Vrije Universiteit Amsterdam

Persbericht

VU-econoom onderzoekt beroepsvorming bij organisatieadviseurs

De functie van gebakken lucht

De huidige status van de managementconsultant en de daaraan gerelateerde tarieven zijn gebaseerd op een mythe van professionaliteit. Managementconsultants doen graag voorkomen alsof zij gezamenlijk een professie vertegenwoordigen, maar in werkelijkheid is er geen consensus over 'het vak'. Consultants proberen zich zelfs zo min mogelijk te organiseren, omdat dat op individueel niveau nadelig is. Dat stelt Hans de Sonnaville in zijn proefschrift, waarop hij op 23 december promoveert aan de Faculteit der Economische wetenschappen en Bedrijfskunde van de VU.

De Sonnaville concludeert dat organisatieadviseurs in kleine verbanden graag zelf willen bepalen hoe zij hun vak uitoefenen, terwijl zij naar de buitenwereld uitstralen dat zij een professie vertegenwoordigen. Daarmee verworden professionaliseringsdiscussies tot gebakken lucht. De Sonnaville veronderstelt dat dit verschijnsel niet uniek is voor de organisatieadviseurs. Ook advocaten, accountants en interim-managers doen het voorkomen alsof zij een homogeen uitgangspunt kennen, terwijl er binnenshuis dikwijls sprake is van grote verschillen in opvattingen.

Management consulting nam in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw een hoge vlucht. Talloze pogingen zijn sindsdien ondernomen om het organisatieadvies eenduidig te definiëren, door een zogeheten body of knowledge and skills te ontwikkelen en een gedragscode voor dit beroep. Die pogingen leidden echter niet tot consensus. De Sonnaville, zelf eerder actief als consultant en bestuursfunctionaris bij nationale en internationale beroepsorganisaties, onderzocht waarom niet.

De Sonnaville analyseerde literatuur over professionalisering en voerde gesprekken met uiteenlopende typen organisatieadviseurs. Hij benaderde professionalisering en identiteit van de organisatie-adviseur als sociaal geconstrueerd. De Sonnaville concludeert dat die constructie primair in de eigen, beperkte kring van adviseurs tot stand komt. Management consultants proberen binnen een eigen, vertrouwde context, zoals een afdeling, tot overeenstemming te komen over de aard van hun werkzaamheden en de standaarden die daarbij moeten worden aangelegd. Ook reflectie op het eigen functioneren en toetsing van het professionele handelen, spelen zich uitsluitend binnen die eigen kring af. Wetenschappelijke onderbouwing van de adviezen blijft achterwege.

Consultants zijn in wezen helemaal niet geïnteresseerd in een officiële beroepsconsensus, aldus De Sonnaville. Zij benadrukken juist hun onderlinge verschillen, zodat zij zich zoveel mogelijk van elkaar kunnen onderscheiden. Discussies over de aard en inhoud van het beroep zijn pogingen een mythe tot stand te brengen die grote professionaliteit suggereert; wat de corresponderende status en tarieven legitimeert. "De suggestie van een eenduidige beroepsgroep is gebakken lucht", aldus De Sonnaville.



Vrije Universiteit Amsterdam