Bulgarije
Bulgaarse verpleegkundigen met doodstraf bedreigd
Op 25 december dient voor het Libische Hooggerechtshof het hoger
beroep van vijf Bulgaarse verpleegkundigen en een Palestijnse arts die
ter dood zijn veroordeeld omdat ze 400 kinderen met HIV zouden hebben
besmet. Amnesty International hoopt dat het Hooggerechtshof de
veroordelingen en de doodstraffen zal verwerpen en zal gelasten de
verdachten vrij te laten, ofwel de verpleegkundigen en de arts te
berechten volgens internationale normen voor een eerlijk proces. Deze
zitting zou aanvankelijk op 31 januari plaatsvinden, maar deze week
werd bekend dat het Hooggerechtshof de hoorzitting heeft vervroegd op
verzoek van de verdediging. De gezondheid en de psychische toestand
van de aangeklaagden, die al in 1999 werden gearresteerd, zou nog
langer wachten niet toestaan.
Achtergrond
De vijf Bulgaarse verpleegkundigen, Kristiana Malinova Valcheva, Nasya
Stojcheva Nenova, Valentina Manolova Siropulo, Valya Georgieva
Chervenyashka, Snezhanka Ivanova Dimitrova en Zdravko Marinov Georgiev
en de Palestijnse arts, Ashraf Ahmad Juma, werden ter dood veroordeeld
in mei 2004.
Ze worden ervan beschuldigd 426 kinderen opzettelijk met HIV te hebben
besmet tijdens hun werk in het al Fateh-kinderziekenhuis in Benghazi.
Een zesde Bulgaarse verdachte werd tot vier jaar gevangenschap
veroordeeld. Negen Libische verdachten werden vrijgesproken.
Het proces is volstrekt oneerlijk verlopen. De verpleegkundigen hebben
verklaard dat de Libische politie hen herhaaldelijk heeft gemarteld om
hun tot bekentenissen te dwingen die ze overigens later weer
introkken. Ze vertelden een delegatie van Amnesty International
tijdens een bezoek in februari 2004 dat ze gemarteld zijn met
elektrische schokken, dat ze geslagen zijn en aan de armen werden
opgehangen. Ze ontkenden de aanklachten. Waarnemers van Amnesty
International hebben een zitting van hun rechtszaak bij het
gerechtshof in Benghazi bijgewoond.
De beschuldigingen van marteling werden pas in 2002 onderzocht, toen
een Libische arts op aanwijzing van de aanklager de verdachten
onderzocht. Met uitzondering van Zdravko Marino Georgiev vond deze
arts sporen op de lichamen van de verdachten die volgens hem wezen op
fysieke dwang of mishandeling of beide. Het bewijs werd vervolgens in
de rechtszaal aangevochten door een andere Libische arts, die
aanvoerde dat het onmogelijk zou zijn geweest om na zon lange tijd
sporen van marteling terug te vinden, maar die de verdachten niet zelf
onderzocht. Na deze beschuldigingen van marteling zijn acht mensen van
de veiligheidsdiensten en twee anderen in hun dienst (een arts en een
vertaler) aangeklaagd. Ze werden in mei 2005 berecht en vrijgesproken.
Amnesty International heeft de zaak van de verpleegkundigen en de arts
op talloze momenten onder de aandacht gebracht. Dat gebeurde enerzijds
publiekelijk, zoals uitgebreid in april 2004, toen Amnesty een rapport
over Libië publiceerde. Anderzijds kwam het in ontmoetingen en in
correspondentie met Libische autoriteiten aan de orde. Amnesty
International heeft steeds benadrukt dat de Libische autoriteiten het
recht en de plicht hebben om verantwoordelijken voor de infectie van
kinderen met HIV te berechten. Tientallen van deze kinderen zouden
inmiddels zijn gestorven nadat ze AIDS hadden opgelopen. Amnesty heeft
er echter ook steeds op gewezen dat de waarheidsvinding rond deze
tragische gebeurtenissen alleen maar wordt belemmerd door het recht
van verdachten op een eerlijk proces te schenden, en dat familieleden
van de kinderen op deze wijze ook geen recht wordt gedaan.
Amnesty International afdeling Nederland