Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

RIVM rapport hiv en soa in Nederland in 2004

Kamerstuk, 9-1-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-CB-U-2645414

Het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu rapporteert als nationale hiv- en soa-surveillance unit over de cijfers op het gebied van seksueel overdraagbare aandoeningen inclusief hiv. Op 29 november jl. heeft het CIb het eindrapport `HIV and sexually transmitted infections in the Netherlands in 2004' uitgebracht. Per brief van 7 december vraagt u mij om een standpunt op dit rapport.

Het rapport laat zien dat er in 2004 938 personen met hiv zijn gediagnosticeerd, het aandeel homoseksuele mannen hierin is ten opzichte van 2003 weer gestegen. In 2004 nam het aantal gevallen van chlamydia met 19% en van gonorroe met 12% toe. Ook syfilis is weer gestegen. Overigens zijn de stijgingen waarschijnlijk voor een deel te verklaren doordat er meer wordt getest op soa sinds het `actief testbeleid' van kracht is.

Deze stijging in 2004 is niet nieuw. Sinds 2000 neemt het aantal soa, net als in andere Westerse landen, weer flink toe in Nederland. Dat is voor mij reden geweest om in 2003 maatregelen te nemen om de soa-bestrijding te versterken. Ten eerste het verbeteren van de voorlichting over soa en ten tweede het actiever opsporen, testen en behandelen van soa.

Over het verbeteren van de voorlichting heb ik u in december 2004 geïnformeerd (kamerstuk 2004-2005, 29220, nr.4). Een belangrijk onderdeel van dit `voorlichtingsplan' was het duidelijk benoemen van de verantwoordelijkheden van de diverse instellingen die zich per risicogroep bezighouden met de voorlichting over soa. Daarnaast zijn de diverse activiteiten op het gebied van preventie en voorlichting beter op elkaar afgestemd. Het CIb stuurt vanaf 2006 die instellingen aan.

Als tweede maatregel heb ik sterker ingezet op het actief opsporen, testen en behandelen van soa. Hierover bent u recent geïnformeerd per brief (kamerstuk 2005-2006, 29220, nr.5). De organisatiestructuur is verbeterd door de aanvullende curatieve soa-bestrijding op regionaal niveau te organiseren. Nederland is daarvoor opgesplitst in zeven verzorgingsgebieden. Eén gebied heeft twee regio's (Zuid-Holland). Per verzorgingsgebied neemt een coördinerende GGD de organisatie van de soa-bestrijding op zich. Daarbij wordt samengewerkt met de andere GGD'en en eventueel andere samenwerkingspartners, zoals poliklinieken van ziekenhuizen. Ook heb ik extra geld vrijgemaakt voor de aanvullende curatieve bestrijding van soa. In 2003 was dat nog 6,4 miljoen euro per jaar. Inmiddels is dat bedrag verhoogd naar ruim 11 miljoen euro voor 2006. Dat geld gaat naar de GGD'en. Zij moeten daarmee vooral de risicogroepen stimuleren om zich te laten testen op soa met als doel het verbeteren van de volksgezondheid. De GGD'en krijgen een vergoeding per gevonden soa. Het budget groeit dus als het ware mee met de omvang van de soa-problematiek in een regio.

De hiv-cijfers over 2004 laten zien dat het aandeel homoseksuele mannen in de nieuwe hiv-infecties weer toenam. Ook de andere soa blijven flink stijgen in deze groep. Daarom heb ik het CIb gevraagd een internationale audit te organiseren naar de Nederlandse soa- en hiv-preventie bij de groep homomannen. Deze audit wordt in 2006 uitgevoerd.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst