Groen!

Brussel, 4 januari 2006

Persdienst Groen! Ron Hermans - woordvoerder Sergeant De Bruynestraat 78-82 | 1070 Anderlecht | tel 02 219 19 19 | fax 02 223 10 90 | gsm 0473 90 30 66

e-mail pers@groen.be | persteksten http://www.groen.be/pers/

Groen! geeft alternatieven voor de verkavelingsdrift van Paars


1. De ruimtevraat in cijfers

Vlaanderen versteent

De laatste 20 jaar nam de bebouwde oppervlakte in Vlaanderen toe met maar liefst 46%. Er ging alle ruimtelijke plannen ten spijt- gemiddeld 10 ha onbebouwde ruimte in Vlaanderen verloren PER DAG. Dat zijn 15 grote voetbalvelden. Of meer dan een vierkante meter per seconde. De laatste jaren is deze trend iets verminderd. In 2003 gingen er nog 7 ha per dag verloren. Maar als er een nieuw verkavelingsoffensief wordt ingezet, zoals de paarse partijen nu bepleiten, kan het ruimtebeslag snel weer toenemen.

Volgens de Vlaamse Regionale Indicatoren gingen er tussen 2002 en 2003 27,2 km2 onbebouwde ruimte verloren: 16,8 km2 in gemeenten in het buitengebied en 10,4 km2 in gemeenten in stedelijk gebied. Het tempo van ruimteverbruik neemt terug toe: tussen 2001 en 2002 was het maar 25 km2. En dan wordt in deze berekening de wegen (7.123 ha) nog meegeteld als open ruimte (VRIND, 2004/2005).

De bouwkavels worden groter

De gemiddelde grootte van de percelen blijft toenemen: een onbebouwd perceel was in 2000 gemiddeld 4.696 m2 groot, of 21 m2 groter dan in 1999. Een bebouwd perceel had in 2000 gemiddeld 778 m² of 3 m2 meer dan in 1999. Tussen 1985 en 2000 groeide een bebouwd perceel met gemiddeld 17%. De stijging is het grootst in het kleinstedelijk gebied en in het buitengebied. De toename is het kleinste in de centrumgemeenten van het grootstedelijk gebied (VRIND 2001).

Op basis van de gegevens over bodemgebruik van het Nationaal Instituut voor de Statistiek - NIS kennen we de hoeveelheid bebouwde ruimte+wegenis/totale oppervlakte in:
* Vlaanderen: 25,4%

* Brussel: 78,2%

* Wallonië: 13,7%

* België: 19,2%

In het laatste rapport van het Europees Milieu Agentschap worden volgende gegevens meegedeeld over het ruimteverbruik in België: bijkomende bebouwde oppervlakte de laatste tien jaar (1995 2005): 19.961 ha (= ongeveer 20 km2 per jaar) of een toename van de bebouwde ruimte in België elk jaar met 0,33%.

België bij de koplopers

De bebouwde oppervlakte in heel België bedraagt al bijna 20% van het grondgebied. Toch ligt de snelheid waarmee de open ruimte verder wordt dichtgebouwd bij ons tot de hoogste in Europa: jaarlijks wordt 0,065% van het Belgisch grondgebied extra bebouwd. Alleen Nederland verbruikt nog veel meer extra ruimte per jaar (0,154% van het grondgebied). Maar in Nederland (dat even dicht bewoond is als België) is er nog altijd maar 10% van de ruimte bebouwd. Bij ons het dubbele.

Ter vergelijking: de jaarlijkse toename van de bebouwde ruimte (in België 0,065 %) en de verhouding bebouwde opp/totale opp (in België 25,4%) in enkele buurlanden.

Extra bebouwing per jaar Totale beb. opp/totale opp België +0,065% 19,2% Duitsland +0,057% 7,5% Frankrijk +0,025 4,6% Luxemburg +0,059 7,8% Nederland +0,154% 9,4%

Een dergelijk tempo van ruimte-verbruik is ecologisch én economisch onverantwoord.


2. De oorzaken

Dat onze open ruimte zo sterk onder druk staat heeft te maken met een aantal factoren. In Vlaanderen werd en wordt de droom van ieder zijn eigen huis met tuin nog teveel vertaald als: voor elk een eigen nieuwbouwwoning op een relatief grote kavel in een verkaveling in het buitengebied.

Het beleid zowel van de lokale als van de centrale overheid was daarop afgesteld en dit blijft nog steeds doorspelen. Komt daarbij dat er in Vlaanderen een gebrek was aan een coherent ruimtelijk beleid, gebaseerd op verdichting en concentratie in kernen. Het gevolg is dat onze ruimtelijke ordening eerder geleid heeft tot ruimtelijke wanorde en dat er veel open ruimte is verloren gegaan. Dit gebrek aan ruimtelijke visie op lange termijn speelde sterk door bij de opmaak van de vroegere gewestplannen waar kwistig woon- en woonuitbreidingsgebieden werden ingekleurd. Dit speelde ook door bij de lokale BPAs waarbij veel gemeentebesturen kozen voor het maximaal vrijmaken van nieuwe kavels in de hoop daardoor nieuwe gezinnen (en inkomsten) te lokken. Deze trend blijft zich verder zetten in de opmaak van plaatselijke Ruimtelijke uitvoeringsplannen


3. Gevolgen van het toenemend ruimtebeslag

Ecologische gevolgen: verschraling, verdroging, versnippering

Ecologisch is het probleem dat door de toename van bebouwde oppervlakte de natuurlijke functies van de bodem bedreigd worden. De kwaliteit van de bodem verschraalt. Toekomstig gebruik van de bodem voor land- of bosbouw en het potentieel voor multifunctioneel, duurzaam gebruik van de grond, gaan (definitief) verloren. Door de bestrating en/of bebouwing van open ruimte wordt de bodem afgesloten, verzegeld. Dit heeft in elk geval zware gevolgen voor de waterhuishouding (op peil houden van grondwaterlagen + het bijkomende gevaar van contaminatie van het grondwater) en kan bijdragen tot verdroging. Bebouwing en bestrating leiden doorgaans tot een vermindering of tot een versnippering van het areaal aan natuurlijke ruimte, met alle gevolgen van dien voor de biodiversiteit.

Economische gevolgen: gemeenten worden steeds meer op kosten gejaagd

Maar de toename van bebouwde oppervlakte vormt ook in toenemende mate een economische belasting. De overheid, en vooral de gemeenten moeten door het verder aansnijden van groene zones (greenfields) voor woonuitbreidingsgebieden of bedrijfsruimten, steeds meer investeren in ontsluitingsvoorzieningen : kosten voor de aanleg van nieuwe straten, nutsleidingen, aansluitingen (openbaar vervoer) maar ook nieuwe sociale infrastructuur (zoals nieuwe scholen, kinderkribbes, ontmoetingscentra.) : deze extra voorzieningen slokken op hun beurt weer extra ruimte op. Nieuwe bebouwing zorgt ook steevast voor extra mobiliteitsstromen, met de nodige ruimte voor wegen, maar ook parkeerruimte, garages, e.d.

Tegenover deze ontsluitingskosten staan niet noodzakelijk steeds extra inkomsten (extra bewoners of bedrijven die de gemeentekas extra spijzen). Door maatschappelijke evoluties als gezinsverdunning zet de verdere verkavelingsdrift zich ook door bij een gelijkblijvend inwonersaantal. De ontsluitingskosten per inwoner vertonen dan ook een stijgende lijn.

Zo kunnen gemeenten in een vicieuze cirkel terecht komen: om extra inkomsten te verwerven, trachten ze extra bewoners of bedrijven aan te trekken, maar deze zorgen navenant voor meer extra kosten dan baten. Als het inwoneraantal daalt (of bedrijven wegtrekken) blijft men met zeer hoge instandhoudingskosten zitten, waardoor de fiscale druk voor de resterende bewoners relatief te hoog wordt. Wat opnieuw mensen kan aanzetten om andere oorden op te zoeken.

Als men de lange termijn infrastructuurkosten voor gemeenten vergelijkt tussen een ontwikkeling waarbij nieuwe woningen gecreëerd worden door verdichting binnen een stedelijk gebied of aansluitend bij woonkernen enerzijds en het aansnijden van nieuwe groene ruimten buiten bestaand stedelijk gebied anderzijds, blijkt dat deze in het tweede geval 75 tot 90% hoger liggen dan in het eerste geval .

Dus wanneer er nieuwe woningen moeten komen, is het economisch veel interessanter om te werken met compacte verkavelingen die aansluiten bij verstedelijkte kernen.


4. De politieke signalen

Iedereen kan zien dat de open ruimte sterk onder druk staat in Vlaanderen en dat er dus een kentering nodig is wanneer men de leefbaarheid van Vlaanderen ook op lange termijn veilig wil stellen. In de vorige legislatuur werd dit deels ingezet door een restrictiever beleid te voeren ten aanzien van het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. De huidige regeringspartijen willen deze restrictievere aanpak echter terugschroeven en geven daarbij het omgekeerde signaal! Zonder enige toekomstvisie spelen de huidige meerderheidspartijen in op de droom van de (hardwerkende) Vlaming met baksteen in de maag en vertalen dit op een populistische manier in een verdere verstening van Vlaanderen.

VLD WIL WOONUITBREIDINGSGEBIEDEN VERSNELD AANSNIJDEN

In een gewest waar ruimte bijzonder schaars is geworden, is het absoluut niet duurzaam, en eigenlijk onverantwoord, om te pleiten voor het aanzwengelen van het aansnijden van nieuwe woonuitbreidingsgebeiden.. Dit is nochtans wat de paarse partijen op dit ogenblik doen. Ze willen terecht het probleem aanpakken van de zorg van veel Vlamingen om een goede en betaalbare woning te vinden. Maar ze willen dit doen ten koste van de open ruimte in Vlaanderen. Hier volgt Groen! niet.

VLD-minister Van Mechelen stelde zijn Atlas van de Woonuitbreidingsgebieden voor eind november en wil op die manier 100.000 extra bouwgronden vrijmaken in Vlaanderen. Van de 18.000 hectare onbebouwd woonuitbreidingsgebied kan minstens 5000 ha snel in gebruik genomen worden, zo stelt hij. Door nieuwe gebieden aan te snijden wil hij de prijzen drukken. Een klassiek beleid waarbij éénzijdig de druk gelegd wordt op groene ruimtes en te weinig rekening gehouden wordt met de 200.000 à 300.000 onbebouwde percelen in gewone woongebieden. Volgens de BBL zijn deze (officiële) cijfers een serieuze onderschatting en zouden er nog 675.000 onbebouwde percelen beschikbaar zijn in woongebieden.

SPa WIL WOONUITBREIDINGSGEBIEDEN VERSNELD AANSNIJDEN MITS SOCIALE CORRECTIE

In feite volgt SP.a -voorzitter Johan Vande Lanotte zijn liberale collega maar voegt daar een correctie aan toe: één derde van de woonuitbreidingsgebieden zouden tegen 60% van de marktwaarde moeten verkocht worden.

Het signaal dat hiermee gegeven wordt, is totaal fout: de socialisten verwarren (allicht bewust) de terechte eis op betaalbaar wonen met de illusie dat een eigen nieuw huis met tuintje realiseerbaar is voor iedereen. Tevens laten zij daarmee ook de grote steden vallen die nochtans in de komende jaren de volle politieke steun én middelen moeten krijgen om hun levensnoodzakelijke revival te kunnen realiseren.

Terecht maakten commentatoren een onderscheid tussen het recht op wonen en het recht op bouwgrond'. Maatregelen om het aantal beschikbare bouwgronden sterk op te drijven, zijn misschien populair, maar zeker niet te verzoenen met een beleid dat streeft naar een duurzaam ruimtegebruik.

Dat er maatregelen moeten genomen worden om meer betaalbare kavels ter beschikking te stellen is een goede optie, maar dit moet in de eerste plaats gebeuren binnen de beschikbare bouwgronden in woongebieden en dus niet via het versneld aansnijden van woonuitbreidingsgebieden.

Het is trouwens opvallend dat de nadruk niet ligt op het realiseren van betaalbare (sociale) huurwoningen, wat nochtans voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen een absolute prioriteit is.

MINISTER PEETERS OPENT ONDERTUSSEN DE JACHT OP NATUURGEBIEDEN

Op 23/12 besliste de Vlaamse regering op voorstel van Minister Peeters dat provincies en steden reeds afgebakende natuurgebieden opnieuw mogen inkleuren als woon- of landbouwgebied. Dit is een perfide uitholling van het natuurdecreet waardoor de inhaaloperatie op vlak van natuur, ingezet door paars-groen wordt teruggeschroefd.

Onder de vorige paarsgroene regering werden de eerste, belangrijke stappen gezet voor de uitbouw van een netwerk van liefst 126.000 ha natuurgebieden, het zogenaamde Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). In een eerste fase werden 87.000 ha natuurgebied aangeduid. Het was de bedoeling dat de huidige regering ook de nog resterende 39.000 ha natuurgebieden zou aanduiden.

Maar het omgekeerde gebeurt nu: terwijl op vlak van ruimtelijke ordening het spaarzaam omgaan met open ruimte wordt teruggeschroefd, wordt ook het statuut van beschermde open gebieden op de helling gezet.

En ondertussen maken noch Peeters noch Van Mechelen werk van de verdere afbakening van natuurgebieden (VEN fase 2). De resterende 39.000 ha natuurgebied zouden samen met de landbouwgebieden worden aangeduid. Eind 2005 is een eerste reeks van 41.000 ha landbouwzone vastgelegd, maar van bijkomende natuurgebieden is allang geen sprake meer

GROEN! WIL EEN TOTAAL ANDER BELEID!!!

Groen! streeft naar goede én betaalbare woningen voor iedereen, maar we willen tegelijk ook voldoende groen en open ruimte in Vlaanderen vrijwaren voor iedereen, ook voor onze kleinkinderen.

De droom van de eigen woning met groen kan omgebogen worden tot een duurzaam toekomstbeeld: dat van betaalbare (al dan niet sociale) huur- of koopwoningen in steden en in of aansluitend bij kernen met directe toegang tot voldoende groen in de buurt, in wijken die terug leefbaar worden door nieuwe vormen van sociale vernetting, opwaardering van publieke ruimte, meer plaats voor kinderen om te spelen op straat, voor ouderen om te verpozen op pleinen.

Groen! wil gaan voor het vrijwaren van de open ruimte op het platteland en het creëren van nieuwe groene leefruimte in steden en kernen. Hier willen we zoeken naar een evenwicht tussen verdichting en compact ruimtegebruik enerzijds en ontpitting, terug vrij maken van dichtgebouwde percelen anderzijds. Dit is een sterk ecologisch en tegelijk een sterk sociaal verhaal: Groen! wil geen nieuwe ruimte aanslaan, maar ongebruikte, verwaarloosde of mismeesterde ruimte terug opeisen en valoriseren.

Naar analogie met wat o.m in Duitsland wordt toegepast, moet ook in Vlaanderen een duurzaamheidsnorm voor verbruik van ruimte door verkeer en verkavelingen ingevoerd worden.

Als we de Duitse norm voor 2020 toepassen op Vlaanderen moeten we tot een reductie van het ruimteverbruik komen van maximum 1,5 ha/dag.

Uiteraard is in Vlaanderen een veel striktere normstelling nodig, omdat wij de voorbije decennia al zoveel open ruimte verkwanseld hebben. In feite zou het ruimteverbruik zelfs tot nul moeten herleid worden, gezien in Vlaanderen al meer dan een kwart van de ruimte bebouwd isTer vergelijking in Nederland is dat een goede 10%.

Groen dichtbij huis voor iedereen, is overigens ook een zeer sociale doelstelling. Een klein derde van de Vlamingen gaat niet op vakantie en van de Vlaamse vakantiegangers blijft iets minder dan één derde ook liefst in eigen land (VRIND, 2002). Groene vakantieoorden in het buitenland zijn niet weggelegd voor iedereen.


5. Groene alternatieven om open ruimte te sparen Nieuwe instrumenten om te komen tot een duurzame ruimtelijke ordening en een duurzaam ruimtegebruik

Los van de klassieke ruimtelijke planningsinstrumenten is er dus nood aan nieuwe instrumenten om de open ruimte te beschermen.


1. Principes

Volgende principes moeten als basis genomen worden bij het uitwerken van deze instrumenten:
* de open ruimte is schaars in Vlaanderen dus moet deze maximaal gevrijwaard blijven

* bestaande onbenutte ruimte moet optimaal gebruikt worden op basis van verdichting en verkerning

* recht op goed en betaalbaar wonen is het uitgangspunt, wat iets totaal anders is dan ieder heeft recht op een goedkope, eigen nieuwbouwwoning

* lokale besturen die ruimte sparen moeten beloond worden
* fiscale instrumenten kunnen ingezet worden om ruimte te sparen en wonen in steden aantrekkelijker te maken


2. Eigen voorstellen

2.1. Gemeenten belonen voor zuinig en meervoudig ruimtegebruik

Gemeenten die ervoor kiezen om spaarzaam om te springen met ruimte, dienen hiervoor beloond te worden. Duurzaam ruimteverbruik kan als criterium ingebracht worden in de afwegingscriteria voor de verdeling van het Gemeentefonds over de verschillende Vlaamse gemeenten.

De huidige criteria voor de omslag van middelen van het Gemeentefonds naar de gemeenten, zijn:
* het aantal inwoners

* de centrumfunctie (aantal mensen die er werken en studeren)
* sociale criteria (fiscale armoede sociale maatstaven)


6% van de omgeslagen middelen wordt verdeeld op basis van het criterium open ruimten op basis van de oppervlakte bos, tuinen en parken, woeste gronden, gekadastreerde wateren,akkerland, grasland, recreatiegebieden en boomgaarden.

Dit criterium kan opgewaardeerd worden, mits het ook een meer actieve invulling krijgt: gemeenten die zelf de keuze maken om open ruimte te vrijwaren, zouden dan meer middelen trekken.

Gemeenten die kiezen voor schrapping van voorziene woonuitbreidingsgebieden en deze omzetten in natuur- of landbouwzone krijgen een extra-dotatie uit het gemeentefonds. Deze open-ruimte-bonus wordt bepaald op basis van de jaarlijkse extra-inkomsten die er zouden zijn bij verkaveling (berekend op basis van aantal wooneenheden gem. inkomen en daaruit voorkomende belastingen extra afgeleide inkomsten)

2.2. Speculatie-heffing op onbebouwde percelen

De zogenaamde schaarste op de markt van bouwgronden is eigenlijk een fictieve schaarste. Volgens officiële cijfers zouden er 300.000 à 400.000 onbebouwde kavels liggen in bestaande woongebieden, volgens realistische prognoses zijn dat er zelfs 675.000.

Deze worden om uiteenlopende redenen niet op de markt gebracht, maar veelal gaat het om louter speculatieve redenen.

Bouwmaatschappijen, vastgoedmakelaars e.d. houden percelen bouwgrond kunstmatig achter om op die manier de prijzen hoog te houden of omdat ze speculeren dat de prijzen nog meer zullen stijgen.

Het feit dat deze bouwpercelen niet op de markt komen heeft nefaste gevolgen:
* eerst en vooral worden de percelen bouwgrond duurder doordat een kunstmatige schaarste wordt gecreëerd

* de druk op de open ruimte neemt toe, niettegenstaande er nog veel plaats is in bestaande woongebieden

Vermits er in feite geen schaarste is, zou het onverantwoord zijn om in de huidige omstandigheden nieuwe woonuitbreidingsgebieden aan te snijden. Dit is buigen voor de speculanten, ten koste van de burger en van de open ruimte.

Vandaar dat Groen! pleit voor de invoering van een speculatie-heffing, die progressief stijgt in functie van de tijd. Door deze speculatie-heffing te laten stijgen naarmate het perceel langer onbebouwd blijft liggen, zal het op de markt brengen ook progressiever gebeuren zodat er geen te zware distorsies zijn. Het invoeren van een dergelijke speculatie-heffing zal er wel voor zorgen dat én de prijzen zullen dalen (of minstens niet meer zullen stijgen) én de druk op de open ruimte zal afnemen.

Het is NIET de bedoeling om eigenaars te treffen die 1 of 2 percelen bouwgrond in bezit hebben voor hun kinderen, deze zouden vrijgesteld worden. Het gaat wel om de vastgoed-speculanten die meerdere percelen laten slapen in afwachting van nog betere tijden en nog meer winsten.

2.3. Steun voor wonen in de stad en in kernen

Om ruimte te sparen in Vlaanderen is het cruciaal dat radicaal de kaart getrokken wordt van kwaliteitsvol wonen in de stad. Groen! wil meer gewestmiddelen voor het Stedenfonds en de stadsvernieuwingsprojecten. Deze Vlaamse regering geeft blijk van een anti-stedelijke mentaliteit, als ze pleit voor nieuwe verkavelingen in het buitengebeid maar tegelijk de middelen voor stadsvernieuwing afbouwt.

Groen! lanceert 5 groene stellingen voor beter wonen in de steden:


1. Huren is niet minderwaardig aan kopen en moet ook betaalbaar blijven

Het is geen kerntaak van de overheid om iedereen zo snel en voordelig mogelijk een eigen huis aan de hand te doen. Er moet veel meer geïnvesteerd worden in sociale huurwoningen en in het betaalbaar houden van de privé-huurmarkt. Er staan ongeveer 80.000 mensen op de wachtlijst voor een sociale woning, maar eigenlijk komen er 300.000 in aanmerking.

Al deze mensen komen nu terecht op de private huurmarkt, waar de prijs/kwaliteit-verhouding slecht is. Huren op de privé-huurmarkt wil Groen! stimuleren door een maximum factuur in te stellen voor de huur. Dit kan door een aangepast systeem van huursubsidies gekoppeld aan huurrichtprijzen.


2. Vrijstelling van registratierechten bij aankoop van een eigen woning in achtergestelde stadswijken

Voor bepaalde afgebakende gebieden kunnen wijkcontracten afgesloten waar woon- en ruimtelijke kwaliteit aangepakt wordt. Het doel is te streven naar een verbetering van de leefkwaliteit in die buurten, het bekomen van een betere mix van bevolkingsgroepen, maar ook het vermijden van sociale verdringing. Het wijkcontract combineert minstens 4 maatregelen tegelijk: het realiseren van sociale woningbouw, het steunen van renovatie voor eigenaars-bewoners en eigenaars-verhuurders, het streng aanpakken van leegstand en verkrotting én het aantrekken van nieuwe bewoners via vrijstelling van registratierechten. In deze buurten geldt een vrijstelling van registratierechten enkel voor aankoop van een
1ste woning die niet verhuurd wordt, en slechts mag verkocht worden na een periode van 10 jaar. De vrijstelling geldt slechts voor een beperkte periode waarbinnen de wijkontwikkeling gebeurt en waarbij het aantrekken van jonge gezinnen belangrijk is voor de revival van de wijk. Deze periode wordt vastgelegd in het wijkcontract. Dit impliceert dat het Gewest steeds partij is bij het afsluiten van een dergelijk wijkcontract.


3. Vernieuwbouw is (dikwijls) beter dan nieuwbouw op den buiten

Gezinnen die ervoor kiezen om een huis te renoveren wil Groen! actief ondersteunen, omwille van de duurzame keuze die ze maken. Een nieuw instrument zijn sociaal-ecologische renovatiecontracten met eigenaars, maar ook met huurders. Ook voor eigenaar-bewoners kan de woonkost een (te) grote hap zijn uit hun budget. Vaak hebben zij niet meer de middelen die nodig zijn om renovaties uit te voeren waardoor de woonkwaliteit vermindert. Dikwijls zijn bijv. energiebesparende maatregelen echt nodig om de energiefactuur betaalbaar te houden, maar ontbreken de middelen. Een systeem van voorfinanciering van renovatiewerken kan ervoor zorgen dat ook lage inkomensgroepen investeren in hun woning (cfr. Antwerpen Schipperskwartier).

Huurders moeten de mogelijkheid hebben om een renovatiepremie aan te vragen en krijgen in ruil voor de renovatiewerken huurzekerheid en huurprijszekerheid krijgen voor een bepaalde periode, die verankerd worden in het huurcontract.


4. Actieve strijd tegen de verkrotting

Verkrotte en leegstaande panden belasten, de kwaliteit van woningen actief controleren via krot-spot-acties en panden die door eigenaars verwaarloosd worden, als gemeente opeisen en zelf renoveren : dat is het actief beleid dat Groen! o.m. voert in de stad Antwerpen. Alleen in Antwerpen wordt het sociaal beheersrecht als voorzien in de Vlaamse Wooncode, op dit ogenblik toegepast: de stedelijke overheid kan woningen die verkommeren opeisen en zelf laten renoveren om ze vervolgens via een sociaal verhuurkantoor te verhuren.


5. Wonen in het groen... in de stad

Een huisje met een tuintje voor iedereen in de stad is niet mogelijk. Maar meer ruimte voor groen in de stad is wel mogelijk, en zelfs noodzakelijk om de stedelijke omgeving leefbaar te houden, gezinnen met jonge kinderen in de stad te houden en zo de stadsvlucht tegen te gaan. Het idee dat in steden alleen kan gekozen worden voor verdichting en alle open ruimte moet sneuvelen voor woningen is voorbijgestreefd: er moet juist heel zuinig omgegaan worden met de resterende groene ruimtes in de steden. Meer zelfs men kan ervoor kiezen om via ontpitting nieuwe groenzones of nieuwe publieke ruimte in de steden vrij te maken. Met ontpitting bedoelen we de afbraak van leegstaande of afgeleefde panden om temidden van wijken en woonblokken nieuwe ademruimte te creëren.

Groen! stelt daarom normen voorop voor groene leefbaarheid. Iedere bewoner heeft recht op basisgroen: op woongroen op max. 150 meter, op wijkgroen op max. 400 meter. Elke bewoner heeft op wijkniveau recht op 10 m2 groen. En elke stadsbewoner moet binnen fietsafstand een stadsbos of groot wandelpark ter beschikking hebben. Waar deze norm niet gehaald wordt, wordt een offensief groen-ontwikkelingsplan opgemaakt op wijkniveau. Begroeningspremies per vierkante meter voor gevelgroen, groene daken of het vergroenen van verharde voortuinen.
---

Cf. Schroer,W. (1999) : The Transportation and Environmental Impacts of Infill Versus Greenfield Development Terug naar inhoudstafel gemeenten Terug naar overzicht persconferenties

© Groen!
HOME | SITEMAP | ZOEKEN | CONTACT

ontworpen & ontwikkeld door Uneek