RaadVenW: Samenwerken in de Eurodelta
Ministerie venw
http://www.minvenw.nl
In een vandaag uitgebracht advies pleit de Raad voor Verkeer en Waterstaat voor brede
euregionale samenwerking tussen Nederland, België en Duitsland. Doel: versterking
van de positie van elk van de drie landen in het economische kerngebied van continentaal
Noordwest-Europa. De Raad heeft dit gebied de werktitel 'Eurodelta' meegegeven, en rekent
daartoe voorlopig de volgende deelgebieden: in Nederland de randstad en de
'corridorprovincies' naar het oosten en het zuiden, in België Vlaanderen inclusief
Brussel en Luik, en in Duitsland de deelstaat Noordrijn-Westfalen.
Dit geografisch aaneengesloten gebied vertoont een grote economische samenhang en herbergt
tenminste vier stedelijke clusters, die elk hun eigen metropoolambities hebben:
Randstad/Deltametropool. Brabantstad, Vlaamse Ruit, Ruhrgebied.
De Raad adviseert belanghebbende partijen om te komen tot een gezamenlijke toekomstvisie
voor het Eurodeltagebied. En roept op tot actieve beleidsafstemming op terreinen als
economische ontwikkeling, ruimtelijke inrichting, aanleg/verbetering van infrastructuren,
mobiliteit, verkeer, vervoer, logistiek, e.d.
De Eurodelta concurreert op de wereldmarkt met andere economische kerngebieden in Europa
zoals de gebieden rond Londen, Parijs en Milaan, maar ook met (de havengebieden van)
Noord-Duitsland. Er is behoefte aan krachtenbundeling naast gezonde onderlinge
concurrentie. Het internationale beleidsmotto voor het Eurodeltagebied zou volgens de
Raad moeten worden: 'gezamenlijke promotie, individuele acquisitie'.
De Raad spoort publieke en private partijen 'die zich aangesproken voelen'aan tot acties,
zoals: beginnen met de opbouw van een strategische agenda voor het Eurodeltagebied, meer
samenwerking tussen planbureaus en onderzoeksinstellingen bij grensoverschrijdend
onderzoek, onderzoek naar de 'unique selling points' van het Eurodeltagebied t.o.v.
andere metropoolgebieden, gezamenlijke internationale promotie, en regelmatige agendering
van brede euregionale samenwerking in de diverse politieke overleggremia.
Dit advies Samenwerken in de Eurodelta is in een aantal opzichten 'anders 'dan de adviezen
die de Raad voor Verkeer en Waterstaat doorgaans uitbrengt, aldus raadsvoorzitter Friso de
Zeeuw in zijn voorwoord. Het advies heeft uitdrukkelijk een internationale
oriëntatie, het overstijgt het werkterrein van 'verkeer en waterstaat' , het gaat
minder om het oplossen van problemen en meer om het benutten van kansen en uitdagingen,
het heeft een verkennend karakter en is nog niet gebaseerd op gedegen beleidsonderzoek en
heeft dan ook geen pretentie van volledigheid.
Het advies wijst vooral op mogelijke richtingen van actie.
Het Eurodeltagebied, zoals door de Raad als werkhypothese omschreven, vormt een
essentiële pijler onder de economie van elk van de drie betrokken landen. Het
ontbreekt echter aan betrouwbare geaggregeerde informatie over de feitelijke economische
samenhang en verwevenheid in het gebied. Er zijn wel nationale, en binnenlands regionale
statistieken, en cijfers over de kleinere NUTS-regio's in Europa. Er zijn nauwelijks tot
geen betrouwbare cijfers over de grotere euregionale verbanden binnen Europa.
De Raad heeft door NEA onderzoek laten doen, onder meer naar de onderlinge import- en
exportrelaties tussen de Nederlandse, Belgische en Duitse onderdelen van het
Eurodeltagebied. Hieruit blijkt dat sprake is van een zeer grote economische samenhang en
verwevenheid. Aanvullend onderzoek is, volgens de Raad, nodig om die verwevenheid nader in
kaart te brengen, ten behoeve van de effectiviteit van toekomstige beleidsmaatregelen op
terreinen als economische ontwikkeling ruimtelijke inrichting, infrastructuur, verkeer,
vervoer, logistiek.
Voor de grensgebieden tussen Nederland, België en Duitsland is de Raad in het advies
eveneens uitgegaan van een werkhypothese: het wegvallen van de Europese binnengrenzen en
daarmee gepaard gaande harmonisatiebewegingen zullen de komende jaren met name in de
grensregio's leiden tot versnelde economische, sociale, demografische
patroonveranderingen.
Er zijn volgens de Raad in de praktijk twee typen patroonveranderingen in rond en de
grensregio's waarneembaar:
. een toenemend aantal samenwerkingsorganisaties die op
regionaal-lokaal niveau grensoverschrijdende initiatieven en
projecten trachten te formuleren en te monitoren;
. daadwerkelijke verschuivingen in grensoverschrijdend verkeer
door veranderingen op gebieden als bedrijfsvestiging, zaken
doen, werken, wonen, winkelen, uitgaan, studeren, e.d.
Iedereen kent daarvan wel een of enkele voorbeelden. Maar ook hier geldt dat er (te)
weinig geaggregeerde informatie over deze patroonveranderingen beschikbaar is, terwijl
die informatie wel nodig is met het oog op toekomstige beleidsmaatregelen in het
Eurodeltagebied.
Bij acties om de samenwerking in het Eurodeltagebied te versterken dient rekening te
worden gehouden met een tweetal complicerende factoren. Dit betreft de zgn. bestuurlijke
incongruentie (de onderdelen van het Eurodelta-gebied liggen bestuurlijk niet op
hetzelfde niveau) en de vaak beladen historie van de grote grensoverschrijdende dossiers
(Betuwelijn, Westerschelde, HSL)
De Raad signaleert dat op beide gebieden de laatste tijd gelukkig sprake is van
belangrijke positieve ontwikkelingen, maar dat voor beide punten wel extra aandacht nodig
blijft, vooral in de belevingssfeer van diverse regionale en lokale betrokkenen.
De Raad brengt het advies Samenwerken in de Eurodelta formeel uit aan de ministers van
Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, en Economische
Zaken. Vanuit de Nederlandse rijksoverheid zijn dit de drie ministeries die
verantwoordelijk zijn voor de beleidsgebieden waarvan de Raad bepleit om ze in de
toekomst mede vanuit Eurodelta-optiek te gaan bezien: economische ontwikkeling,
ruimtelijke inrichting, aanleg/verbetering infrastructuren, verkeer, vervoer, logistiek.
De Raad verwacht echter zeker niet alleen van deze ministeries actie. De Raad ziet juist
graag een proces op gang komen waarin het vooral anderen zijn die in de eerste plaats aan
de slag gaan. De adviezen van de Raad richten zich materieel tot 'wie zich aangesproken
voelt' om de eventuele kansen te benutten die bredere euregionale samenwerking tussen
Nederland, België en Duitsland kunnen bieden.
De Raad heeft dan ook tot zijn genoegen geconstateerd dat het College van Bestuur van het
Knooppunt Arnhem-Nijmegen het initiatief zal nemen tot een 'Eurodelta-conferentie' in het
voorjaar van 2006, om daarin samen met andere geïnteresseerde partijen na te gaan hoe
een agenda voor strategische samenwerking in het Eurodeltagebied het best gestalte kan
krijgen.
---