Partij van de Arbeid


Den Haag, 24 januari 2006


Vragen van de leden Douma en Smeets (beiden PvdA) aan
de minister van Financiën en de staatssecretaris van
Economische Zaken


inzake structuurfondsen


1. Is het waar dat in de afspraken over de Financiële Perspectieven voor de periode 2006-
2013 (waarover recent in de Europese Raad overeenstemming is bereikt) het voor
Nederland gedurende die periode beschikbare bedrag vanuit de structuurfondsen 1,7
miljard Euro bedraagt1?


2. Onderschrijft u het eerder ingenomen standpunt, gesteund door de PvdA, dat er in de
Financiële Perspectieven geen, c.q. minder geld uitgetrokken moet worden voor de
ondersteuning van `zwakke regio's' in `rijke' landen (in beginsel moeten immers de
`rijke' landen zelf voor hun zwakke regio's zorgen) nog steeds?


3. Bent u op de hoogte van de zorg van de verschillende regio's die in het verleden
middelen uit de Europese fondsen kregen, over het wegvallen van ondersteuning van
die zwakkere regio's?


4. Op welke wijze zult u trachten de voor de structuurfondsen resterende Europese
middelen zo goed mogelijk ter beschikking te laten komen van die regio's waar de
economische noodzaak daartoe het grootst is. Wat is uw beleid in deze?


5. Bent u met de PvdA van mening dat een deel van het bedrag dat vrijkomt als gevolg
van de eveneens overeengekomen afdrachtvermindering van Nederland aan de EU
aangewend moet worden om te waarborgen dat het relatief `rijke' Nederland zelf haar
zwakke regio's ondersteunt?


6. Welk deel van die vrijkomende middelen zal de komende jaren worden ingezet om
zelf de verantwoordelijkheid te nemen voor en uitvoering te geven aan de
ondersteuning van relatief zwakke regio's?


7. Op welke wijze beïnvloedt het wegvallen van een groot deel van de Europese fondsen
het regionaal economische beleid van de regering?


8. Op welke termijn kan de Tweede Kamer op dit gebied nadere voorstellen van u
verwachten?


1 Financiële Dagblad van 19 januari 2006






---- --