161 - Verschil regionale indentiteit bij oud-Groningers en Groningse elite
Traditioneel plattelandsgewest versus moderne provincie
Datum: 15 december 2005
Het Grönnens Laid komt niet van Groninger bodem. Toen in 1936 een delegatie
Groningers dit volkslied voor de radio ten gehore mocht brengen, bleef het
dan ook stil. Niemand kende het. Het volkslied is geschreven door
oud-Groningers, die voor werk naar het westen waren verhuisd en zich daar
hadden verenigd. Bij de opkomst van het Groninger regionaal besef tussen
1903 en 1963 speelden twee groepen een hoofdrol, stelt Daniël Broersma.
Enerzijds waren er de oud-Groningers, die hun oude provincie zagen als een
traditioneel plattelandsgewest. Anderzijds was er de Groninger elite, die de
provincie wilde moderniseren, maar uit angst voor sociale desintegratie het
regionaal besef onder de bevolking wilde aanwakkeren. Broersma promoveert op
donderdag 22 december 2005 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Nederland kende in de eerste zes decennia van de twintigste eeuw
omvangrijke binnenlandse migratiestromen. Zij waren een uitvloeisel
van de geleidelijke eenwording van het land, niet alleen op politiek,
maar vooral ook op economisch en sociaal gebied. Er ontstond
economische specialisatie per regio: Limburg bijvoorbeeld had mijnen,
in het westen domineerden industrie en diensten, en in Twente
floreerde de textielindustrie. Grote groepen werkzoekenden trokken
daarop tot ver over de provinciegrenzen op zoek maar werk.
Heimwee
De Groninger migranten hadden het Groningse platteland verruild voor
met name het westen van het land. Velen kregen echter heimwee. Zij
richtten tientallen gezelligheidsverenigingen voor oud-Groningers op,
met in totaal duizenden leden. In deze verenigingen ontwikkelde zich
het beeld van Groningen als traditioneel plattelandsgewest. Dit was
`een voor migranten kenmerkende visie op hun geboortegrond', stelt
Broersma, `gebaseerd op het verleden, op oude sentimenten, op het
nostalgische gevoel van "toen men nog in Groningen was"'. Uit dit
beeld schiepen de verenigde migranten een eigen Groninger cultuur,
inclusief Groninger vlaggen, klederdracht, spelletjes, volksverhalen
en eigen volkslied.
Niet Fries, maar Saksisch
Met deze traditionele plattelandscultuur zetten de oud-Groningers zich
af tegen de provincie Friesland en haar inwoners. De Friese beweging
beweerde dat Groningen deel had uitgemaakt van het Groot-Friese rijk
en dat Groningers dus eigenlijk Friezen waren. Toonaangevende
Groninger migranten, zoals Gerhard Wilhelm Spitzen, verweerden zich
met het argument dat de Groningers van oorsprong Saksisch waren en dat
de provincie cultureel verwant was aan de Nedersaksische gebieden in
Duitsland. Zo beargumenteerden zij dat Groningen een uniek Saksisch
karakter had, dat de provincie waardevol voor Nederland maakte.
Groninger elite
De cultuuropvatting van de oud-Groningers werd niet gedeeld door de
Groninger elite. Tot de Eerste Wereldoorlog zag zij Groningen als een
dynamisch, internationaal georiënteerd economisch centrum met een
moderne industrie. Onder leiding van de grootindustrieel Jan Evert
Scholten organiseerde de elite zich in de vereniging Grönneger Sproak,
later de Algemene Vereniging Groningen geheten. In de jaren dertig
maakte haar optimisme plaats voor zorgen. Broersma: `De elite vreesde
dat Groningen in economisch opzicht de aansluiting begon te missen met
het westen van het land.' Als remedie wilde zij de regionale economie
moderniseren. `Maar omdat zij bang was dat hierdoor de traditionele
verbanden zouden wegvallen, ging de elite op zoek naar een middel om
de sociale eenheid te bevorderen', legt Broersma uit. Dit middel werd
de traditionele volkscultuur. Het regiobesef werd uitgedragen door
onder anderen de Groningse landbouwvoorman Herman Derk Louwes en de
Commissaris der Koningin Johannes Linthorst Homan.
Leerstoel Nedersaksisch
Dankzij het belang dat de oud-Groningers én de Groningse elite
hechtten aan de traditionele volksgemeenschap, werden elementen uit de
migrantencultuur - waaronder het Grönnens Laid - in de provincie
overgenomen. Na de Tweede Wereldoorlog kregen de migranten het
bovendien voor elkaar dat de RUG een leerstoel Nedersaksisch kreeg. In
de jaren vijftig nam de elite echter afstand van het idee van een
traditionele volkscultuur. De twee groepen die de hoofdrol speelden in
de opkomst van het Groninger regiobesef, kwamen daarmee lijnrecht
tegenover elkaar te staan. De elite won: de Groninger Culturele
Gemeenschap, een overkoepelend cultureel instituut, was niet gericht
op het verleden, maar op de toekomst.
Regiobesef in Nederland
In andere delen van het land voltrok zich eenzelfde ontwikkeling. Er
kwamen migrantenclubs van onder meer Drenten, Limburgers en Zeeuwen,
waarbinnen zij vorm gaven aan hun oorspronkelijke regionale
identiteit. Anderzijds ontstonden overal in Nederland regionale
bewegingen van autochtone bewoners, die zich door de nieuwkomers in
hun identiteit bedreigd voelden. Broersma: `Uiteenlopende varianten
van regionaal besef en diverse nieuw vormgegeven regionale culturen
waren het resultaat.'
Curriculum Vitae
Daniël Broersma (Groningen, 1974) studeerde geschiedenis in Groningen.
Hij verrichtte zijn onderzoek, als buitenpromovendus, bij de sectie
Economische en Sociale Geschiedenis van de RUG. Hiervoor ontving hij
een beurs van de Stichting Erven A. de Jager. Broersma promoveert tot
doctor in de Letteren bij prof.dr. M.G.J. Duijvendak. De titel van
zijn proefschrift luidt: Het wonderland achter de horizon. Groninger
regionaal besef in nationaal verband 1903-1963 (Uitgeverij Van Gorcum
te Assen, ISBN 90 232 4187 8, prijs EUR 17,90).
Noot voor de pers:
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Daniël Broersma, tel.
06-23 27 01 96, e-mail d.broersma@linq.nl
Rijksuniversiteit Groningen