regeling heeft tot doel om: a. de veiligheid van het wadlopen te optimaliseren, b. de aantrekkelijkheid van het wadlopen te behouden, en c. de natuur- en landschappelijke waarden van het wad in relatie tot (de massaliteit van) het wadlopen te beschermen.

Bij de in het kader hiervan uitgegeven vergunningen staat de veiligheid van gidsen en deelnemers aan een tocht voorop. Aan de vergunninghouder worden eisen gesteld ten aanzien van de kennis van en de ervaring met het wadlopen. Daarnaast worden in de aan de vergunning verbonden voorschriften eisen gesteld voor o.a. de communicatie- en veiligheidsmaterialen die meegevoerd moeten worden.

Op 16 juni 2000 is sprake geweest van het testen in de praktijk van de veiligheidsprocedures (in het verlengde van de hoofddoelstelling van de verordening) door middel van een reddingsoefening ('Paesensrede').

Naar aanleiding van de evaluatie van deze oefening zijn aanbevelingen opgesteld die moesten leiden tot verbeteringen in de veiligheid van het wadlopen. Eén van de belangrijkste aanbevelingen was het regelmatig testen van de veiligheidsprocedures en reddingscapaciteit (evacuatie). Eind 2003 is daarom de voorbereiding gestart voor een oefening met medewerking van de wadlooporganisaties en de hulp- en reddingsdiensten. Op 10 september 2004 is de oefening 'Zuider Spruit' gehouden.

Algemene doelstelling van de oefening 'Zuider Spruit' ?het testen van de communicatiemogelijkheden en -procedures; ?het testen van de evacuatiemogelijkheden en -capaciteit in geval van een calamiteit met wadlopers; ?het formuleren van aanbevelingen ter verbetering (indien nodig ontwikkelen) van procedures en aanpak van calamiteiten met wadlopers; ?het versterken van de onderlinge contacten tussen de wadlooporganisaties en de hulpverlenende diensten.

Over de hier opgenomen resultaten van de evaluatie van de oefening Zuider Spruit is met vertegenwoordigers van alle betrokken organisaties en instanties in de regiegroep uitvoerig overleg gevoerd.

Evaluatie
Voorliggende bijdrage geeft de resultaten van de met alle deelnemende partijen gehouden evaluatie van de reddingsoefening 'Zuider Spruit'. Deze evaluatie, waarvoor een volledig dagdeel was uitgetrokken, heeft plaatsgevonden op 28 januari 2005 te Leeuwarden. Als dagvoorzitter trad op het Hoofd Afdeling Operaties en plaatsvervangend directeur van het Kustwachtcentrum Den Helder.

De evaluatie werd uitgevoerd door de regiegroep die ook de voorbereiding ter hand had genomen. Daarin waren vertegenwoordigd: a. Wadloopcentrum Fryslân (namens de zeven wadlooporganisaties) b. Dijkstra's Wadlooptochten (namens de zeven wadlooporganisaties) c. KNRM
d. Kustwachtcentrum
e. SAR Kon. Luchtmacht
f. Politie Fryslân
g. Meldkamer Fryslân
h. KLPD (Harlingen/Lauwersoog)
i. GHOR Fryslân
j. Rijkswaterstaat
k. Stuurgroep Waddenprovincies

Ter voorbereiding op deze evaluatiedag heeft het secretariaat van de Stuurgroep Waddenprovincies op grond van de op de oefeningsdag gepleegde waarnemingen en bevindingen (ook naderhand) van de verschillende betrokken wadloop- en reddingsorganisaties een bijdrage opgesteld waarbij een beeld van de voorbereiding en het verloop van de reddingsoefening is ontstaan. Op de evaluatiedag moesten vragen als 'wat ging er goed', maar ook 'wat ging er fout en waarom' invulling krijgen en resulteren in aanbevelingen waarmee de veiligheid van het wadlopen in het Waddengebied verder verbeterd kan worden.

De discussie tijdens de evaluatiedag spitste zich, conform de genoemde doelstellingen, toe op een drietal hoofdthema's: . A: communicatie: communicatiemiddelen en -kanalen, communicatieprocedures bij calamiteiten;

B: mensen/materieel: beschikbaarheid bij de oefening, beschikbaarheid bij een calamiteit;

C: de organisatie van de oefening: veiligheid, realiteitsgehalte, organisatie, functionaliteit, vervolg en herhaling.

A: communicatie: één van de aanbevelingen van de eerder reddingsoefening 'Paesensrede' was om in geval van een calamiteit met wadlopers gebruik te maken van marifoonkanaal 4, waarbij sprake is van de alarmering van de Centrale Meldpost Waddenzee. Is en kan hiervan sprake (blijven) zijn, wat zijn de praktijkervaringen inmiddels? Ook van belang blijft de vraag of de gidsen wel altijd in staat zijn om een draadloze verbinding tot stand te brengen.

B: mensen/materieel: de afspraken met de wadlooporganisaties, zoals die zijn vastgelegd in het Convenant Wadlopen met betrekking tot de toelaatbare groepsgrootte op een wadlooproute, worden deels ingegeven door de reddingscapaciteit in het betreffende deel van de Waddenzee. In hoeverre is daarbij sprake van een situatie die strookt met de werkelijke capaciteit? Kan een groep wadlopers snel worden geëvacueerd? Daarnaast speelt bij een incident ook de reactiesnelheid van de verschillende reddingsdiensten een belangrijke rol. Daarbij moet worden bedacht dat wadlopen overwegend een vrijetijdsbeoefening is en daarom met name in de weekenden plaatsvindt. De hulpdiensten (zoals de SAR van Kon. Marine en Kon. Luchtmacht) werken op dat moment volgens een weekendrooster. Overigens blijft de KNRM wel beschikbaar.

C: de organisatie van de oefening: de oefening 'Zuider Spruit' was de tweede omvangrijke 'life' oefening met wadlopers. De organisatie van de oefening was daarom ook nu nadrukkelijk onderdeel van de evaluatie, waarbij realiteitsgehalte, functionaliteit, veiligheid en een eventueel vervolg besproken werden.

Aanbieding aanbevelingen
De aanbevelingen vormen de uitwerking van de tijdens de oefening gepleegde waarnemingen en bevindingen en het resultaat van een intensieve samenwerking van vertegenwoordigers van de verschillende deelnemende organisaties in de regiegroep 'Zuider Spruit'.

De regiegroep heeft de aanbevelingen op 20 december 2005, in een gezamenlijke bijeenkomst met een feestelijk karakter, aangeboden aan de wadlooporganisaties, de hulp- en reddingsdiensten en de waddenprovincies.

Voorafgaand zijn de afzonderlijke deelnemende partijen gevraagd in te stemmen met de aanbevelingen. Hiertoe zijn de wadlooporganisaties en betrokken hulp- en reddingsdiensten begin december 2005 benaderd. Er is sprake geweest van een algemene instemming met de aanbevelingen reddingsoefening 'Zuider Spruit'.

De aanbieding betrof:
a. de aanbevelingen reddingsoefening 'Zuider Spruit'; b. het 'Veiligheidsprotocol calamiteiten met wadlopers', als onderdeel van de aanbevelingen.

Om de er zorg voor te dragen dat elke wadloopgids tijdens een wadlooptocht ook daadwerkelijk kan beschikken over het 'Veiligheidsprotocol calamiteiten met wadlopers' is een handzame versie van dit document in geplastificeerde vorm verspreid onder wadlooporganisaties en wadloopgidsen.

Aanbevelingen

De aan de reddingsoefening 'Zuider Spruit' deelnemende organisaties en instanties bevelen na onderling overleg en na consultatie van de Wadloopadviescommissie naar aanleiding van de bevindingen van de reddingsoefening 'Zuider Spruit' aan:


1: dat het opstellen een 'Veiligheidsprotocol calamiteiten met wadlopers' ten behoeve van en in overleg met de wadlooporganisaties en met de hulp- en reddingsdiensten zinvol is. Bijzonder aandacht geldt de rol van de (hoofd)gids(en) (o.a. crowd-control), de melding/duiding van de verschillende op dat moment aanwezige groepen wadlopers en het hanteren van een aantallenlijst. (hoofdthema A)


2: dat voor de wadloopsport in geval van calamiteit direct contact wordt gezocht via het algemene noodkanaal 4 met de Centrale Meldpost Waddenzee/Verkeerscentrale Brandaris. (thema A). Daarbij moet sprake zijn van voldoende zendcapaciteit van de door de wadloopgidsen te gebruiken portofoon-marifoons. De communicatiemogelijkheden zullen periodiek moeten worden getest. (hoofdthema A)


3: dat het gebruik van een GSM in geval van een calamiteit niet valt aan te bevelen. (hoofdthema A) Een GSM moet alleen dan worden gebruikt als alle andere primaire middelen niet langer functioneren. Ook in dat geval wordt alleen contact gezocht met het Kustwachtcentrum.


4: dat de wadlooporganisaties gedurende de gehele tocht het radioverkeer uitluisteren op kanaal 4 of 16. Dit geldt ook voor de individuele wadgidsen. (hoofdthema A)


5: dat de KNRM verzocht wordt rekening te houden met de wadloopsport. In het bijzonder met de bereikbaarheid van groepen wadlopers in verband met de geringe waterstand. De KNRM wordt verzocht dit aspect te betrekken in haar afwegingen en oefenprogramma's (lokale kennis). (hoofdthema B)


6: dat, om de veiligheid in de wadloopsport te optimaliseren, het nodig is dat ook in de toekomst de veiligheidsprocedures periodiek worden getest. Gedacht wordt aan 1x per jaar: het ene jaar in de vorm van een Table Top Exercise, het andere jaar in de vorm van een 'life' oefening. (hoofdthema C) Bijzondere aandacht geldt daarbij het realistische karakter van de oefening en de instructie van de betrokkenen (gidsen, vertegenwoordigers en deelnemers).

De deelnemende organisatie en instanties:

St. Uithuizer Wad
St. Wadloopcentrum Pieterburen
Wadloopcentrum Fryslân
Dijkstra's Wadlooptochten
Groninger Wadloopvereniging Arenicola
Wadgidsengroep Noord Nederland
De Fryske Waedrinners

Politie Fryslan/Korps Landelijke Politiediensten
GGD Noord Nederland
Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij
Kustwachtcentrum Den Helder
Stuurgroep Waddenprovincies
Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij, Directie Noord Koninklijk Luchtmacht, Sea and Air Rescue


---- --
'Veiligheidsprotocol calamiteiten met wadlopers'

Een belangrijke bevinding van de evaluatie van de reddingsoefening 'Zuider Spruit' was om, in samenwerking met de wadlooporganisaties, Kon. Ned. Reddingsmaatschappij en het Kustwachtcentrum, te kijken naar de mogelijkheden voor het opstellen van een 'Veiligheidsprotocol calamiteiten met wadlopers'. In de aanbevelingen van de regiegroep werd geconcludeerd:

".dat het opstellen een 'Veiligheidsprotocol calamiteiten met wadlopers' ten behoeve van en in overleg met de wadlooporganisaties en met de hulp- en reddingsdiensten zinvol is. Bijzonder aandacht geldt de rol van de (hoofd)gids(en) (o.a. crowd-control), de melding/duiding van de verschillende op dat moment aanwezige groepen wadlopers en het hanteren van een aantallenlijst.".

Het gaat daarbij om een gezamenlijk document waarin wordt vastgelegd hoe wadloopgidsen moeten kunnen handelen in geval van een calamiteit tijdens een wadlooptocht. Het moet de wadloopgids een handvat bieden en haar/hem in staat stellen snel en accuraat te handelen in geval van een calamiteit tijdens een wadlooptocht.

Vanuit het secretariaat van de Stuurgroep Waddenprovincies is een voorstel geformuleerd dat op 11 november 2005 besproken is met: a. de zeven wadlooporganisaties;
b. een vertegenwoordiger van de KNRM;
c. een vertegenwoordiger van het KWC;
d. een lid van de Wadloopadviescommissie;
e. hoofd van de brandweer van de gemeente De Marne.

Hierna is er overleg geweest met de wadlooporganisaties op 25 november 2005.

Genoemde bijeenkomsten hebben geleid tot enkele aanpassingen die in het bijzonder de leesbaarheid van het Veiligheidsprotocol hebben vergroot. Op 20 december 2005 is het Veiligheidsprotocol als onderdeel en uitwerking van de aanbevelingen reddingsoefening 'Zuider Spruit' aangeboden aan de wadlooporganisaties, de hulp- en reddingsdiensten en de waddenprovincies.

'Veiligheidsprotocol calamiteiten met wadlopers'

Voorafgaand aan elke wadlooptocht:
vergewist de hoofdgids zich van het totaal aantal gidsen en deelnemers = totaal aantal lopers. Bijzondere aandacht betreft hierbij de begrippen 'gidsen', 'deelnemers', 'lopers'. Bij contact met derden vraagt de melding van het exacte totaal aantal lopers bijzondere aandacht. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een door de wadlooporganisatie of wadloopgids vooraf opgestelde aantallenlijst.

worden de deelnemers geïnformeerd over de herkenbaarheid en de rolverdeling van de gidsen.

In geval van een calamiteit:
zullen de wadloopgidsen de deelnemers direct, maar ook tussentijds en met regelmaat, informeren over aard van de calamiteit, de rolverdeling van de gidsen (soms ook deelnemer of -nemers) en het vervolgtraject.

verzorgt de hoofdgids de communicatie met de hulp- en reddingsdiensten. Voor de melding dient altijd gebruik te worden gemaakt van marifoonkanaal 4, Centrale Meldpost Waddenzee. Daarna vindt communicatie- en kanaalkeuze plaats in overleg met hulp- en reddingsdiensten.

dragen de gidsen de zorg voor het slachtoffer(s), eventueel in samenwerking met één of een beperkt aantal deelnemers (als medische kennis aanwezig is).

dragen de gidsen de zorg voor het bijeen (en als de weersomstandigheden dit verlangen) in beweging houden dan wel laten doorlopen van de deelnemers.

zal de hoofdgids in overleg met de hulp- en reddingsdiensten de locatie, de omvang (slachtoffer en/of groep) en de wijze van evacuatie bepalen.


---- --