Vrije Universiteit Amsterdam

Persbericht

Promovenda meet meerwaarde multifunctionele inrichting Zuidas

Voor het eerst zijn de baten van meervoudig ruimtegebruik gekwantificeerd. Sommige aspecten van stedelijke ontwikkeling, zoals een multifunctionele inrichting of een positief imago, zijn moeilijk in geld uit te drukken. Maar het is voor beleidsmakers wel uitermate belangrijk hun meerwaarde vooraf te kunnen bepalen. Caroline Rodenburg promoveert vrijdag 23 december op een kwantitatief empirisch onderzoek naar de betalingsbereidheid van verschillende belanghebbenden zoals investeerders en werknemers, voor aspecten van meervoudig ruimtegebruik. De Amsterdamse Zuidas staat centraal in haar proefschrift. Dit is momenteel het grootste stedelijke ontwikkelingsproject waar meervoudig ruimtegebruik een expliciete doelstelling is.

De groepen belanghebbenden die Rodenburg onderzocht, blijken de mogelijke voordelen van een meervoudige inrichting meer te zien als 'mooi meegenomen' dan als een doorslaggevende locatiefactor. Gebiedskenmerken die samenhangen met de mate van meervoudigheid, maar daar niet exclusief mee verbonden zijn, zullen uiteindelijk bepalend zijn voor het succes van de Zuidas, waar de Vrije Universiteit middenin ligt.

Door de schaarse grond en hoge grondprijzen in Nederland bestaat een groeiende interesse voor vormen van intensief en efficiënt grondgebruik. Een voorbeeld hiervan is meervoudig ruimtegebruik, waar wonen, werken, voorzieningen en vervoer hand in hand gaan. Op de Amsterdamse Zuidas moet de komende decennia zo'n meervoudig ingericht gebied ontstaan. Het is het grootste stedelijke ontwikkelingsproject van Nederland, met de hoogste grondprijzen. Bij dergelijke projecten is het voor beleidsmakers uitermate belangrijk vooraf inzicht te hebben in de kosten en de te verwachten baten. Ook als ze moeilijk te kwantificeren zijn.

Bestaande rapporten over de Zuidas beperken zich tot een kwalitatieve waardering van de baten van meervoudig ruimtegebruik. Caroline Rodenburg hanteert als eerste een kwantitatieve benadering. Ze meet de betalingsbereidheid van investeerders (projectontwikkelaars en beleggers), bedrijven en werknemers en de acceptatiebereidheid van bewoners met behulp van Stated Preference technieken. Deze technieken, waarin mensen bijvoorbeeld wordt gevraagd wat zij bereid zijn te betalen voor het gebruik van bepaalde voorzieningen, zijn, voor zover bekend, nog niet eerder toegepast op stedelijke ontwikkelingsprojecten.

Belanghebbenden blijken een meervoudige inrichting te waarderen, maar het is de vraag of de gevonden waardering voldoende is om de nu voorgestelde imposante meervoudige ontwerpen voor de Zuidas te rechtvaardigen. Deze vraag, en de gerelateerde vraag of goedkopere vormen van meervoudigheid misschien maatschappelijk meer rendabel zouden zijn, biedt volop uitdagingen voor vervolgonderzoek.